PINEHAS
(Pi̱nehas).
1. Zoon van Eleazar en kleinzoon van Aäron. Zijn moeder was een dochter van Putiël, en de naam van zijn zoon was Abisua (Ex 6:25; 1Kr 6:4). Het snelle optreden van de jonge Pinehas stuitte de gesel van Jehovah nadat 24.000 Israëlieten op de vlakten van Moab wegens hoererij en omdat zij zich aan de Baäl van Peor hadden verbonden, gestorven waren. Toen Pinehas zag dat Zimri de Midianitische Kozbi in zijn tent bracht, doorstak hij hen beiden met een lans — ’de vrouw door haar geslachtsdelen’. Deze ijver, die hem ertoe aanzette „volstrekt geen mededinging” ten opzichte van Jehovah te ’dulden’, werd „hem tot rechtvaardigheid gerekend”, en God sloot een verbond met hem dat het priesterschap „tot onbepaalde tijd” in zijn geslachtslijn zou blijven. — Nu 25:1-3, 6-15; Ps 106:30, 31.
Tijdens zijn leven diende Pinehas in verschillende hoedanigheden. In het leger dat Jehovah’s wraak aan Midian voltrok, vertegenwoordigde hij de priesterschap (Nu 31:3, 6). Toen drie stammen ervan werden verdacht Jehovah’s aanbidding de rug te hebben toegekeerd, stond hij aan het hoofd van een delegatie die een onderzoek moest instellen (Joz 22:9-33). Hij ging over de poortwachters van de tabernakel (1Kr 9:20). Nadat zijn vader op de Heuvel van Pinehas was begraven, vervulde hij het ambt van hogepriester (Joz 24:33; Re 20:27, 28). Zijn naam komt in diverse geslachtsregisters van na de ballingschap voor. — 1Kr 6:4, 50; Ezr 7:5; 8:2.
2. De jongste van de twee „nietswaardige” zonen van de priester Eli (1Sa 1:3; 2:12). Terwijl Pinehas en zijn broer Hofni als priester dienden, hadden zij betrekkingen met de vrouwen die aan de ingang van het heiligdom dienst deden en „behandelden [zij] de offergave van Jehovah met minachting” (1Sa 2:13-17, 22). Toen hun vader hun slechts een milde berisping gaf, weigerden zij naar hem te luisteren. Wegens hun goddeloosheid sprak God het oordeel over hen uit. Dit ging in vervulling toen zij beiden op dezelfde dag in de strijd tegen de Filistijnen werden gedood (1Sa 2:23-25, 34; 3:13; 4:11). Het bericht dat de Ark was buitgemaakt en dat haar schoonvader en haar man waren gestorven, was te veel voor Pinehas’ vrouw. Zij raakte in een shock en stierf terwijl zij Ikabod baarde. — 1Sa 4:17-21.
3. Een leviet wiens zoon Eleazar in de tijd van Ezra, 468 v.G.T., meehielp bij het inventariseren van de tempelschatten. — Ezr 8:33, 34.