Hoofdstuk 19
Wat de Mozaïsche wet voor ons betekent
1. (a) Waaruit bleek dat vanaf 36 G.T. onbesneden heidenen als christenen voor Jehovah aanvaardbaar waren? (b) Maar over welk geschilpunt hadden sommige vroege christenen een uitgesproken mening?
IN DE tijd van de apostel Paulus werd er heftig gedebatteerd over het geschilpunt of christelijke bekeerlingen uit de niet-joodse natiën verplicht waren zich aan de vereisten van de Mozaïsche wet te houden. In 36 G.T. was de heilige geest op onbesneden heidenen uitgestort. Maar toch waren sommige christenen met een joodse achtergrond de vaste mening toegedaan dat heidense discipelen besneden moesten worden en dat hun geleerd moest worden de wet van Mozes te houden. Was het inderdaad nodig dat zij die Wet, of misschien een deel ervan, naleefden? Omstreeks 49 G.T. werd het geschilpunt aan het besturende lichaam in Jeruzalem voorgelegd. — Hand. 10:44-48; 15:1, 2, 5.
2. Waarom is deze kwestie voor ons van belang?
2 De uitslag is voor ons van groot belang. Waarom? Niet alleen omdat wij soms mensen ontmoeten die beweren dat christenen aan bepaalde vereisten van de Wet moeten voldoen, zoals het onderhouden van de sabbat, maar ook omdat de bijbel zelf zegt dat „de wet . . . heilig [is], en het gebod is heilig en rechtvaardig en goed” (Rom. 7:12). Hoewel dat Wetsreglement wordt aangeduid als de Mozaïsche wet omdat Mozes de middelaar van het Wetsverbond was, vond het in feite zijn oorsprong bij Jehovah God. — Ex. 24:3, 8.
WAAROM WERD DE WET GEGEVEN?
3. Waarom werd de Wet aan Israël gegeven?
3 Onze huidige zienswijze ten aanzien van de Wet wordt onder andere bepaald door het feit of wij begrijpen waarom Jehovah Israël een Wetsreglement had gegeven. De Schrift verklaart: „Ze werd toegevoegd [aan het Abrahamitische verbond] om overtredingen openbaar te maken, totdat het zaad gekomen zou zijn aan wie de belofte was gedaan . . . Dientengevolge is de Wet onze leermeester geworden die tot Christus leidt, opdat wij ten gevolge van geloof rechtvaardig verklaard zouden worden” (Gal. 3:19, 24). Hoe heeft de Wet dit gedaan?
4. (a) Hoe maakte die Wet „overtredingen openbaar”? (b) Maar hoe werden getrouwe gelovigen er ook door tot Christus geleid?
4 Doordat de Wet een volmaakt patroon verschafte dat de verschillende facetten van het leven besloeg, werden de joden als zondaars aan de kaak gesteld. Het werd duidelijk dat zij ondanks alle goede bedoelingen en ijverige krachtsinspanningen niet aan de vereisten van de Wet konden voldoen. Via de joden als typerend voorbeeld van het onvolmaakte mensengeslacht stelde de Wet de gehele wereld — met inbegrip van een ieder van ons — als zondaars aan de kaak, onderworpen aan bestraffing door God (Rom. 3:19, 20). Op die manier beklemtoonde ze de behoefte aan een verlosser voor de mensheid, en ze leidde getrouwe gelovigen tot Jezus Christus als die Verlosser. Hoe dan wel? Door hem te identificeren als de enige die de Wet volmaakt onderhield, en daardoor als de enige mens die zondeloos was. De dierlijke slachtoffers die de Wet voorschreef, waren slechts van beperkte waarde, maar als volmaakt mens kon Jezus zijn leven aanbieden als een slachtoffer dat werkelijk zonden zou wegnemen en de weg zou openen tot eeuwig leven voor allen die geloof oefenen. — Joh. 1:29; 3:16; 1 Petr. 1:18, 19.
5. Beantwoord aan de hand van de vermelde schriftplaatsen de vragen die in deze paragraaf zijn opgenomen.
5 Hoe zou je, met deze achtergrond in gedachten, de volgende vragen beantwoorden?
Is het ooit de bedoeling geweest dat de Mozaïsche wet bindend zou zijn voor de gehele mensheid? (Ps. 147:19, 20; Ex. 31:12, 13)
Heeft Jehovah Israël ook een aanwijzing gegeven dat er eens een einde aan het Wetsverbond zou komen? (Jer. 31:31-33; Hebr. 8:13)
Zijn de Tien Geboden, met inbegrip van het vereiste een wekelijkse sabbat te houden, van kracht gebleven nadat de rest van de Wet was afgeschaft? (Kol. 2:13, 14, 16; 2 Kor. 3:7-11 [zoals duidelijk gemaakt door Exodus 34:28-30]; Rom. 7:6, 7)
Op welke manier heeft Jehovah een einde gemaakt aan het Wetsverbond? (Kol. 2:13-17; Matth. 5:17, 18; Rom. 10:4)
