HONING, HONINGRAAT.
Het woord „honing” zoals dit in de Hebreeuwse Geschriften wordt gebruikt, is een vertaling van de woorden jaʹ‛ar, noʹfeth en devasjʹ. Het woord devasjʹ kan zowel bijenhoning als vruchtensiroop betekenen. In de Griekse Geschriften wordt het woord meʹli, samen met het bijvoeglijk naamwoord aʹgri·os, „wild”, gebruikt ter aanduiding van wilde bijenhoning.
DE HONINGRAAT
De honingraat is een technisch wonder dat de onvergelijkelijke wijsheid en bekwaamheid van de Schepper onthult, die de honingbij met een instinct heeft toegerust dat haar in staat stelt dit technische wonder te construeren. De zeshoekige vorm van de cellen is de ideale vorm voor het opslaan van een zo groot mogelijke hoeveelheid honing in de raat, terwijl voor de bouw van de celwanden een minimale hoeveelheid bijenwas nodig is. De voor de bouw van een raat benodigde was wordt door speciale klieren in het lichaam van de bij geproduceerd en als witte plaatjes via bepaalde poriën uitgescheiden. De bij brengt deze wasplaatjes met haar poten naar de kaken, kauwt de was en brengt deze vervolgens aan in het gedeelte van de honingraat waaraan wordt gebouwd. De wanden van de raat zijn slechts 0,32 mm dik, maar ze kunnen het 30-voudige van hun eigen gewicht dragen.
HONING
Wanneer de bijbel over bijenhoning spreekt, gaat het in de meeste gevallen om wilde honing, zoals de honing die Johannes de Doper in de wildernis at (Matth. 3:1, 4). Honingbijen bouwen hun nest op verschillende plaatsen, onder andere in bomen en rotsspleten. In één geval hadden bijen zich zelfs genesteld in het karkas van een dier waaraan klaarblijkelijk geen vlees meer zat maar dat door de zon was uitgedroogd. Dit was het kadaver van de leeuw waaruit Simson honing at. — Recht. 14:8, 9.
Gezond voedsel
Dat honing energie geeft, wordt geïllustreerd in het geval van koning Sauls zoon Jonathan die, uitgeput door de strijd, een beetje honing nuttigde. Onmiddellijk ’gingen zijn ogen stralen’ (1 Sam. 14:25-30). Dit krachtvoedsel wordt genoemd als een van de voorzieningen die God voor zijn volk in de wildernis verschafte. Daar waar weinig bomen waren, kon het volk honing winnen „uit een steile rots”, d.w.z. uit de honingraten die de bijen op rotsachtige plaatsen hadden gebouwd. — Deut. 32:13.
Geneeskrachtige eigenschappen
Honing is ook geneeskrachtig. Hij wordt vergeleken met aangename woorden en met wijsheid, niet alleen wegens zijn zoetheid en zijn voortreffelijke smaak maar ook wegens zijn geneeskrachtige werking. Aangename woorden bevorderen de geestelijke gezondheid, net zoals honing goed is voor het lichamelijke welzijn. De spreukendichter zegt: „Aangename woorden zijn een honingraat, zoet voor de ziel en genezing voor de beenderen.” — Spr. 16:24; 24:13, 14.
Voortreffelijke woorden of spraak
De zoetheid en aangename smaak van honing worden door de gehele bijbel heen zinnebeeldig gebruikt. Voorbeelden hiervan zijn in Ezechiël 3:2, 3 en Openbaring 10:9 te vinden. Vaak wordt er over raathoning gesproken, want die geldt als smakelijker, zoeter en voedzamer dan honing die een tijdlang aan de lucht is blootgesteld. Om te beklemtonen hoe goed en aangenaam de woorden van de Sulammitische waren, sprak haar geliefde herder erover als „raathoning” die van haar lippen blijft druipen (Hoogl. 4:11). Jehovah’s rechterlijke beslissingen zijn zo voortreffelijk, heilzaam en nuttig dat ze zelfs „zoeter dan honing en de vloeiende honing der raten” zijn (Ps. 19:9, 10). Zijn woorden zijn ’zachter voor het gehemelte dan honing voor de mond’. — Ps. 119:103.
Waarschuwing tegen het zoeken van eigen heerlijkheid
Honing is goed, maar wanneer men er te veel van eet, kan dit misselijkheid veroorzaken (Spr. 25:16); dit eten van te veel honing wordt vergeleken met wat sommige mensen doen, namelijk hun eigen heerlijkheid zoeken. — Spr. 25:27.
Waarschuwing tegen immoraliteit
In Spreuken hoofdstuk 5 en 7 wordt beschreven hoe een „vreemde vrouw” haar aantrekkelijkheid en gladde woorden in de strijd kan werpen om een man tot seksuele immoraliteit te verleiden. Deze beschrijving vormt een voortreffelijke waarschuwing voor christenen in deze tijd. — Spr. 5:3-5; 7:21, 22.
HONING VAN VRUCHTEN
Het Hebreeuwse woord devasjʹ kan ook betrekking hebben op het sap of de siroop van vruchten — vijgen, dadels enz. Vaak kan de lezer uit de context opmaken of er al dan niet bijenhoning wordt bedoeld. Met de honing die volgens Leviticus 2:11 niet op het altaar geofferd mocht worden, werd blijkbaar vruchtensiroop bedoeld, daar die gemakkelijk gaat gisten. Dat hier geen bijenhoning wordt bedoeld, blijkt uit het volgende vers, waar de verboden „honing” tot de eerstelingen van de oogst wordt gerekend. De meeste honing die de Israëlieten gebruikten, was wilde honing, niet een gekweekt produkt zoals druiven, vijgen, dadels en andere vruchten. Om dezelfde reden bestond de „honing” die als eersteling werd geofferd toen Hizkia het volk ertoe aanmoedigde de priesterschap te ondersteunen, ongetwijfeld uit het sap of de siroop van vruchten. — 2 Kron. 31:5.
EEN LAND VAN MELK EN HONING
De in de bijbel dikwijls herhaalde aanduiding „een land vloeiende van melk en honing” is zeer passend voor Palestina, want er was daar niet alleen bijenhoning in overvloed, maar er werd ook veel vruchtensiroop geproduceerd (Ex. 3:8; Lev. 20:24; Deut. 11:9; Joz. 5:6, enz.). Deze siroop behoorde waarschijnlijk tot de handelsartikelen die tegen koopwaar uit Tyrus werden geruild. — Ezech. 27:2, 17; zie BIJ.