OG
De machtige Amoritische koning van Basan (1Kon 4:19), die door de Israëlieten werd verslagen voordat zij de Jordaan overstaken en het Beloofde Land binnentrokken. Og was een van de als reuzen bekendstaande Refaïeten. Zijn kolossale ijzeren baar (misschien een sarcofaag van zwart basalt) mat 4 x 1,8 m (De 3:11, vtn.). Hij en Sihon regeerden over de Amorieten ten O van de Jordaan (De 3:13; 4:46, 47). Het rijk van Og strekte zich uit van de berg Hermon tot de Jabbok, een gebied ten O van de Jordaan waarin zestig versterkte steden en talrijke plattelandssteden lagen (De 3:3-5, 8-10; Joz 12:4, 5; vgl. Nu 21:23, 24). De twee voornaamste steden van Og waren Edreï en Astaroth. — De 1:4; Joz 13:12.
Og werd door de Israëlieten verslagen tegen het einde van hun veertigjarige omzwerving door de wildernis en vlak voordat zij zich in de vlakten van Moab legerden. Nadat de Israëlieten Sihon hadden verslagen, stuitten zij bij Edreï op de strijdkrachten van Og en doodden in een overweldigende, door God geschonken overwinning Og en heel zijn leger en namen zijn steden en plattelandssteden in bezit (Nu 21:33–22:1; De 3:1-13). Ogs gebied ging tot Manasses erfdeel behoren (Nu 32:33; De 3:13; Joz 13:29-31). De overwinning maakte de bewoners van Kanaän bevreesd en droeg er onder meer toe bij dat Rachab en de Gibeonieten vrede met Israël zochten, opdat zij niet ook verdelgd zouden worden (Joz 2:10, 11; 9:9, 10). De overwinning vormde voor Israël een grote aanmoediging en was zelfs vele eeuwen later nog niet vergeten. — De 31:4; Ne 9:22; Ps 135:10-12; 136:17-22.