AMANA
(Ama̱na) [van een grondwoord dat „betrouwbaar; getrouw; langdurig” betekent].
Deze naam wordt in de Hebreeuwse tekst van Hooglied 4:8 te zamen met de Libanon en de Hermon vermeld. In de meeste bijbelvertalingen wordt dit Hebreeuwse woord eenvoudig getranscribeerd; sommige geleerden zijn echter van mening dat het betrekking heeft op de hele Anti Libanon, terwijl volgens andere dat gedeelte van de Anti Libanon erdoor wordt aangeduid waar de Nahr Barada ontspringt. — Zie ANTI LIBANON.