De zienswijze van de bijbel
Hecht God zijn goedkeuring aan oorlog?
HOE dikwijls hebben heersers, generaals en zelfs geestelijken in de naam van God de oorlog verklaard en goedgekeurd! In 1095 vertrok de Eerste Kruistocht met de zegen van paus Urbanus II om de „Heilige Stad” Jeruzalem te heroveren voor de christenheid. Maar voordat ze hun doel bereikten, werd een groep kruisvaarders door Turken, wier ijver voor Allah niet onderdeed voor het geloof van de kruisvaarders in de Drie-eenheid, afgeslacht.
In augustus 1914 schreef een jonge Duitser vanuit zijn kampement: „Als er in de geschiedenis gerechtigheid bestaat en goddelijke leiding — en daar ben ik absoluut zeker van — dan moeten wij overwinnen.” In diezelfde maand zette tsaar Nicolaas II de legers van Rusland in tegen Duitsland en verklaarde: „Ik groet mijn moedige troepen en mijn edele bondgenoten uit het diepst van mijn hart. God is met ons!”
Miljoenen soldaten die daardoor waren aangespoord, zijn naar het front gegaan in de volle overtuiging dat God aan hun zijde stond. Veel mensen vinden dat God een dergelijke strijd toelaat als prijs voor vrijheid en wijzen op de oorlogen in de Hebreeuwse Geschriften (meestal het Oude Testament genoemd). Is hun uitleg van Gods Woord juist?
De oorlogen van het oude Israël
Jehovah God verordende dat Israël oorlog moest voeren om het Beloofde Land te ontdoen van de ontaarde Kanaänieten (Leviticus 18:1, 24-28; Deuteronomium 20:16-18). Net zoals God de kwaaddoeners in de dagen van Noach door een vloed had gestraft en in het geval Sodom en Gomorra door vuur, gebruikte hij de natie Israël als zijn terechtstellingszwaard. — Genesis 6:12, 17; 19:13, 24, 25.
Volgens de bijbel leverde Israël onder Gods leiding nog meer veldslagen, gewoonlijk om niet-geprovoceerde, vijandelijke bedreigingen af te weren. Wanneer de natie Jehovah gehoorzaamde, eindigden de oorlogen die ze voerde in haar voordeel (Exodus 34:24; 2 Samuël 5:17-25). Maar wanneer Israël zich in weerwil van goddelijke raad in de strijd waagde, was rampspoed gewoonlijk het resultaat. Neem het geval van koning Jerobeam. Een rechtstreekse profetische waarschuwing negerend, zond hij zijn enorme leger uit in een burgeroorlog tegen Juda. Toen het eindelijk gedaan was met het geweld, hadden 500.000 van Jerobeams soldaten het leven verloren (2 Kronieken 13:12-18). Zelfs de getrouwe koning Josia begaf zich ooit in een strijd die hem niet aanging. De overhaaste beslissing kostte hem zijn leven. — 2 Kronieken 35:20-24.
Wat tonen deze gebeurtenissen aan? Dat in het oude Israël de beslissing om oorlog te voeren bij God lag (Deuteronomium 32:35, 43). Hij liet zijn volk strijden voor specifieke doeleinden. Die doeleinden werden echter lang geleden verwezenlijkt. Bovendien zouden degenen die hem „in het laatst der dagen” dienen, volgens Jehovah’s voorzegging „hun zwaarden tot ploegscharen . . . smeden” en „de oorlog niet meer leren” (Jesaja 2:2-4). Het is duidelijk dat de bijbelse oorlogen geen rechtvaardiging vormen voor de hedendaagse conflicten waarvan er niet een onder Gods leiding of op zijn bevel wordt gestreden.
De uitwerking van Christus’ onderwijs
Toen Jezus op aarde was, toonde hij hoe haat kon worden vervangen door onzelfzuchtige liefde door te gebieden: ’Hebt elkaar lief zoals ik u heb liefgehad’ (Johannes 15:12). Hij zei ook: „Gelukkig zijn de vredelievenden” (Mattheüs 5:9). Hier betekent het Griekse woord voor ’vredelievend’ meer dan een toestand van innerlijke kalmte. In werkelijkheid betekent het vrede aankweken, er actief aan werken goede betrekkingen te bevorderen.
Toen Jezus werd gearresteerd, probeerde de apostel Petrus hem met een dodelijk wapen te verdedigen. Maar de Zoon van God wees hem terecht door te zeggen: „Steek uw zwaard weer op zijn plaats, want allen die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard vergaan” (Mattheüs 26:52). Hoe pasten de eerste-eeuwse christenen die woorden toe? Let eens op de volgende aanhalingen:
„Een nauwkeurig overzicht van alle beschikbare inlichtingen toont aan dat tot de tijd van Marcus Aurelius [121–180 G.T.] geen christen soldaat werd, en geen soldaat, na christen te zijn geworden, in militaire dienst bleef.” — The Rise of Christianity.
„Het gedrag van de [vroege] christenen was heel anders dan dat van de Romeinen. . . . Daar Christus de vrede had gepredikt, weigerden zij soldaat te worden.” — Our World Through the Ages.
Omdat Christus’ discipelen weigerden in de legers van de keizer te dienen, brachten de Romeinen velen van hen ter dood. Waarom hielden christenen vast aan zo’n impopulair standpunt? Omdat Jezus hun leerde vredestichters te zijn.
De hedendaagse oorlogvoering
Stel u de verschrikkelijke situatie voor als Christus’ volgelingen aan twee zijden van het front zouden moeten vechten in een poging elkaar te doden. Zo’n scenario zou botsen met christelijke beginselen. Ja, degenen die de God van de bijbel gehoorzamen, zouden nooit iemand schade berokkenen — zelfs hun vijanden niet.a — Mattheüs 5:43-45.
Het is duidelijk dat God geen goedkeuring hecht aan hedendaagse vleselijke oorlogvoering tussen mensen. Omdat ware christenen vredelievend zijn, steunen ze de vrede die onder Gods koninkrijk over de hele wereld tot stand zal worden gebracht.
[Voetnoot]
a De bijbel heeft het over „Har–Magedon”, ook wel „de oorlog van de grote dag van God de Almachtige” genoemd. Dat heeft geen betrekking op menselijke oorlogvoering maar op Gods selectieve vernietiging van kwaaddoeners. Daarom kan Har–Magedon niet worden aangevoerd om hedendaagse menselijke conflicten goed te praten, of om aan te tonen dat God die zegent. — Openbaring 16:14, 16; 21:8.
[Illustratie op blz. 20]
Generaal Francisco Franco van Spanje poseert met enkele katholieke geestelijken
[Verantwoording]
U.S. National Archives photo
[Illustratie op blz. 21]
Soldaten ontvangen voor hun vertrek naar Kosovo op 11 juni 1999 de zegen van Grieks-orthodoxe geestelijken
[Verantwoording]
AP Photo/Giorgos Nissiotis