Mozes — Mens of mythe?
MOZES werd onder levensbedreigende omstandigheden geboren. Zijn volk bestond uit een groep nomadische families die zich met hun vader Jakob, of Israël, in Egypte hadden gevestigd om aan de hongerdood te ontkomen. Tientallen jaren hadden ze vreedzaam met hun Egyptische buren samengeleefd. Maar toen kwam er een onheilspellende verandering. Een gerespecteerd historisch verslag zegt: „Er [stond] een nieuwe koning op over Egypte . . . Hij dan zei tot zijn volk: ’Ziet! Het volk van de zonen van Israël is talrijker en machtiger dan wij. Komaan! Laten wij schrander met hen handelen, opdat zij zich niet vermenigvuldigen.’” Wat waren ze van plan? Ze wilden de bevolkingsgroei onder de Israëlieten in de hand houden door ze te dwingen „onder tirannie slavendienst te verrichten” en daarna door de Hebreeuwse vroedvrouwen bevel te geven om elk mannelijk kind dat ter wereld kwam, te doden (Exodus 1:8-10, 13-16). Dankzij de moed van hun vroedvrouwen, die weigerden het bevel te gehoorzamen, werden de Israëlieten echter steeds talrijker. Daarom beval de koning van Egypte: „Iedere pasgeboren zoon dient gij in de rivier de Nijl te werpen.” — Exodus 1:17, 22.
Over één Israëlitisch echtpaar, Amram en Jochebed, wordt gezegd: „Zij vreesden het bevel van de koning niet” (Hebreeën 11:23). Jochebed schonk het leven aan een zoon die later beschreven zou worden als „goddelijk schoon”a (Handelingen 7:20). Misschien merkten ze op de een of andere manier dat dit kind door God begunstigd werd. In elk geval weigerden ze hun kind af te staan om het ter dood te laten brengen. Met gevaar voor eigen leven besloten ze hem te verbergen.
Na drie maanden konden Mozes’ ouders hem niet langer verborgen houden. Ze hadden geen keus meer, dus ze moesten iets doen. Jochebed legde de zuigeling in een vaartuigje van papyrus en zette het in de Nijl. Zonder het te beseffen zette ze hem daarmee in de geschiedenisboeken! — Exodus 2:3, 4.
Geloofwaardige gebeurtenissen?
Veel wetenschappers verwerpen deze gebeurtenissen als verzinsels. „Het is namelijk zo”, zegt Christianity Today, „dat er geen enkel direct archeologisch bewijsmateriaal is gevonden van [de jaren waarin] de kinderen Israëls in Egypte verbleven.” Er mogen dan misschien geen directe, tastbare bewijzen zijn, er is wel een aanzienlijk aantal indirecte bewijzen dat het bijbelverslag geloofwaardig is. De egyptoloog James. K. Hoffmeier zegt in zijn boek Israel in Egypt: „Uit archeologische gegevens blijkt duidelijk dat de volken uit de Levant [de landen in het oostelijke Middellandse-Zeegebied] regelmatig in Egypte kwamen, vooral als gevolg van klimatologische problemen die droogte veroorzaakten . . . Daarom was Egypte in de periode van ruwweg 1800 tot 1540 v.C. voor Semitisch-sprekende mensen in West-Azië een aanlokkelijk land om naar toe te trekken.”
Bovendien wordt al lange tijd erkend dat de beschrijving die de bijbel van de Egyptische slavernij geeft, met de feiten overeenkomt. Het boek Mozes zegt: „Het bijbelverslag over de onderdrukking van de Israëlieten lijkt te worden bevestigd in een veelvuldig gereproduceerde graftekening uit het oude Egypte, waarop zeer gedetailleerd te zien is hoe een groep slaven leemstenen maakt.”
De bijbelse beschrijving van het arkje dat Jochebed gebruikte, klinkt eveneens geloofwaardig. De bijbel zegt dat het was gemaakt van papyrus, dat volgens Cooks Commentary „door de Egyptenaren vaak voor lichte en snelle boten werd gebruikt”.