6. Wat geeft iemand te kennen wanneer hij betoogt dat de Mozaïsche wet nog van kracht is?
6 Wat geeft iemand, gezien het bovenstaande, te kennen wanneer hij betoogt dat de Mozaïsche wet nog van kracht is? Dit komt er in feite op neer dat hij het geloof in Jezus Christus verwerpt. Hoe dat zo? Omdat men door die zienswijze loochent dat Jezus de Wet heeft vervuld en aldus voor God de weg opende om het Wetsreglement af te schaffen. Aan personen die beleden christenen te zijn maar die zich lieten beïnvloeden door argumenten ten gunste van het houden van de Wet of een gedeelte ervan, schreef de apostel Paulus in krachtige bewoordingen: „Gij zijt gescheiden van Christus, wie gij ook zijt die tracht door middel van de wet rechtvaardig verklaard te worden; gij zijt van zijn onverdiende goedheid afgevallen.” — Gal. 5:4; zie ook Romeinen 10:2-4.
7. (a) Wat beseffen personen die betogen dat bepaalde onderdelen van de Wet nog van kracht zijn, niet ten volle? (b) Hoe belangrijk zijn christelijke werken, en in welke verhouding staan ze tot het ontvangen van de gave van eeuwig leven?
7 Zij die betogen dat bepaalde onderdelen van de Wet nog van kracht zijn, beseffen niet ten volle dat een rechtvaardige positie bij God niet afhankelijk is van de werken der Wet die iemand verricht, maar van zijn geloof in de waarde van Jezus’ offer (Gal. 3:11, 12). Zij zijn van mening dat iemand door zulke werken moet bewijzen rechtvaardig te zijn — iets dat voor zondige mensen onmogelijk is. Het is inderdaad belangrijk werken te doen waaruit blijkt dat wij gehoorzaam zijn aan door God en Christus opgelegde geboden die op christenen van toepassing zijn (Jak. 2:15-17; Matth. 28:19, 20). Op die manier kunnen wij onze liefde en ons geloof tonen. Zouden wij die werken nalaten, dan zou dit erop duiden dat ons geloof dood was. Maar wij kunnen redding niet verdienen, hoe hard wij ook werken. Er zou geen verlossing van zonde en dood mogelijk zijn zonder het offer van Jezus Christus. Eeuwig leven is dan ook een gave van God door bemiddeling van Jezus Christus, een uiting van buitengewone onverdiende goedheid en geen loon voor onze werken. — Ef. 2:8, 9; Rom. 3:23, 24; 6:23.
8. Wat besliste het eerste-eeuwse besturende lichaam in verband met het geschilpunt of de Mozaïsche wet voor heidense christenen gold?
8 Toen het geschilpunt of de Mozaïsche wet voor heidense christenen gold, in de eerste eeuw aan het besturende lichaam in Jeruzalem werd voorgelegd, was hun beslissing in overeenstemming met deze feiten. Zij zagen in dat Jehovah van heidense gelovigen niet verlangde dat zij de werken van de Mozaïsche wet verrichtten, aangezien de heilige geest op hen werd uitgestort zonder dat zij deze werken ooit hadden verricht. In de beslissing van dat besturende lichaam waren als „noodzakelijke dingen” wel enkele verbodsbepalingen opgenomen die in overeenstemming waren met die Wet, maar die waren gebaseerd op het bijbelse verslag over gebeurtenissen die aan de Wet voorafgingen. Heidense christenen kregen dus niet de verantwoordelijkheid opgelegd de Mozaïsche wet of een deel ervan na te komen, maar het was veeleer een bevestiging van maatstaven die al vóór Mozes waren erkend. — Hand. 15:28, 29; vergelijk Genesis 9:3, 4; 34:2-7; 35:2-5.
9. (a) Verlangt God nog van joden dat zij zich aan de Mozaïsche wet houden? (b) Welke speciale voorziening werd voor hen getroffen door de manier waarop Christus stierf?
