Hoofdstuk acht
Verlost uit de kaken van leeuwen!
1, 2. (a) Hoe organiseerde Darius de Meder zijn nu veel grotere rijk? (b) Beschrijf de taken en autoriteit van satrapen.
BABYLON was gevallen! Aan een glorieuze eeuw als wereldmacht was in een paar uur een einde gekomen. Een nieuwe tijd begon — die van de Meden en de Perzen. En als opvolger op Belsazars troon stond Darius de Meder voor de uitdaging zijn nu zoveel grotere rijk te organiseren.
2 Een van de eerste taken die Darius ondernam was het aanstellen van 120 satrapen. Men neemt aan dat degenen die in deze hoedanigheid dienden, soms gekozen werden uit de verwanten van de koning. Hoe het ook zij, elke satraap bestuurde een belangrijk district of een kleiner deel van het rijk (Daniël 6:1). Tot zijn plichten behoorde belastingen te innen en de schatting aan het koninklijke hof af te dragen. De satraap werd weliswaar periodiek gecontroleerd tijdens een inspectiebezoek van een vertegenwoordiger van de koning, maar hij bezat aanzienlijke autoriteit. Zijn titel betekende „beschermer van het koninkrijk”. In zijn provincie werd de satraap beschouwd als een vazalkoning, met een welhaast soevereine macht.
3, 4. Waarom begunstigde Darius Daniël, en in welke functie stelde de koning hem aan?
3 Welke rol zou Daniël vervullen in deze nieuwe regeling? Zou Darius de Meder deze bejaarde joodse profeet, die inmiddels in de negentig was, pensioneren? Geen sprake van! Darius besefte ongetwijfeld dat Daniël nauwkeurig de val van Babylon had voorzegd en dat zo’n voorzegging stoelde op bovenmenselijk onderscheidingsvermogen. Bovendien had Daniël tientallen jaren ervaring in contacten met de verschillende ballingengemeenschappen in Babylon. Er was Darius veel aan gelegen vreedzame betrekkingen te handhaven met zijn pas overwonnen onderdanen. Hij zou dan ook beslist iemand met Daniëls wijsheid en ervaring in de nabijheid van de troon willen hebben. In welke capaciteit?
4 Het zou al genoeg opzien hebben gebaard als Darius de joodse balling Daniël als satraap had aangesteld. Maar stel u de opschudding voor toen Darius zijn beslissing bekendmaakte Daniël een van de drie hoogwaardigheidsbekleders te laten zijn die de satrapen controleerden! En daar kwam nog bij dat Daniël „aanhoudend uitblonk” en zich superieur aan zijn ambtgenoten betoonde. Ja, „een buitengewone geest” bleek er in hem te zijn. Darius was zelfs van plan hem de positie van eerste minister te geven. — Daniël 6:2, 3.
5. Hoe zullen de andere hoogwaardigheidsbekleders en de satrapen op Daniëls aanstelling hebben gereageerd, en waarom?
5 De andere hoogwaardigheidsbekleders en de satrapen moeten wel ziedend van woede zijn geweest. Het was toch een onverteerbare gedachte dat Daniël — geen Meder of Pers of lid van de koninklijke familie — een positie van autoriteit over hen zou bekleden! Hoe kon Darius een buitenlander tot zo’n prominentie verhogen, en landgenoten en zelfs zijn eigen familie passeren? Zo’n handelwijze moet oneerlijk hebben geleken. Bovendien bezagen de satrapen Daniëls rechtschapenheid kennelijk als een onwelkome belemmering voor hun eigen kwalijke praktijken, hun zelfverrijking en corruptie. Maar de hoogwaardigheidsbekleders en satrapen durfden Darius er niet over te benaderen. Darius had immers grote achting voor Daniël.
6. Hoe probeerden de hoogwaardigheidsbekleders en satrapen Daniël in diskrediet te brengen, en waarom liep dit op niets uit?
6 Deze jaloerse politici spanden daarom samen. Zij probeerden „een of ander voorwendsel tegen Daniël te vinden met betrekking tot het koninkrijk”. Kon er iets fout zijn met de manier waarop hij zijn verantwoordelijkheden behartigde? Was hij oneerlijk? De hoogwaardigheidsbekleders en satrapen konden geen enkele nalatigheid noch enige corruptie ontdekken in de wijze waarop Daniël zijn taken vervulde. „Wij zullen in deze Daniël geen enkel voorwendsel vinden,” redeneerden zij, „of wij zouden dat tegen hem moeten vinden in de wet van zijn God.” En zo smeedden deze sluwe mannen een complot. Zij dachten Daniël er definitief mee uit te schakelen. — Daniël 6:4, 5.
