BANDEN, BOEIEN.
„Band” in deze zin duidt op iets waardoor iemand in zijn vrijheid wordt beperkt of beteugeld, zoals een boei of keten; een voetboei; handboei; ook opsluiting (meervoud); een bindende kracht of invloed; iets wat bindt of aaneensmeedt.
In bijbelse tijden werden verschillende middelen aangewend om gevangenen in hun bewegingsvrijheid te belemmeren, waaronder het blok, handen voetboeien en ook gevangenissen. Op Egyptische bas-reliëfs worden gevangenen afgebeeld met de ellebogen vóór hen, achter hen of boven hun hoofd met een touw samengebonden. Soms zijn de polsen geboeid, en alle gevangenen zijn samengebonden met een touw dat om ieders hals is gelegd. Anderen dragen houten handboeien die blijkbaar uit twee aan elkaar bevestigde stukken hout zijn gemaakt, met rechthoekige uitsparingen voor de polsen. Er waren verschillende soorten van handboeien; ze hingen vaak aan een touw om de hals van de gevangene. Op sommige Egyptische reliëfs kan men gevangenen zien die naar gelang van hun nationaliteit verschillend geboeid zijn. Assyrische reliëfs beelden gevangenen af met voetboeien, die uit twee ringen of banden bestonden en door een stang werden samengehouden.
In de Schrift wordt het Hebreeuwse woord voor „koper” (dat in zulke gevallen gewoonlijk in het meervoud staat) naar gelang van de context vaak met „boeien” vertaald, omdat boeien dikwijls van koper of brons werden gemaakt, hoewel ook hout en ijzer werden gebruikt. In het British Museum bevindt zich een stel bronzen boeien uit Nineve in de vorm van een stang met aan elk uiteinde een ring. De ringen waren zo opengesneden dat ze aan de enkels met een hamer dichtgeslagen konden worden nadat de voeten van de gevangene erdoorheen gestoken waren. Een van de ringen is afgebroken, maar in volledige staat kunnen de boeien ongeveer 4 kg gewogen hebben.
De Romeinse gewoonte was, de rechterhand van een gevangene met een keten vast te maken aan de linkerhand van de soldaat die hem bewaakte of, voor dubbele zekerheid, elke hand te ketenen aan een soldaat aan weerszijden. Dit deed men niet alleen wanneer de gevangene naar de gevangenis werd gevoerd, maar ook tijdens zijn gevangenschap.
Het Hebreeuwse woord mah·peʹkheth, dat met „blok” wordt vertaald (Jer. 20:2; 29:26; 2 Kron. 16:10), heeft de betekenis van „verdraaien, krom maken”. In zo’n blok bevond een gevangene zich klaarblijkelijk in een gebogen of onnatuurlijke houding, en mogelijkerwijs werden zowel de hals als de armen en benen omsloten. Er is geen nauwkeurige beschrijving van zo’n blok beschikbaar. Bij een andere vorm van het blok (Hebreeuws: sadh) waren schijnbaar alleen de voeten omklemd (Job 13:27; 33:11). Het blok waarin Paulus en Silas in de binnenste gevangenis in Filippi werden gezet, omsloot slechts hun voeten (Hand. 16:24). Het Romeinse blok was een houten geraamte met verscheidene gaten op dusdanige afstand dat de benen uiteengespreid konden worden. Eusebius vertelt van gevangengezette martelaren van wie de voeten in het blok „tot het vijfde gat” uiteengespreid waren. De halsboei was een werktuig dat de hals en mogelijk ook de armen omklemde (Jer. 29:26). Geen van deze werktuigen was in Gods wet aan Israël voorgeschreven, en ook bevatte de Wet geen voorziening voor gevangenissen.
OVERDRACHTELIJK EN SYMBOLISCH GEBRUIK
De uitdrukkingen „banden” en „ketens” worden in de Schrift vaak overdrachtelijk gebruikt voor gevangenschap of een vorm van vrijheidsbeperking. Toen de natie Israël in Babylonische gevangenschap verkeerde, werd ze afgeschilderd als een vrouw in boeien of met banden om haar hals (Jes. 52:2), hoewel vele Israëlieten in eigen huizen woonden en een aanzienlijke vrijheid genoten. — Jer. 29:4, 5.
God heeft de ongehoorzame engelen met „eeuwige banden onder dikke duisternis” in hun bewegingsvrijheid beperkt (Jud. 6). Er wordt ook van hen gezegd dat zij aan „afgronden van dikke duisternis” zijn overgegeven (2 Petr. 2:4). Zoals de Schrift toont, is hun niet alle bewegingsvrijheid ontnomen, want zij zijn in staat geweest bezit te nemen van mensen en hadden zelfs toegang tot de hemel totdat zij er door Michaël en zijn engelen uit werden geworpen en naar de aarde werden geslingerd (Mark. 1:32; Openb. 12:7-9). Satan de Duivel zal door de engel die de sleutel van de afgrond heeft, met een grote keten gebonden en voor 1000 jaar in de afgrond geslingerd worden, waarna hij voor een korte tijd losgelaten moet worden (Openb. 20:3). Daar engelen geen schepselen van vlees en bloed zijn, duiden deze ketens ongetwijfeld op een bindende kracht, waar wij geen kennis van hebben.
Over een vrouw die door Jezus werd genezen, nadat zij 18 jaar lang door een geest van zwakheid kromgebogen was geweest, zei Jezus dat Satan haar gebonden had gehouden (Luk. 13:11, 16). Petrus noemde Simon, die probeerde de gave van de heilige geest te kopen, een „band van onrechtvaardigheid”. — Hand. 8:23.
De handen van een immorele vrouw worden met boeien vergeleken, en de man die haar achternagaat, is als iemand die „geboeid is voor het strenge onderricht van een dwaas”. — Pred. 7:26; Spr. 7:22.
In gunstige zin spreekt Ezechiël wegens de bindende kracht van een verbond over de „band van het verbond” (Ezech. 20:37). Personen die een echtverbintenis hebben aangegaan, worden beschouwd als erdoor „gebonden” (Rom. 7:2; 1 Kor. 7:27, 39). Over liefde wordt gesproken als een „volmaakte band van eenheid”. — Kol. 3:14.
[Illustratie op blz. 147]
Ten dele beschadigd Egyptisch reliëf waarop vijf methoden voor het binden van gevangenen worden afgebeeld