9 Na Pinksteren 33 G.T. verlangde God zelfs niet meer van de joden dat zij zich aan het Mozaïsche wetsreglement hielden. En de joden die geloof oefenden, vonden dat een speciale reden om zich te verheugen. Waarom? Hoewel de heidenen ook zondaars waren en dus stierven, waren alleen de joden onder Gods vloek komen te staan omdat zij het Wetsverbond overtraden. Maar door de manier waarop Christus stierf — aan een paal genageld alsof hij een vervloekte misdadiger was — nam hij de plaats van de joden in die geloof in hem stelden en kocht hij hen los van de straf die zij ten gevolge van hun ongehoorzaamheid aan de Wet verdienden (Gal. 3:10-13). Aldus voorzag hij voor hen op een speciale wijze in een vergeving die onder de Mozaïsche wet niet mogelijk was. — Hand. 13:38, 39.
10. Hoe bleek het uit de weg ruimen van de Wet een factor te zijn die bijdroeg tot verenigde aanbidding?
10 De Wet had de joden in feite van de heidenen afgescheiden. Vereisten die niet voor de heidenen golden, werden wel de joden opgelegd, en onbesneden heidenen mochten niet ten volle met de joden aan hun aanbidding deelnemen. (Vergelijk Exodus 12:48; Handelingen 10:28.) Maar toen het doel van de Wet eenmaal was verwezenlijkt en ze uit de weg werd geruimd, was het mogelijk dat joden en onbesneden heidenen door bemiddeling van Christus werden verenigd in de aanbidding van de enige ware God. — Ef. 2:11-18.
KENNIS VAN DE WET STREKT ONS TOT VOORDEEL
11. Hoe worden wij door kennis van de Wet geholpen het onderwijs van Christus te begrijpen?
11 Hoewel wij thans niet onder de Wet staan, is het voor een ieder van ons zeer nuttig kennis van de Wet te hebben. In welk opzicht? Bedenk dat Jezus uit een joodse moeder werd geboren en onder de Mozaïsche wet kwam te staan. Bepaalde dingen die hij deed, zijn alleen dan volkomen te begrijpen wanneer men de vereisten van die Wet kent (Gal. 4:4; zie Lukas 22:7, 8). Bovendien verrichtte hij zijn bediening te midden van mensen die onder die Wet stonden. Zijn onderwijs was dus vaak gebaseerd op omstandigheden die met de Wet verband hielden. — Vergelijk Matthéüs 5:23, 24.
12. (a) Op welk verband tussen zijn leven en de Mozaïsche wet wees Jezus? (b) Hoe wees de apostel Paulus op de waarde die het heeft kennis van de Wet te bezitten? (c) Wat kan het resultaat zijn als wij de geestelijke betekenis van de vereisten van de Wet begrijpen?
12 Na zijn opstanding bracht Jezus zijn discipelen onder de aandacht dat door zijn leven als mens de dingen waren vervuld die in de Wet, de Profeten en de Psalmen over hem geschreven stonden (Luk. 24:44). Ook verwees de apostel Paulus naar bijzonderheden in verband met het Wetsverbond als „een voorafbeelding en een schaduw van de hemelse dingen”, en hij zei dat „de Wet een schaduw heeft van de toekomstige goede dingen” (Hebr. 8:4, 5; 10:1). De Mozaïsche wet bevat verbazingwekkende details die hun vervulling vinden in het priesterschap van Jezus Christus en in het offer van zijn menselijk leven. Als wij die details begrijpen, kan de betekenis van zulke voorzieningen voor ons aan rijkdom winnen. In de profetische beelden vinden wij details die wijzen op de regeling om Jehovah thans op aanvaardbare wijze in zijn grote geestelijke tempel te aanbidden. Naarmate ons begrip daarvan groeit, zal ook onze waardering voor de met de geest gezalfde gemeente en de functie die ze onder Jezus Christus in verband met onze aanbidding bekleedt, toenemen.
13. Waarom is het heilzaam over de voortreffelijke beginselen te mediteren die in de Wet weerspiegeld worden?
13 De Mozaïsche wet maakt deel uit van de door God geïnspireerde Schrift, die in haar geheel „nuttig [is] om te onderwijzen, terecht te wijzen, dingen recht te zetten” (2 Tim. 3:16). Het navorsen en overdenken van de duurzame beginselen waarop de Wet is gebaseerd, kan ertoe bijdragen dat wij de innige wens gaan koesteren de dingen te doen die God behagen. Wat kan het heilzaam zijn als wij de geest van de Wet onderscheiden en die in ons leven weerspiegelen!
14. (a) Op welke wijze illustreerde Jezus hoe waardevol het is, de geest van de vereisten van de Wet te begrijpen? (b) Vestig de aandacht op enkele van de andere voortreffelijke beginselen die, zoals wij op bladzijde 152 zien, in de Wet waren opgenomen. (c) Hoe kan waardering voor deze dingen ons helpen Jehovah nog meer te behagen?