Maar is het niet moeilijk te geloven dat een nationaal leider bevel geeft tot het koelbloedig vermoorden van zuigelingen? De wetenschapper George Rawlinson brengt ons onder de aandacht: „Kindermoord . . . kwam in verschillende tijden en landen algemeen voor en werd als een normale zaak beschouwd.” We hoeven inderdaad niet lang te zoeken naar even afschuwelijke voorbeelden van massamoord in onze tijd. Het bijbelverslag mag dan schokkend zijn, het is maar al te geloofwaardig.
In het huisgezin van Farao opgenomen
Jochebed liet het lot van het kind niet aan het toeval over. Ze „zette het [arkje] tussen het riet aan de oever van de rivier de Nijl”. Dit was kennelijk een plaats waar ze hoopte dat het gevonden zou worden. Het was de plaats waar Farao’s dochter kwam baden, misschien wel geregeld.b — Exodus 2:2-4.
Het arkje werd al snel ontdekt. „Toen [Farao’s dochter] het openmaakte, kreeg zij het kind te zien, en zie, het jongetje weende. Zij dan had mededogen met hem, ofschoon zij zei: ’Dit is een van de kinderen van de Hebreeën.’” De Egyptische prinses besloot hem dus te adopteren. Welke naam zijn ouders hem oorspronkelijk hebben gegeven, is niet meer te achterhalen. Tegenwoordig is hij wereldwijd bekend onder de naam die zijn adoptiemoeder hem gaf: Mozes.c — Exodus 2:5-10.
Maar is het niet onwaarschijnlijk dat een Egyptische prinses zo’n kind in huis zou nemen? Nee, want volgens de Egyptische religie waren goede daden een vereiste om in de hemel te komen. Over de adoptie zelf merkt de archeologe Joyce Tyldesley op: „Egyptische vrouwen verwierven gelijkwaardigheid aan Egyptische mannen. Ze hadden, in theorie althans, dezelfde wettelijke en economische rechten, en . . . vrouwen konden een kind adopteren.” Dit wordt bevestigd door een oud papyrusdocument over adoptie, waarin melding wordt gemaakt van een Egyptische vrouw die haar slaven adopteert. Over het in dienst nemen van Mozes’ moeder als zoogster zegt The Anchor Bible Dictionary: „Dat Mozes’ biologische moeder werd betaald om hem te zogen . . . doet denken aan gelijkluidende afspraken in Mesopotamische adoptiecontracten.”
Zou Mozes’ Hebreeuwse erfgoed nu hij geadopteerd was als een duister geheim voor hem verborgen worden gehouden? In sommige Hollywoodfilms is die indruk wel gewekt. De bijbel geeft iets anders te kennen. Mozes’ zus, Mirjam, zorgde er op een slimme manier voor dat hij door zijn eigen moeder, Jochebed, werd gezoogd. Deze godvruchtige vrouw zal de waarheid beslist niet voor haar zoon verborgen hebben gehouden! En omdat kinderen in de oudheid vaak een aantal jaren borstvoeding kregen, had Jochebed ruimschoots de gelegenheid om Mozes over ’de God van Abraham, Isaäk en Jakob’ te onderwijzen (Exodus 3:6). Zo’n geestelijk fundament kwam Mozes goed van pas, want nadat hij aan Farao’s dochter was overgedragen, ’werd hij in alle wijsheid der Egyptenaren onderricht’. De bewering van de geschiedschrijver Josephus dat Mozes in een oorlog met Ethiopië de rang van generaal kreeg, kan niet bewezen worden. Maar de bijbel zegt wel dat Mozes „krachtig in zijn woorden en daden” was.d — Handelingen 7:22.
Op veertigjarige leeftijd was Mozes kennelijk klaar om een vooraanstaand leider in Egypte te worden. Hij had macht en rijkdom kunnen verwerven als hij in Farao’s huis was gebleven. Toen gebeurde er iets wat zijn leven veranderde.
