BETHFAGE
(Bethfa̱ge) [uit het Hebr., waarschijnlijk: Huis van de vroege vijgen].
Bethfage wordt beschreven als de plaats van waar uit Jezus Jeruzalem naderde en vanwaar hij zijn discipelen uitzond om de ezel te halen waarop hij tijdens zijn zegepralende intocht in Jeruzalem op 9 Nisan van het jaar 33 G.T. reed (Mt 21:1, 2; Mr 11:1, 2; Lu 19:29, 30). Blijkens de vermeldingen in de bijbel lag de plaats op de Olijfberg, dicht bij Jeruzalem en ook dicht bij Bethanië. Hoewel sommigen aannemen dat Bethfage zich aan de overkant van het ravijn ten ZO van Bethanië bevond, op de plaats van het huidige Abu Dis, lag het volgens de traditionele opvatting tussen Bethanië en Jeruzalem bij et-Tur, op de zuidoostelijke helling van de Olijfberg. Vanaf dit punt is het nog maar een korte afstand naar een van de toppen van de Olijfberg. Vandaar afdalend, heeft men het uitzicht op de hele stad Jeruzalem. — Vgl. Lu 19:37, 41.
Vermeldingen van Bethfage in de talmoed geven te kennen dat het werd beschouwd als de grens van de sabbatzone rondom de stad Jeruzalem. — Babylonische talmoed, Menahot 78b; vgl. Han 1:12, vtn.