14 Jezus illustreerde dit doeltreffend in zijn Bergrede. Hij sprak mensen toe die destijds onder de Wet stonden en toonde dat zij, in plaats van slechts na te laten te moorden, elke neiging tot aanhoudende toorn moesten uitbannen en hun tong niet moesten gebruiken om denigrerend over hun broeders te spreken. In plaats van alleen maar een gevoel van voldoening te hebben omdat zij nooit overspel hadden gepleegd, mochten zij zelfs niet wellustig naar een vrouw kijken. Dit gold niet alleen voor hen, maar ook wij moeten trachten al onze lichaamsleden in overeenstemming met Jehovah’s rechtvaardige wegen te gebruiken (Matth. 5:21, 22, 27-30; zie ook Romeinen 13:8-10). Als wij dit doen, zullen wij er blijk van geven dat wij ook de betekenis van het grootste gebod in de Wet begrijpen: „Gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand” (Matth. 22:36, 37). Dit zal ons beslist nader tot Jehovah God brengen. Hoewel wij niet onder de Mozaïsche wet staan, zullen wij beslist gebaat zijn bij een nauwkeurige kennis van de beginselen waarop die wet is gebaseerd en de profetische beelden die ze bevat.
OVERZICHTSBESPREKING
● Waarom verwerpen personen die op naleving van de Mozaïsche wet staan, Christus in feite?
● Hoe worden wij door kennis van de Wet geholpen Jezus’ rol in Jehovah’s voornemen te begrijpen?
● Welke waardevolle dingen kunnen wij, hoewel wij niet onder de Wet staan, toch door het bestuderen ervan te weten komen?
[Kader op blz. 152]
ENKELE FUNDAMENTELE BEGINSELEN IN DE MOZAÏSCHE WET
VERANTWOORDELIJKHEDEN JEGENS GOD
Aanbid alleen Jehovah Ex. 20:3; 22:20
Behandel zijn naam met respect Ex. 20:7; Lev. 24:16
Heb hem lief en dien hem met gehele Deut. 6:5; 10:12; 30:16
hart, ziel, levenskracht
Wees bevreesd hem ongehoorzaam te Deut. 5:29; 6:24
zijn, heb ontzag voor hem
Nader slechts tot hem op de manier Lev. 1:1-5; Num. 16:1-50;
die hij goedkeurt Deut. 12:5-14
Wij moeten hem het beste geven wat Ex. 23:19; 34:26
wij hebben; het is van hem afkomstig
Aanbidders moeten lichamelijk Ex. 19:10, 11; 30:20
rein zijn
Heilige belangen mogen niet opzij Ex. 20:8-10; 34:21;
worden geschoven ter wille van Num. 15:32-36
wereldse bezigheden
VERBODEN RELIGIEUZE GEBRUIKEN
Afgoderij Ex. 20:4-6; Deut. 7:25
Intergeloof Ex. 23:13; 34:12-15;
Spiritisme, toverij, waarzeggerij, Ex. 22:18; Lev. 20:27;
magie, bezweringen uitspreken Deut. 18:10-12
HUWELIJK EN GEZINSLEVEN
Overspel verboden Ex. 20:14; Lev. 20:10
Geen huwelijk met iemand die Jehovah Deut. 7:1-4
niet dient
Incest verboden Lev. 18:6-16; 20:11
Vermijd seksuele perversiteiten Lev. 18:23; 20:13
Respecteer leven van ongeboren kind Ex. 21:22, 23
Ouders eren Ex. 20:12; 21:15, 17;
Onderwijs kinderen in Jehovah’s wegen Deut. 6:4-9; 11:18-21
VERPLICHTINGEN IN ONZE VERHOUDING TOT ANDEREN
Beschouw mensenleven als heilig Ex. 20:13; Num. 35:9-34
Heb naaste lief; vermijd wrok Lev. 19:17, 18
Wees attent voor bejaarden Lev. 19:32
Toon liefdevolle zorg voor personen Lev. 25:35-37;
die het financieel moeilijk hebben, Deut. 15:7-11;
wezen, weduwen 24:19-21
Doven en blinden niet slecht Lev. 19:14; Deut. 27:18
behandelen
Wees eerlijk in zaken Lev. 19:35, 36; 25:14
Respecteer eigendomsrechten Ex. 20:15; 22:1, 6; 23:4;
Begeer niet wat anderen toebehoort Ex. 20:17
Stel ernstige overtreders aan de kaak Lev. 5:1; Deut. 13:6-11
Spreek de waarheid; leg geen vals Ex. 20:16; 23:1, 2
getuigenis af
Geen partijdigheid wegens positie Ex. 23:3, 6; Lev. 19:15