KEDES
(Ke̱des) [Heilige plaats].
1. Een stad in het Z van Juda (Joz 15:21, 23), mogelijk identiek met Kades-Barnea. — Zie KADES, KADES-BARNEA.
2. Een stad in Naftali, die aan de Gersonieten werd gegeven en als toevluchtsstad werd afgezonderd (Joz 20:7; 21:32, 33; 1Kr 6:71, 76). Wegens haar ligging werd ze ook „Kedes-Naftali” (Re 4:6) en „Kedes in Galilea” genoemd (Joz 20:7). Kedes was kennelijk de woonplaats van rechter Barak en het verzamelpunt voor zijn 10.000 mannen uit Naftali en Zebulon, die vervolgens het Kanaänitische leger onder Sisera versloegen (Re 4:6, 10). Eeuwen later, tijdens de regering van koning Pekah van Israël (ca. 778–759 v.G.T.), werd de stad door de Assyrische koning Tiglath-Pileser III veroverd. — 2Kon 15:29.
Kedes is geïdentificeerd met Tell Qades (Tel Qedesh), een aardheuvel vanwaar men het uitzicht heeft op een kleine, vruchtbare vlakte, ongeveer 20 km ten ZW van Dan.
3. Een aan „de zonen van Gersom” toegewezen plaats in Issaschar (1Kr 6:71, 72), schijnbaar identiek met het in de parallelle lijst in Jozua 21:28 genoemde „Kisjon”. Tell Abu Qedeis (Tel Qedesh), ongeveer 4 km ten ZO van Megiddo, is als plaats geopperd waar Kedes gelegen kan hebben. Dit schijnt overeen te stemmen met Jozua 12:21, 22, waaruit men zou kunnen opmaken dat Kedes in de omgeving van Megiddo en Jokneam lag. Aangezien Barak Sisera in het gebied van Megiddo versloeg (Re 5:19), was het misschien bij dit Kedes (en niet nr. 2) dat Jaël de Kanaänitische legeroverste Sisera in haar tent doodde. — Re 4:11, 17, 21.