FENIX
(Fe̱nix) [van een grondwoord dat „palmboom” betekent].
„Een haven van Kreta” (Han 27:12). De graanboot waarop Paulus als gevangene naar Rome reisde, trachtte van Schone Havens naar Fenix te varen om daar te overwinteren. Door een storm overvallen, sloeg de boot vervolgens te pletter op het eiland Malta. — Han 27:13–28:1.
Wat de ligging van Fenix betreft, geeft het verslag van het boek Handelingen alleen te kennen dat het ten W van Schone Havens lag, aan de Z-kust van Kreta, en dat het daar veilig was om te overwinteren. Twee plaatsen zijn daarom geopperd. De ene is Loutro, aan de O-kant van een kaap, ongeveer 65 km ten W van Schone Havens, en de andere Phineka, aan de andere kant van deze kaap. De letterlijke Griekse tekst beschrijft de haven van Fenix als „neerziend op [kaʹta] de zuidwestenwind en neer[ziend] op [kaʹta] de noordwestenwind”. Volgens de interpretatie van geleerden die voor Loutro pleiten, betekent dit kijkend „langs” of „in de richting van” (kaʹta) waar uit de ZW-wind en de NW-wind waait (Han 27:12, vtn.). Volgens deze opvatting moet worden begrepen dat de haven ’naar het NO en het ZO’ openligt (RS; NW), een beschrijving die zou kunnen kloppen met de grote halfcirkelvormige toegang tot de haven van Loutro. Phineka wordt wegens de natuurlijke formatie van de plaats in deze tijd niet als haven gebruikt, hoewel geologische veranderingen in de omgeving de formatie ervan hebben kunnen beïnvloeden. Phineka heeft echter wel twee zeearmen, een die uitkijkt op het ZW en de andere op het NW. Derhalve leggen degenen die voor deze plaats pleiten, de uitdrukking „neerzien op” uit in de betekenis van kijkend in de richting van waar uit de winden komen in plaats van in de richting waarheen ze waaien.