HEG
Boom- en wijngaarden waren gewoonlijk door heggen, dikke rijen van doornige planten, omgeven om het terrein te beschermen tegen dieven, alsook tegen dieren die verwoestingen aanrichtten (Jes 5:5). De in de Schrift gebruikte uitdrukking ’een omheining plaatsen’ (’met een haag omringen’, PC), duidt in figuurlijke zin op het verlenen van bescherming (Job 1:10). Anderzijds wordt het woord ’omheinen [met een heg]’ of ’insluiten’ gebruikt om te kennen te geven dat een persoon of zelfs een natie obstakels of hindernissen in de weg werden gelegd, waardoor deze persoon of deze natie in een situatie van hulpeloosheid en verlatenheid kwam, zonder uitweg (Job 3:23; Ho 2:6; vgl. Job 19:8; Klg 3:7-9). Met betrekking tot de morele verdorvenheid die er in de dagen van Micha onder de Israëlieten heerste, schreef Micha dat ’hun oprechtste erger was dan een doornhaag’, dat wil zeggen stekend, kwetsend en beledigend. — Mi 7:4.