AGABUS
(Aga̱bus).
Een christelijke profeet die, samen met andere profeten, van Jeruzalem naar Syrisch Antiochië ging, in het jaar dat Paulus daar verbleef. Door middel van de geest voorzei Agabus „dat er weldra een grote hongersnood over de gehele bewoonde aarde [Grieks: oi·kouʹme·nen] zou komen” (Hand. 11:27, 28). Met betrekking tot het gebruik van het woord oi·kouʹme·ne in deze tekst staat in Barnes’ Notes on the New Testament (blz. 451): „Het hier gebruikte woord . . . heeft gewoonlijk betrekking op de bewoonbare wereld, de gecultiveerde en bewoonde gedeelten van de aarde. Soms heeft het echter een beperkte betekenis en duidt het op een heel land, in tegenstelling tot de gedeelten van een land; zo kan het duiden op het gehele land Palestina, ter onderscheiding van de afzonderlijke gedeelten ervan, of het kan erop duiden dat een gebeurtenis betrekking zou hebben op het gehele land, en niet beperkt zou zijn tot een of meer gedeelten, zoals Galilea, Samaria, enz.” — Vergelijk Lukas 2:1.
Het schijnt dat de broeders in Antiochië begrepen dat deze profetie van toepassing was op het land Palestina, want in het volgende vers (Hand. 11:29) staat dat zij vastbesloten waren „een ondersteuning te zenden ten dienste van de broeders die in Judea woonden”. Zoals het verslag vermeldt, werd de profetie tijdens de regering van keizer Claudius I (41–54 G.T.) vervuld. De joodse geschiedschrijver Josephus (De joodse geschiedenis, XX, ii, 6; v, 2) verwijst naar deze „grote hongersnood” en geeft te kennen dat deze drie jaar of langer duurde.
Tegen het einde van zijn laatste zendingsreis (omstreeks 56 G.T.) ontmoette Paulus in Cesarea Agabus, die een profetie met betrekking tot Paulus’ toekomstige gevangenneming in Jeruzalem illustreerde door zijn eigen handen en voeten met Paulus’ gordel te binden. — Hand. 21:8-11.