Lied 104
Een lied voor de Allerhoogste
1. Jehovah, voor u zingen wij
Een lofzang, met veel dank daar bij,
Brengen u, Heer, met gejuich eer,
Roepen luid: „Sterk en machtig is hij!”
(Refrein)
2. Kom, juich nu voor Gods aangezicht:
Gods koninkrijk is opgericht!
Uw gedrag zij steeds van smet vrij.
Sier Gods leer; ’t is uw godd’lijke plicht.
(Refrein)
3. De „tijd van het eind” is bereikt;
Zorg dat uw geloof niet bezwijkt.
d’Allerhoogste Koning oogstte
De triomf, wat uit ons loflied blijkt:
(REFREIN)
Jehovah God is Koning!
Zijn Zoon kreeg zijn beloning;
Hij is het waard, en onvervaard
Heeft hij zijn macht aanvaard.