EEN MOORDZUCHTIG COMPLOT IN BEWEGING GEZET
7. Welk voorstel deden de hoogwaardigheidsbekleders en satrapen de koning, en hoe was hun optreden?
7 Darius werd benaderd door een heel gezelschap hoogwaardigheidsbekleders en satrapen die ’in menigte bij hem binnentraden’. De Aramese uitdrukking draagt de gedachte over van een enorme opschudding. Kennelijk deden deze mannen het voorkomen alsof zij een zeer urgente zaak aan Darius voor te leggen hadden. Zij kunnen hebben overwogen dat hun voorstel niet zo gauw op bedenkingen zou stuiten als zij het met overtuiging presenteerden en als iets wat onmiddellijke actie vereiste. Daarom kwamen zij direct ter zake: „Alle hoogwaardigheidsbekleders van het koninkrijk, de prefecten en de satrapen, de hoge koninklijke beambten en de stadhouders, hebben te zamen beraadslaagd om een koninklijke inzetting te bevestigen en een verbod te bekrachtigen, dat al wie in de loop van dertig dagen een smeekbede richt tot enige god of mens behalve tot u, o koning, in de leeuwekuila geworpen dient te worden.” — Daniël 6:6, 7.
8. (a) Waarom zag Darius wel wat in de voorgestelde wet? (b) Wat was het ware motief van de hoogwaardigheidsbekleders en satrapen?
8 Historische verslagen bevestigen dat het niet ongewoon was voor Mesopotamische koningen om als goddelijk bezien en aanbeden te worden. Darius was dus ongetwijfeld gevleid door dit voorstel. Wellicht heeft er in zijn ogen ook een praktische kant aan gezeten. Bedenk dat Darius voor wie in Babylon woonde, een buitenlander en een nieuwkomer was. Deze nieuwe wet zou hem in zijn koningschap bevestigen en zou Babylons massa’s ertoe aanmoedigen het nieuwe regime hun loyaliteit en steun te betuigen. Met hun voorstel van dit decreet was het de hoogwaardigheidsbekleders en satrapen echter helemaal niet om het welzijn van de koning te doen. Hun ware motief was Daniël in de val te lokken, want zij wisten dat het zijn gewoonte was om driemaal per dag voor de open vensters van zijn dakvertrek tot God te bidden.
9. Waarom zou de nieuwe wet voor de meeste niet-joden geen probleem vormen?
9 Zou deze restrictie op het bidden een probleem vormen voor de religieuze gemeenschappen in Babylon? Niet noodzakelijkerwijs, vooral niet omdat het verbod slechts een maand zou duren. Bovendien zouden weinig niet-joden het als schipperen met hun geloof beschouwen indien zij enige tijd hun aanbidding tot een mens zouden richten. Een bijbelgeleerde merkt op: „Aanbidding van de koning was geen ongebruikelijke eis voor deze bijzonder afgodische natie; en daarom zou de Babyloniër wanneer hem werd gevraagd de overwinnaar — Darius de Meder — de eer te schenken die een god toekwam, daar probleemloos aan voldoen. Het was alleen de jood die zich tegen zo’n eis verzette.”
10. Hoe bezagen de Meden en de Perzen een door hun koning bekrachtigde wet?
10 Hoe dan ook, Darius’ bezoekers drongen er bij hem op aan ’de inzetting te bevestigen en het geschrift te ondertekenen, opdat het niet veranderd zou worden, naar de wet van de Meden en de Perzen, die niet wordt ingetrokken’ (Daniël 6:8). In het oude Oosten werd de wil van een koning vaak als absoluut beschouwd. Het bestendigde de opvatting dat hij onfeilbaar was. Zelfs een wet die de dood van onschuldigen kon bewerken, moest van kracht blijven!
11. Wat zou Darius’ decreet voor Daniël betekenen?
11 Zonder aan Daniël te denken tekende Darius het decreet (Daniël 6:9). Daarmee tekende hij zonder het te weten het doodvonnis van zijn meest gewaardeerde beambte. Ja, Daniël zou beslist met dit decreet te maken krijgen.
