GEVANGENZETTING
1 Moringen (bij Göttingen) was een van de eerste concentratiekampen voor vrouwen (1933-1937), nog vóór Lichtenburg en Ravensbrück. Bijna de helft van de vrouwen in Moringen van wie we de naam weten, was een Getuige van Jehovah.
2 Onder de gevangenen in Moringen bevond zich de 32-jarige Katharina Thoenes. De directeur isoleerde haar en haar mede-Getuigen van de anderen en legde hun een brief-, pakket- en geldverbod op met het argument dat ‘de vrouwen weigerden te naaien voor het winterhulpwerk’.
3 De 18-jarige Jonathan Stark werd in 1944 naar het jeugdconcentratiekamp Moringen gebracht omdat hij weigerde trouw te zweren aan de Führer. (Op 1 november 1944 werd hij als gewetensbezwaarde opgehangen in Sachsenhausen.)
4 In mei 1939, kort voor de sluiting van kamp Lichtenburg, was meer dan 40 procent van de vrouwelijke gevangenen daar een Getuige van Jehovah.
5 Erna Ludolph en vele andere vrouwelijke Getuigen werden in mei 1939 naar Ravensbrück gebracht om daar te helpen bij de bouw van een nieuw concentratiekamp.
6 In Ravensbrück moesten de vrouwen onder de zwaarste omstandigheden werken. (Uit een SS-propagandafotoalbum.)
7 Therese Schreiber was een van de vele Oostenrijkse Getuigen die door de nazi’s naar Ravensbrück en andere concentratiekampen werden afgevoerd. Later werd ze door een rechtbank in Wenen veroordeeld omdat ze ondergronds De Wachttoren, een tijdschrift van Jehovah’s Getuigen, had gedupliceerd.
8 Charlotte Müller en Ilse Unterdörfer werden van Lichtenburg naar kamp Ravensbrück overgebracht. Beiden waren ondanks het verbod actief in hun geloof.
9 De gevangenen met de paarse driehoek stonden bekend als eerlijke en betrouwbare werkers. Met deze identiteitskaart kon Charlotte Müller vanaf 1942 als huishoudster werken voor een SS-gezin in de buurt van het kamp.
10 Een kleine groep Oekraïense jonge vrouwen, waaronder Aleksejevna Jarosj, raakte in 1944 in kamp Ravensbrück bekend met de leringen van Jehovah’s Getuigen en sloot zich al snel bij hen aan.
11 Zelfs onder de extreme omstandigheden van het kampleven zochten de Getuigen naar mogelijkheden om met elkaar over hun geloof te praten en, met gevaar voor eigen leven, Bijbelse lectuur te lezen. (Het recentere schilderij, tentoongesteld in herdenkingsmuseum Ravensbrück, is gebaseerd op een ooggetuigenverslag.)
12 Concentratiekamp Sachsenhausen (1936-1945), ten noorden van Berlijn. In de jaren voor de oorlog was ongeveer 5 tot 10 procent van alle gevangenen in de kampen Jehovah’s Getuigen. Als er nieuwe Getuigen arriveerden, werden ze meteen naar de ‘strafwerkeenheid’ gebracht, waar het zwaarste en vuilste werk moest worden gedaan. Ze moesten daar zeven dagen per week tussen de 10 en 12 uur per dag werken.
13 De Bijbelonderzoekers (Jehovah’s Getuigen) vormden een aparte categorie gevangenen en werden gestigmatiseerd met een paarse driehoek. Omdat ze vasthielden aan hun overtuiging, waren ze een speciaal doelwit van de wreedheden van de SS-bewakers en de kapo’s (gevangenen die als toezichthouders werden ingezet) en waren ze aan hun genade overgeleverd.
14 Een van de vele straffen was dat de gevangene werd vastgebonden en met ijzeren staven op het ontblote achterste werd geslagen.
15 De gevangenen moesten vaak urenlang in de rij staan voor het appel (zoals hier in Sachsenhausen). Op 15 september 1939 liet de SS op deze plek de gewetensbezwaarde dienstweigeraar August Dickmann executeren in aanwezigheid van het hele kamp.
16 De gevangenen konden al voor de kleinste vergrijpen gestraft worden, onder andere met een straf die ‘boomhangen’ werd genoemd, een uiterst pijnlijke straf waarbij iemand aan een paal werd gehangen.
