NERGAL
(Ne̱rgal) [heer van de grote stad].
Een Babylonische godheid die hoofdzakelijk werd vereerd in Kutha, een stad die in oude inscripties herhaaldelijk als de „stad van Nergal” wordt vermeld. Het volk van Kuth (Kutha), dat de koning van Assyrië in het gebied van Samaria liet wonen, bleef deze godheid aanbidden (2 Kon. 17:24, 30, 33). Sommige geleerden vermoeden dat Nergal oorspronkelijk het vuur en de zonnehitte belichaamde en later als een god van de oorlog, de jacht en de pestilentie werd beschouwd. Het feit dat deze godheid in verband wordt gebracht met de jacht, is aanleiding geweest tot de veronderstelling dat Nergal de vergoddelijkte Nimrod voorstelt, die „een geweldig jager gekant tegen Jehovah” was (Gen. 10:9). Uit de benamingen die men in religieuze teksten aan Nergal gaf, blijkt dat hij in wezen als een verdelger werd beschouwd. Hij wordt „de razende koning”, „de gewelddadige” en „degene die verbrandt” genoemd. In de loop des tijds werd Nergal ook als de god van de onderwereld en de gemaal van Eresjkigal beschouwd. Naar verluidt is de gevleugelde leeuw met een mensenhoofd het symbool van Nergal.