DARIUS GEDWONGEN HET VONNIS UIT TE SPREKEN
12. (a) Wat deed Daniël zodra hij van de nieuwe wet vernam? (b) Wie hielden Daniël in het oog en waarom?
12 Daniël vernam al gauw van de wet die het bidden begrensde. Onmiddellijk ging hij zijn huis binnen en begaf zich naar zijn dakvertrekb, waar de ramen openstonden in de richting van Jeruzalem. Daar begon Daniël tot God te bidden „zoals hij voordien geregeld had gedaan”. Daniël kan hebben gedacht dat hij alleen was, maar de samenzweerders hielden hem in het oog. Plotseling dromden zij naar binnen, ongetwijfeld met dezelfde opwinding als waarmee zij Darius hadden benaderd. Nu zagen zij het met eigen ogen — Daniël ’zond smeekbeden op en smeekte gunst af voor het aangezicht van zijn God’ (Daniël 6:10, 11). Meer bewijzen hadden de hoogwaardigheidsbekleders en satrapen niet nodig om Daniël tegenover de koning te kunnen beschuldigen.
13. Wat rapporteerden Daniëls vijanden aan de koning?
13 Sluw vroegen Daniëls vijanden aan Darius: „Is er niet een verbod dat gij hebt ondertekend, dat elk mens die in de loop van dertig dagen iets afsmeekt van enige god of mens behalve van u, o koning, in de leeuwekuil geworpen dient te worden?” Darius antwoordde: „De zaak is goed bevestigd naar de wet van de Meden en de Perzen, die niet wordt ingetrokken.” Nu kwamen de samenzweerders snel ter zake: „Daniël, die uit de ballingen van Juda is, heeft geen aandacht aan u geschonken, o koning, noch aan het verbod dat gij ondertekend hebt, maar driemaal per dag zendt hij zijn smeekbede op.” — Daniël 6:12, 13.
14. Wat moet de reden zijn geweest dat de hoogwaardigheidsbekleders en satrapen Daniël aanduidden als ’een van de ballingen van Juda’?
14 Het is betekenisvol dat de hoogwaardigheidsbekleders en satrapen Daniël aanduidden als ’een van de ballingen van Juda’. Kennelijk wilden zij benadrukken dat deze Daniël, die door Darius tot zo’n prominente positie was verheven, toch echt niet meer dan een joodse slaaf was. Zij vonden dat hij als zodanig zeker niet boven de wet stond — hoe de koning ook over hem dacht!
15. (a) Hoe reageerde Darius op het nieuws dat de hoogwaardigheidsbekleders en satrapen hem brachten? (b) Hoe gaven de hoogwaardigheidsbekleders en satrapen nog verder blijk van hun minachting voor Daniël?
15 Misschien verwachtten de hoogwaardigheidsbekleders en satrapen dat de koning hen zou belonen voor hun knappe speurderswerk. Zo ja, dan wachtte hun een verrassing. Darius was danig van streek door het nieuws dat zij hem brachten. In plaats van woedend te worden op Daniël of hem onmiddellijk naar de leeuwenkuil te sturen, probeerde Darius de hele dag een uitweg voor hem te vinden. Maar zijn pogingen bleken tevergeefs. Het duurde niet lang of de samenzweerders kwamen terug en schaamteloos eisten zij Daniëls bloed. — Daniël 6:14, 15.
16. (a) Waarom respecteerde Darius Daniëls God? (b) Welke hoop koesterde Darius met betrekking tot Daniël?
16 Darius was van mening dat hij geen keus had. De wet kon niet herroepen worden en op Daniëls „overtreding” kon geen kwijtschelding van straf volgen. Alles wat Darius tegen Daniël kon zeggen was: „Uw God die gij met standvastigheid dient, híj zal u verlossen.” Darius scheen respect te hebben voor Daniëls God. Het was Jehovah die Daniël de bekwaamheid had geschonken om de val van Babylon te voorzeggen. God had Daniël ook „een buitengewone geest” gegeven waardoor hij zich onderscheidde van de andere hoogwaardigheidsbekleders. Misschien wist Darius dat tientallen jaren voordien deze zelfde God drie jonge Hebreeën uit een brandende vuuroven had bevrijd. Waarschijnlijk hoopte de koning dat Jehovah nu Daniël zou bevrijden, aangezien Darius niet bij machte was de wet die hij had ondertekend ongedaan te maken. En dus werd Daniël in de leeuwenkuil geworpen.c Vervolgens „werd [er] een steen gebracht en op de opening van de kuil geplaatst, en de koning verzegelde die met zijn zegelring en met de zegelring van zijn rijksgroten, opdat er niets in de zaak van Daniël veranderd zou worden”. — Daniël 6:16, 17.