17 Naast de vernederende omstandigheden waren de kampen extreem overvol. Jehovah’s Getuigen mochten een tijdlang barakken delen met hun geloofsgenoten, maar omdat ze religieuze bijeenkomsten hielden, scheidde de SS hen later. Maar omdat ze toen meer gingen prediken tot andere gevangenen, zette de SS de Getuigen weer bij elkaar. Eugen Kogon, een ooggetuige, vertelt: ‘Het lijkt er sterk op dat de SS psychologisch nooit helemaal opgewassen was tegen Jehovah’s Getuigen.’
18 Door de slechte voeding raakten velen ondervoed en stierven ze aan ziektes zoals tyfus.
19 De talloze lijken werden in speciale ovens verbrand.
20 In kamp Buchenwald (1937-1945) in de buurt van Weimar, alsook in andere kampen, isoleerde de SS Jehovah’s Getuigen vanaf 1938 in speciale barakken achter prikkeldraad, waar ze negen maanden lang geen brieven mochten schrijven. Gedurende de daaropvolgende drieënhalf jaar (in Buchenwald, waar de meeste gevangenen in de ‘strafwerkeenheid’ Jehovah’s Getuigen waren, zelfs tot het einde van de oorlog) mochten ze niet meer dan 25 woorden per maand aan hun familie schrijven.
21 De volgende tekst werd op het briefpapier van het kamp gestempeld of gedrukt: ‘De gevangene blijft, net als voorheen, een koppige Bijbelonderzoeker en weigert de valse leringen van de Bijbelonderzoekers te verwerpen. Om die reden is hem de gebruikelijke toestemming voor correspondentie ontzegd.’
22 De SS overhandigde de Getuigen vaak een verklaring waarmee ze hun geloof konden afzweren. Door die te ondertekenen, zouden ze vrijgelaten kunnen worden. Toch ondertekenden de meeste Getuigen de verklaring niet.
23 Met gevaar voor eigen leven gaf Wilhelm Töllner in Buchenwald Bijbellezingen.
24 Kamp Mauthausen in Oostenrijk (1938-1945). Op 27 september 1939 arriveerden 145 gevangenen met de paarse driehoek uit kamp Dachau. Sommigen werden gedwongen om zwaar werk te doen in de beruchte steengroeve met zijn trappen des doods.
25 August Kraft uit Wenen, die een tijdlang het ondergrondse werk van Jehovah’s Getuigen in Oostenrijk had georganiseerd, werd op 25 mei 1939 gearresteerd. Hij stierf in februari 1940 in Mauthausen.
26 De Gestapo zat drie jaar lang achter Albert Wandres aan (links). De Speciale Rechtbank in Frankfurt am Main veroordeelde hem tot vijf jaar gevangenisstraf. Ook Martin Pötzinger (rechts) uit München was zeer actief geweest in het ondergrondse werk. Ondanks honger moesten beide mannen zwaar lichamelijk werk verrichten in Dachau en Mauthausen. Ze overleefden het allebei.
27 Hans Gärtner, een kapper uit Zwingenberg, overleefde zijn gevangenschap in Mauthausen en Dachau niet. In zijn geboorteplaats draagt tegenwoordig een straat zijn naam.
28 Auschwitz was een van de grootste concentratie-, werk- en vernietigingskampcomplexen (van juni 1940 tot 27 januari 1945). Daar stierven meer dan 1.000.000 mensen, de meesten omdat ze Joods waren. Ook Sinti en Roma, Polen, Jehovah’s Getuigen en anderen kwamen om.
29 De Rus Aleksej Nepotsjatov kreeg in 1942 in Auschwitz het nummer 154888 getatoeëerd. Als krijgsgevangene ontsnapte hij ternauwernood aan moord. In Buchenwald ontmoette hij Duitse Getuigen van Jehovah en nam hun geloof aan.
30 Gestapo-foto’s van Jan Otrebski, een Poolse Getuige van Jehovah die gevangenisnummers kreeg in drie kampen: Auschwitz (nr. 63609), Gusen (nr. 13449) en Mauthausen (nr. 31208).
31 Elsa Abt uit Danzig werd in mei 1942 gearresteerd en haar woning werd door de politie verzegeld. Ze vertrouwde haar tweejarige dochter toe aan een gezin in dezelfde flat. Samen met 11 andere Getuigen werd Elsa naar Auschwitz-Birkenau gebracht. Haar man Harald werd naar Buchenwald gebracht. In januari 1945 maakte ze de evacuatietransporten van kamp naar kamp mee: naar Groß-Rosen, Mauthausen, Bergen-Belsen en Dora-Nordhausen, waar ze werd bevrijd. (Links op de inzet is Harald.)
