RIJP.
Een zilverwit ijsafzetsel dat bij temperaturen beneden het vriespunt door sublimatie (directe condensatie) ontstaat. De ijskristallen zijn lang en naaldvormig en staan gewoonlijk loodrecht op het oppervlak van de voorwerpen waarop ze zich, vooral talrijk langs de randen, afzetten. De waterdamp in de atmosfeer bevriest zonder de vloeibare fase te doorlopen en condenseert aldus, gewoonlijk ’s nachts, op bomen, planten en andere voorwerpen. Rijp wordt vaak op ruiten aangetroffen.
Het manna dat Jehovah voor de Israëlieten verschafte tijdens hun 40-jarige omzwerving in de wildernis, wordt in Exodus 16:14 aldus beschreven: „De dauwlaag [verdampte], en zie, daar lag over de oppervlakte van de wildernis iets fijns en schilferachtigs, fijn als rijp op de aarde.” Jehovah spreekt tot Job over de „rijp van de hemel”, ongetwijfeld omdat de waterdamp in de atmosfeer tot rijp condenseert (Job 38:29). Over Jehovah zegt de psalmist: „Rijp strooit hij net als as” (Ps. 147:16). Jehovah brengt met evenveel gemak rijp voort als een mens met de hand as uitstrooit. Rijp bedekt of vormt een laag op bomen, gras, huizen, enz., net alsof Jehovah’s onzichtbare hand er as over heeft gestrooid.