EEN DRAMATISCHE KEER
17, 18. (a) Wat laat zien dat Darius van streek was door Daniëls situatie? (b) Wat gebeurde er toen de koning de volgende morgen bij de leeuwenkuil terugkwam?
17 Een terneergeslagen Darius keerde naar zijn paleis terug. Er hoefden geen musici bij hem binnengebracht te worden; hij was niet in de stemming voor amusement. In plaats daarvan lag Darius de hele nacht wakker, vastend. „Zelfs zijn slaap week van hem.” Bij het aanbreken van de dag haastte Darius zich naar de leeuwenkuil. Met droeve stem riep hij uit: „O Daniël, dienaar van de levende God, heeft uw God die gij met standvastigheid dient, u van de leeuwen kunnen verlossen?” (Daniël 6:18-20) Tot zijn verbazing — en grote opluchting — kwam er antwoord!
18 „O koning, blijf in leven, ja, tot onbepaalde tijden.” Met deze respectvolle begroeting toonde Daniël dat hij geen gevoelens van vijandigheid jegens de koning koesterde. Hij besefte dat zijn vervolging in werkelijkheid niet bij Darius haar oorsprong vond maar bij de afgunstige hoogwaardigheidsbekleders en satrapen. (Vergelijk Mattheüs 5:44; Handelingen 7:60.) Daniël vervolgde: „Mijn eigen God heeft zijn engel gezonden en de muil der leeuwen gesloten, en ze hebben mij niet te gronde gericht, aangezien er voor hem niets dan onschuld in mij werd gevonden; en ook tegenover u, o koning, heb ik geen schadelijke daad begaan.” — Daniël 6:21, 22.
19. Hoe was Darius bedrogen en gemanipuleerd door de hoogwaardigheidsbekleders en satrapen?
19 Wat een wroeging moeten deze woorden bij Darius hebben opgeroepen! Hij had al die tijd al beseft dat Daniël niets had gedaan waarvoor hij in de leeuwenkuil had moeten belanden. Darius wist heel goed dat de hoogwaardigheidsbekleders en satrapen hadden samengespannen om Daniël om te brengen en dat zij de koning hadden gemanipuleerd om hun zelfzuchtige doeleinden te bereiken. Door te benadrukken dat „alle hoogwaardigheidsbekleders van het koninkrijk” het aannemen van het decreet hadden aanbevolen, hadden zij geïmpliceerd dat ook Daniël in de kwestie was geraadpleegd. Darius zou later met deze sluwe mannen afrekenen. Eerst gaf hij echter bevel Daniël uit de leeuwenkuil op te trekken. Wonder boven wonder had Daniël nog geen schrammetje opgelopen! — Daniël 6:23.
20. Wat gebeurde er met Daniëls boosaardige vijanden?
20 Nu Daniël in veiligheid was, had Darius andere zaken af te handelen. „De koning gaf bevel, en men bracht die fysiek sterke mannen die Daniël beschuldigd hadden, en in de leeuwekuil wierp men hen, hun zonen en hun vrouwen; en zij hadden de bodem van de kuil nog niet bereikt of de leeuwen hadden zich al van hen meester gemaakt, en al hun beenderen verbrijzelden ze.”d — Daniël 6:24.
21. Welk verschil bestond er tussen de Mozaïsche wet en de wetten van sommige oude culturen met betrekking tot de behandeling van gezinsleden van boosdoeners?
