LOYALITEIT.
Trouwe aanhankelijkheid aan een soeverein of regering, of aan een leider, een zaak of iets dergelijks. In het woord ligt toegewijde gehechtheid opgesloten, het gevoel van toewijding aan iemand of iets, getrouwheid jegens een persoon of personen aan wie men trouw verschuldigd is.
In de Hebreeuwse Geschriften is het bijvoeglijk naamwoord cha·sidhʹ op verschillende manieren vertaald: met „loyaal”, „goedertieren”, „heilig” of „vroom” en soortgelijke uitdrukkingen. Het zelfstandig naamwoord cheʹsedh heeft betrekking op goedheid of vriendelijkheid, maar houdt meer in dan de gedachte van tedere consideratie of goedheid die uit liefde voortspruit, ofschoon het deze eigenschappen wel insluit. Het is goedheid die zich liefdevol aan een voorwerp hecht totdat het doel in verband met dat voorwerp verwezenlijkt is. Het is de soort van goedheid of vriendelijkheid zoals God die jegens zijn dienstknechten tot uitdrukking brengt en die zij jegens hem tot uitdrukking brengen. Ze komt derhalve in de sfeer van loyaliteit, een rechtvaardige, toegewijde, heilige loyaliteit.
In de Griekse Geschriften brengen het zelfstandig naamwoord ho·siʹo·tes en het bijvoeglijk naamwoord hoʹsi·os de gedachte over van heiligheid, rechtvaardigheid, eerbied, godsvrucht, vroomheid; het nauwgezet in acht nemen van alle plichten jegens God. Er is een goede verhouding tot God bij betrokken.
Er schijnen geen Nederlandse uitdrukkingen te zijn die de volle betekenis van de Hebreeuwse en Griekse woorden exact weergeven, maar „loyaliteit”, waarin dus de gedachte van toewijding en getrouwheid opgesloten ligt, is een woord dat, wanneer het in verband met God en de dienst voor hem wordt gebruikt, het begrip vrij dicht benadert. De beste manier om de volledige betekenis van de bijbelse woorden in kwestie te bepalen, is te onderzoeken hoe ze in de bijbel worden gebruikt.
JEHOVAH’S LOYALITEIT
Jehovah God, de Allerheiligste, die getrouw vasthoudt aan rechtvaardigheid en die onverbrekelijke liefderijke goedheid tot uitdrukking brengt jegens hen die hem dienen, en die zelfs jegens zijn vijanden in rechtvaardigheid en waarachtigheid handelt, is uitermate betrouwbaar (Openb. 15:3, 4). Loyaliteit aan rechtvaardigheid en gerechtigheid alsook liefde voor zijn volk bewegen hem ertoe vonnissen te vellen. — Openb. 16:5; vergelijk Psalm 145:17.
Jehovah houdt zich loyaal aan zijn verbonden (Deut. 7:9). Wegens het verbond dat hij met zijn vriend Abraham gesloten had, betoonde hij zich eeuwenlang lankmoedig en barmhartig jegens de natie Israël (2 Kon. 13:23; Jer. 3:12). Degenen die loyaal zijn jegens hem, kunnen zich volledig op hem verlaten (Ps. 37:27, 28). David vroeg in gebed om Gods hulp en zei: „Jegens iemand die loyaal is, zult gij loyaal handelen; jegens de onberispelijke, sterke man zult gij onberispelijk handelen.” — 2 Sam. 22:26.
Degenen die loyaal zijn jegens Jehovah kunnen erop rekenen dat hij hen dicht nabij blijft en hen tot het einde van hun getrouwe loopbaan zal bijstaan, en zij kunnen er volledig verzekerd van zijn dat hij hen zal gedenken, welke situatie zich ook mag voordoen. Hij behoedt hun weg (Spr. 2:8). Hij behoedt hun leven of ziel. — Ps. 97:10.
JEZUS CHRISTUS
Toen Jezus Christus op aarde was, werd hij zeer gesterkt door de wetenschap dat God ten aanzien van hem had laten voorzeggen dat, aangezien hij Gods voornaamste ’loyale’ was, zijn ziel in Sjeool niet verlaten zou worden (Ps. 16:10). Op de dag van het pinksterfeest in 33 G.T. paste de apostel Petrus deze profetie op Jezus toe en zei: „[David] voorzag . . . en sprak . . . over de opstanding van de Christus, dat hij niet werd verlaten in Hades en dat zijn vlees het verderf niet heeft gezien. Deze Jezus is door God opgewekt, van welk feit wij allen getuigen zijn” (Hand. 2:25-28, 31, 32; vergelijk 13:32-37). The Expositor’s Greek New Testament zegt in een commentaar op Handelingen 2:27 dat het (in Psalm 16:10 gebruikte) Hebreeuwse woord cha·sidhʹ niet alleen betrekking heeft op iemand die godvruchtig en vroom is, maar ook op iemand jegens wie God liefderijke goedheid bewijst.
LOYALITEIT, EEN DOOR GOD GESTELD VEREISTE
Jehovah verlangt loyaliteit van zijn dienstknechten. Zij moeten hem nabootsen (Ef. 5:1). De apostel Paulus zegt christenen dat zij „de nieuwe persoonlijkheid [dienen] aan te doen, die naar Gods wil werd geschapen in ware rechtvaardigheid en loyaliteit” (Ef. 4:24). Wanneer hij hen aanmoedigt in de gemeente te bidden, zegt hij: „Daarom wens ik dat in elke plaats de mannen zich aan gebed wijden, waarbij zij loyale handen opheffen, zonder gramschap en woordenstrijd” (1 Tim. 2:8). Loyaliteit is een van de hoedanigheden die iemand moet bezitten om ervoor in aanmerking te komen tot het ambt van opziener in de gemeente Gods aangesteld te worden. — Tit. 1:8; zie GOEDHEID, VRIENDELIJKHEID.