32 De kampadministratie hield nauwgezet bij wie er allemaal gevangenzaten. Na de sluiting van kamp Niederhagen (1939-1943; het kamp viel enige tijd onder het gezag van het kamp Sachsenhausen) bleef een ‘overgebleven arbeidersgroep’, die bijna geheel uit Jehovah’s Getuigen bestond, achter in Wewelsburg. Theodor Sponsel was een van hen. (Groepsfoto genomen kort na de bevrijding in 1945.)
33 Max Hollweg herinnert zich hoe de SS probeerde 26 gewetensbezwaarde dienstweigeraars zich dood te laten werken (1942). Dat lukte niet omdat andere Getuigen hun in het geheim voedsel en steun gaven.
34 Ondanks het verbod en tot aan zijn gevangenschap produceerde Georg Klohe in het geheim geluidsopnamen met op de Bijbel gebaseerde lezingen (1934-1936). In 1944, toen hij in kamp Wewelsburg zat, slaagde hij erin om een cello voor zichzelf te laten bouwen. De SS stemde hierin toe omdat Jehovah’s Getuigen geen kans hadden om vrijgelaten te worden. Het muziekinstrument werd echter nooit gebruikt in een gevangenenorkest en Georg Klohe bespeelde het alleen af en toe na het werk.
35 De ouders van Simone Arnold — Emma en Adolphe Arnold uit de Elzas — hielden vast aan hun geloof en werden beiden gevangengezet. (Simone staat op de foto in het midden.) In 1942 werd Adolphe Arnold naar kamp Dachau gebracht. Zijn vrouw Emma stuurde hem toen ze nog vrij was eens per maand een cake met drie verborgen strookjes papier met artikelen uit De Wachttoren. Adolphe leerde de teksten uit zijn hoofd. Toen hij werd bevrijd, kon hij drie van deze briefjes, verstopt in zijn jas, mee naar huis nemen.
36 Leopold Engleitner uit Oostenrijk werd in januari 1936 voor het eerst gearresteerd. Van oktober 1939 tot juli 1943 heeft hij in de kampen Buchenwald, Wewelsburg en Ravensbrück gezeten. Een keer werd hij zo hard op zijn hoofd geslagen dat hij pijnlijke, langdurige verwondingen opliep. Zelfs na zijn onverwachte vrijlating uit het concentratiekamp in 1943 was Engleitner niet helemaal vrij, omdat hij als dwangarbeider moest werken. In 1945 kon hij echter het gebied verlaten en voorkomen dat hij voor het leger werd opgeroepen.
37 Margarete Unterner (Elzas) weigerde voor de Reichsarbeitsdienst te werken. In 1942 kwam ze in de gevangenis in Saverne en later in kamp Schirmeck-Vorbruck. Haar man Marcel weigerde zich bij het Duitse leger aan te sluiten en werd naar de militaire gevangenis in Tegel (Berlijn) gestuurd. Vanwege een ernstige zenuwaandoening werd hij weer vrijgelaten.
38 Ondanks het verbod hielden Johanna en Johann Degen christelijke bijeenkomsten in hun huis in Lorsch. Daarom werd Johann in 1936 veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf in Darmstadt. Vervolgens, in oktober 1938, werd hij overgeplaatst naar concentratiekamp Dachau. In januari 1941 stierf hij in kamp Mauthausen aan tyfus.
39 Op zijn werk in de steengroeven bij Zwingenberg hielp Adam Heim vervolgde burgers. Hij werd verraden en door het Speciale Gerechtshof in Darmstadt veroordeeld. Hij kwam in de gevangenis en vervolgens in kamp Dachau. (Later kwam hij om bij een motorongeluk.)
40 Horst Schmidt (pleegzoon van Emmy Zehden) vervoerde als koerier Wachttoren-publicaties van Berlijn naar Danzig. Hij werd gearresteerd en in 1944 ter dood veroordeeld. In afwachting van zijn executie zat hij gevangen in Brandenburg-Görden, maar op 27 april 1945 werd hij bevrijd.
41 Twaalf leden van de familie Kusserow uit Bad Lippspringe kwamen vanwege hun geloof in verschillende gevangenissen, tuchthuizen, concentratiekampen en nazi-heropvoedingsscholen terecht. Twee zonen werden als gewetensbezwaarde dienstweigeraars geëxecuteerd.