21 Dat niet alleen de samenzweerders maar ook hun vrouwen en kinderen ter dood werden gebracht, kan onredelijk streng lijken. In tegenstelling hiermee verklaarde de Wet die God door bemiddeling van de profeet Mozes had gegeven: „Vaders dienen niet ter dood gebracht te worden wegens kinderen, en kinderen dienen niet ter dood gebracht te worden wegens vaders. Ieder dient om zijn eigen zonde ter dood gebracht te worden” (Deuteronomium 24:16). In sommige oude culturen was het echter niet ongewoon dat in geval van een ernstig misdrijf gezinsleden samen met de misdadiger terechtgesteld werden. Misschien gebeurde dit om te verhinderen dat later gezinsleden wraak zouden willen nemen. Maar wat de gezinnen van de hoogwaardigheidsbekleders en de satrapen overkwam, was beslist niet door toedoen van Daniël. Waarschijnlijk was hij diepbedroefd over de rampspoed die deze verdorven mannen over hun gezin hadden gebracht.
22. Welke nieuwe proclamatie liet Darius uitgaan?
22 De complotterende hoogwaardigheidsbekleders en satrapen waren er niet meer. Darius liet een proclamatie uitgaan, die luidde: „Van voor mijn aangezicht is er een bevel uitgevaardigd dat in elk machtsgebied van mijn koninkrijk de mensen dienen te beven en te vrezen voor de God van Daniël. Want hij is de levende God en Degene die blijft tot onbepaalde tijden, en zijn koninkrijk is er een dat niet te gronde zal worden gericht, en zijn heerschappij is voor immer. Hij verlost en bevrijdt en verricht tekenen en wonderen in de hemel en op de aarde, want hij heeft Daniël uit de klauw der leeuwen verlost.” — Daniël 6:25-27.
DIEN GOD MET STANDVASTIGHEID
23. Welk voorbeeld gaf Daniël ten aanzien van zijn wereldlijke werk, en hoe kunnen wij hem navolgen?
23 Daniël heeft alle hedendaagse dienstknechten van God een voortreffelijk voorbeeld gegeven. Zijn gedrag was altijd onberispelijk. In zijn wereldlijke werk was Daniël „betrouwbaar”, en „geen enkele nalatigheid noch ook maar iets corrupts” was er in hem te vinden (Daniël 6:4). Evenzo moet een christen ijver tonen in zijn baan. Dat betekent niet dat hij zakelijk over lijken gaat en materiële rijkdom najaagt of wil opklimmen ten koste van anderen (1 Timotheüs 6:10). De Schrift vraagt van een christen dat hij zijn wereldlijke verplichtingen eerlijk en met inzet behartigt, „als voor Jehovah”. — Kolossenzen 3:22, 23; Titus 2:7, 8; Hebreeën 13:18.
24. Hoe betoonde Daniël zich iemand die niet schipperde in zijn aanbidding?
24 In zijn aanbidding schipperde Daniël niet. Zijn gewoonte om te bidden was algemeen bekend. Bovendien wisten de hoogwaardigheidsbekleders en satrapen dat Daniël zijn aanbidding serieus nam. Ja, zij waren ervan overtuigd dat hij deze gewoonte trouw zou blijven ook al zou een wet het verbieden. Wat een prachtig voorbeeld voor hedendaagse christenen! Ook zij hebben de reputatie Gods aanbidding op de eerste plaats te stellen (Mattheüs 6:33). Dit behoort waarnemers ogenblikkelijk duidelijk te zijn, want Jezus gebood zijn volgelingen: „Laat . . . uw licht voor de mensen schijnen, opdat zij uw voortreffelijke werken mogen zien en uw Vader, die in de hemelen is, heerlijkheid geven.” — Mattheüs 5:16.
25, 26. (a) Wat zouden sommigen kunnen concluderen aangaande Daniëls handelwijze? (b) Waarom kwam voor Daniël een verandering in zijn routine neer op schipperen?
25 Sommigen zouden kunnen aanvoeren dat Daniël vervolging had kunnen vermijden door de bewuste dertig dagen heimelijk tot Jehovah te bidden. Per slot van rekening is er geen speciale houding of entourage vereist om door God gehoord te worden. Hij kan zelfs de meditaties van het hart onderscheiden (Psalm 19:14). Niettemin was Daniël van mening dat iedere wijziging in zijn routine op schipperen neerkwam. Waarom?