Ballingschap in Midian
Op een dag „kreeg [Mozes] in het oog hoe een zekere Egyptenaar een zekere Hebreeër uit zijn broeders sloeg”. Jarenlang had Mozes het beste van twee werelden gehad — de Hebreeuwse en de Egyptische wereld. Maar nu hij zag dat een mede-Israëliet werd geslagen en misschien wel met de dood werd bedreigd, werd hij tot een ingrijpende keus bewogen (Exodus 2:11). Hij ’weigerde de zoon van de dochter van Farao genoemd te worden en verkoos veel liever met het volk van God slecht behandeld te worden’. — Hebreeën 11:24, 25.
Mozes trad snel en onherroepelijk op: „Hij [sloeg] de Egyptenaar neer en verborg hem in het zand” (Exodus 2:12). Dit was geen daad van iemand die, zoals een criticus beweerde, „geneigd [was] tot plotse woede-uitbarstingen”. Het was kennelijk een geloofsdaad — zij het dan een onverstandige — die gebaseerd was op Gods belofte dat Israël uit Egypte zou worden bevrijd (Genesis 15:13, 14). Misschien was Mozes zo naïef te geloven dat zijn daden zijn volk tot opstand zouden aansporen (Handelingen 7:25). Tot zijn teleurstelling weigerden zijn mede-Israëlieten echter zijn leiderschap te erkennen. Toen het bericht over de moord Farao bereikte, werd Mozes gedwongen in ballingschap te vluchten. Hij vestigde zich in Midian en trouwde met Zippora, de dochter van Jethro, een nomadenhoofdman.
Veertig lange jaren leefde Mozes als een eenvoudige herder; zijn hoop om een bevrijder te worden was de bodem ingeslagen. Op een dag echter dreef hij Jethro’s kudden naar een plaats bij de berg Horeb. Daar verscheen Jehovah’s engel aan Mozes in een brandend doornbos. Stel u het tafereel eens voor: „Leidt gij mijn volk, de zonen van Israël, uit Egypte”, gebiedt God. Maar de Mozes die antwoordt, is aarzelend, verlegen en onzeker. „Wie ben ik,” pleit hij, „dat ik naar Farao zou gaan en dat ik de zonen van Israël uit Egypte moet leiden?” Hij onthult zelfs een zwakke plek die sommige filmmakers hebben verdoezeld: hij heeft kennelijk een spraakgebrek. Wat is Mozes anders dan de helden uit oude mythen en legenden! Veertig jaar schapen hoeden heeft deze man nederig en zachtmoedig gemaakt. Hoewel Mozes niet zeker van zichzelf is, heeft God het volste vertrouwen dat hij geschikt is voor het leiderschap! — Exodus 3:1–4:20.
Bevrijding uit Egypte
Mozes gaat weg uit Midian, verschijnt voor Farao en eist dat Gods volk wordt bevrijd. Als de koppige monarch weigert, komen er tien verwoestende plagen over Egypte. De tiende plaag heeft de dood van de eerstgeborenen in Egypte tot gevolg, en een gebroken Farao laat de Israëlieten ten slotte vrij. — Exodus hfst. 5–13.
Deze gebeurtenissen zijn de meeste lezers welbekend. Maar zijn ze ook historisch? Sommigen argumenteren dat het verslag wel een verzinsel moet zijn omdat de farao niet bij name wordt genoemd.e De eerder aangehaalde Hoffmeier merkt echter op dat Egyptische schrijvers de namen van Farao’s vijanden vaak opzettelijk weglieten. Hij redeneert: „Geschiedkundigen zouden de historiciteit van de veldtocht van Thoetmozes III naar Megiddo zeker niet verwerpen omdat de namen van de koningen van Kades en Megiddo niet opgetekend zijn.” Hoffmeier suggereert dat Farao om „goede theologische redenen” naamloos blijft. Eén reden is dat het verslag door het weglaten van Farao’s naam de aandacht op God vestigt en niet op Farao.
