STEEKPENNINGEN
Doorgaans iets van waarde dat wordt gegeven met het oogmerk de ontvanger ertoe te brengen, gewoonlijk op niet-gerechtvaardigde of corrupte wijze, ten gunste van de gever te handelen. Afhankelijk van de context kan het Hebreeuwse woord voor steekpenningen (sjoʹchadh) ook vertaald worden met „gift” of „geschenk” (Ex 23:8, vtn.; 1Kon 15:19; Sp 17:8). De Schrift maakt duidelijk dat het aannemen van steekpenningen niet alleen tot verdraaiing van het recht leidde, maar zelfs tot bloedvergieten. — De 16:19; 27:25; Ez 22:12.
Het aannemen van steekpenningen werd in Gods wet aan Israël uitdrukkelijk verboden, en Jehovah als Opperste Rechter gaf het volmaakte voorbeeld door altijd onpartijdig te oordelen en nooit steekpenningen aan te nemen (Ex 23:8; 2Kr 19:7). Daarom moeten degenen die een gast in Jehovah’s tent willen zijn, hem in dit opzicht navolgen. — Ps 15:1, 5; zie ook Jes 33:15, 16.
De bijbel bevat talloze voorbeelden van personen die niet vrij waren van het aannemen van steekpenningen. Delila werd omgekocht om Simson te verraden; de asvorsten van de Filistijnen betaalden ieder 1100 zilverstukken ($2422, indien de „zilverstukken” sikkelen waren) (Re 16:5). De zonen van de profeet en rechter Samuël namen, in tegenstelling tot hun vader, steekpenningen aan en bogen het recht (1Sa 8:3; 12:3). David spreekt over personen wier rechterhand, die het recht had moeten ondersteunen, vol steekpenningen was (Ps 26:10). De koningen Asa en Achaz kochten respectievelijk de koning van Syrië en de koning van Assyrië om, teneinde militaire hulp te ontvangen (1Kon 15:18, 19; 2Kon 16:8). De hoofden of vorsten van het ontrouwe Jeruzalem bleken steekpenningen lief te hebben (Jes 1:23; 5:23; Mi 3:11). In tegenstelling tot gewone prostituées, die een hoerenloon ontvangen, bood het ontrouwe Jeruzalem feitelijk anderen steekpenningen aan om naar haar toe te komen. — Ez 16:33.
In de 1ste eeuw G.T. liet Judas Iskariot zich omkopen om Jezus Christus te verraden (Mt 26:14-16, 47-50), en stadhouder Felix weerhield zich ervan Paulus te berechten, in de hoop steekpenningen van de apostel te ontvangen. — Han 24:26, 27.
De uitdrukkingen „steekpenningen uit de boezem” en „steekpenningen in de boezem” kunnen beter begrepen worden wanneer men bedenkt dat het woord „boezem” in het Hebreeuws ook betrekking kan hebben op de plooi van een kledingstuk boven de gordel. Deze uitdrukkingen wijzen er derhalve op dat steekpenningen blijkbaar in de bovenste plooi van het kledingstuk werden verborgen en dan in het geheim aan een ander werden gegeven, die ze op zijn beurt op dezelfde manier wegstopte. — Sp 17:23; 21:14; zie GAVEN, GESCHENKEN.