26 Welke boodschap zou er zijn overgebracht als Daniël, terwijl zijn gewoonte om te bidden zo bekend was, daar plotseling mee gestopt was? Waarnemers hadden heel goed kunnen concluderen dat Daniël mensenvrees had en dat het decreet van de koning het had gewonnen van Jehovah’s wet (Psalm 118:6). Maar Daniël toonde door zijn daden dat Jehovah zijn exclusieve toewijding genoot (Deuteronomium 6:14, 15; Jesaja 42:8). Natuurlijk gaf Daniël hiermee niet het signaal af dat hij de wet van de koning oneerbiedig aan zijn laars lapte. Hij kroop echter ook niet weg door dan maar te schipperen. Daniël ging er gewoon mee door in zijn dakvertrek te bidden, „zoals hij voordien geregeld had gedaan” toen het decreet van de koning nog niet bestond.
27. Hoe kunnen dienstknechten van God in deze tijd Daniël navolgen door (a) onderworpen te zijn aan de superieure autoriteiten? (b) God als regeerder meer te gehoorzamen dan mensen? (c) ernaar te streven met alle mensen in vrede te leven?
27 Dienstknechten van God in deze tijd kunnen leren van Daniëls voorbeeld. Zij blijven „onderworpen aan de superieure autoriteiten”, de wetten gehoorzamend van het land waar zij wonen (Romeinen 13:1). Wanneer echter de wetten van mensen botsen met die van God, neemt Jehovah’s volk het standpunt in van Jezus’ apostelen, die moedig verklaarden: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen” (Handelingen 5:29). Hiermee zetten christenen niet aan tot opstand of rebellie. Hun doel is veeleer gewoon in vrede te leven met alle mensen, opdat zij „een kalm en rustig leven mogen blijven leiden met volledige godvruchtige toewijding”. — 1 Timotheüs 2:1, 2; Romeinen 12:18.
28. Hoe diende Daniël Jehovah „met standvastigheid”?
28 Bij twee gelegenheden zei Darius van Daniël dat hij God „met standvastigheid” diende (Daniël 6:16, 20). De Aramese wortel voor het met „standvastigheid” vertaalde woord betekent „in een cirkel bewegen”. Het draagt de gedachte over van een voortdurende cyclus, van iets wat niet ophoudt. Daniëls rechtschapenheid was zo. Ze volgde een voorspelbaar patroon. Als Daniël werd geconfronteerd met beproevingen, grote of kleine, leed het geen twijfel wat hij ging doen. Hij zou voortgaan in de koers die hij al tientallen jaren voordien had uitgezet — die van loyaliteit en trouw aan Jehovah.
29. Hoe kunnen dienstknechten van Jehovah in deze tijd voordeel trekken van Daniëls getrouwe loopbaan?
29 Gods hedendaagse dienstknechten willen Daniëls handelwijze navolgen. Ja, de apostel Paulus vermaande alle christenen het voorbeeld van godvrezende mannen uit de oudheid te beschouwen. Door geloof ’bewerkten zij rechtvaardigheid, verkregen beloften’ en — kennelijk een verwijzing naar Daniël — ’stopten de muilen van leeuwen toe’. Laten wij als dienstknechten van Jehovah in deze tijd het geloof en de standvastigheid van Daniël aan de dag leggen en „met volharding de wedloop lopen die voor ons ligt”. — Hebreeën 11:32, 33; 12:1.
[Voetnoten]
a Het bestaan van een „leeuwekuil” in Babylon wordt ondersteund door het getuigenis van oude inscripties die aantonen dat oosterse heersers er vaak verzamelingen wilde dieren op na hielden.
b Het dakvertrek was een privé-vertrek waar iemand zich kon terugtrekken als hij niet gestoord wenste te worden.
c De leeuwenkuil was mogelijk een onderaardse ruimte met bovenin een gat. Waarschijnlijk waren er ook deuren in of traliewerken die opgehaald konden worden om de dieren binnen te laten.
d Het woord „beschuldigd” is een vertaling van een Aramese uitdrukking die ook met „belasterd” weergegeven kan worden. Dit laat duidelijk de boosaardige opzet van Daniëls vijanden uitkomen.
WAT BENT U TE WETEN GEKOMEN?
• Waarom besloot Darius de Meder Daniël op een hoge post te gebruiken?
• Welk sluwe plan bedachten de hoogwaardigheidsbekleders en satrapen? Hoe verloste Jehovah Daniël?
• Wat heeft aandacht schenken aan Daniëls voorbeeld van getrouwheid u geleerd?
[Paginagrote illustratie op blz. 114]
[Paginagrote illustratie op blz. 121]
[Illustratie op blz. 127]
Daniël diende Jehovah „met standvastigheid”. Doet u dat ook?