Toch hebben critici bezwaren tegen het idee van een grootscheepse uittocht van joden uit Egypte. De wetenschapper Homer W. Smith betoogde dat zo’n massale verhuizing „beslist duidelijke sporen in de Egyptische of de Syrische geschiedenis zou hebben achtergelaten . . . Het is waarschijnlijker dat de legende van de uittocht een verdraaid en fantasierijk verslag is van de vlucht van betrekkelijk weinigen van Egypte naar Palestina.”
Het is waar dat er geen Egyptisch verslag van deze gebeurtenis is gevonden. Maar de Egyptenaren deinsden er niet voor terug historische verslagen te veranderen als de waarheid gênant bleek te zijn of tegen hun politieke belangen indruiste. Toen Thoetmozes III aan de macht kwam, probeerde hij de herinnering aan zijn voorgangster, Hatsjepsoet, uit te wissen. De egyptoloog John Ray zegt: „Haar inscripties werden verwijderd, haar obelisken door een muur omgeven en haar monumenten vergeten. Haar naam komt in latere annalen niet voor.” Soortgelijke pogingen om gênante feiten te veranderen of te verdoezelen, hebben zelfs in onze tijd plaatsgevonden.
Wat het gebrek aan archeologische bewijzen voor het verblijf in de wildernis aangaat, moeten we bedenken dat de joden nomaden waren. Ze bouwden geen steden en plantten geen gewassen. Ze lieten vermoedelijk weinig meer achter dan voetstappen. Toch staan er in de bijbel zelf overtuigende bewijzen dat ze zich daar hebben opgehouden. Overal in dat heilige boek wordt er melding van gemaakt (1 Samuël 4:8; Psalm 78; Psalm 95; Psalm 106; 1 Korinthiërs 10:1-5). Belangrijk is dat ook Jezus Christus bevestigde dat de gebeurtenissen in de wildernis echt hebben plaatsgevonden. — Johannes 3:14.
Er kan dus geen twijfel over bestaan dat het bijbelverslag over Mozes betrouwbaar en waar is. Maar hij leefde lang geleden. Welke invloed kan Mozes nu nog op uw leven hebben?
a Letterlijk: „schoon voor de God.” Volgens The Expositor’s Bible Commentary zou de uitdrukking niet alleen betrekking kunnen hebben op de bijzondere uiterlijke kenmerken van het kind, maar ook op „de hoedanigheden van zijn hart”.
b Baden in de Nijl „was in het oude Egypte algemeen gebruikelijk”, zegt Cooks Commentary. „De Nijl werd aanbeden als een emanatie . . . van Osiris, en aan het water ervan werd bijzondere macht toegeschreven om leven en vruchtbaarheid te schenken.”
c Over de afleiding van deze naam zijn de wetenschappers het niet eens. In het Hebreeuws betekent Mozes „Uitgetrokken; Uit het water gered”. De geschiedschrijver Flavius Josephus was van mening dat de naam Mozes een samenstelling was van twee Egyptische woorden, die „water” en „gered” betekenden. Ook nu geloven sommige wetenschappers dat de naam Mozes van Egyptische oorsprong is, maar dat hij waarschijnlijk „Zoon” betekent. Deze opvatting is echter gebaseerd op het feit dat het woord „Mozes” qua klank overeenkomt met sommige Egyptische namen. Omdat niemand echt weet hoe het oude Hebreeuws of Egyptisch werd uitgesproken, zijn dergelijke theorieën speculatief.
d Het boek Israel in Egypt zegt: „Heel het idee dat Mozes aan het Egyptische hof werd grootgebracht, lijkt verzonnen. Maar een nader onderzoek van het koninklijke hof in het Nieuwe Rijk wijst op het tegendeel. Thoetmozes III . . . introduceerde het gebruik om de prinsen van onderworpen koningen van West-Azië naar Egypte te brengen om ze in de Egyptische levenswijze op te voeden . . . Buitenlandse prinsen en prinsessen waren dus niet onbekend aan het Egyptische hof.”
e Sommige historici zeggen dat de farao van de uittocht Thoetmozes III was. Andere pleiten voor Amenhotep II, Ramses II, enzovoorts. Wegens de chaotische situatie in de Egyptische chronologie is niet met enige zekerheid vast te stellen wie deze farao was.