GETALLEN.
De Hebreeën maakten gebruik van rekenkunde en pasten de verschillende rekenkundige bewerkingen toe — optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, enzovoort, ja, zij waren zelfs vertrouwd met breuken (Num. 1:2; Lev. 27:18; 25:8; 6:5; 14:10; 27:30; Num. 15:6). In het oude Hebreeuws werden getallen voluit geschreven.
Enige tijd na de ballingschap in Babylon namen de joden tot op zekere hoogte de gewoonte over om met behulp van de letters van hun alfabet getallen aan te duiden. Dit gebruik komt echter in Hebreeuwse bijbelhandschriften die na de ballingschap zijn vervaardigd, niet voor. Een van de oudste nog voorhanden zijnde exemplaren van Hebreeuwse geschriften is de inscriptie uit de Siloam-watertunnel (vermoedelijk uit de tijd van Hizkia’s regering [745–716 v.G.T.]), waarin de afmetingen voluit zijn geschreven. Dat de getallen in de handschriften van de Hebreeuwse Geschriften voluit worden geschreven, maakt deze geschriften nauwkeuriger en betrouwbaarder, vooral daar ze vele malen zijn afgeschreven, want bij het afschrijven wordt gewoonlijk eerder een fout gemaakt met een cijfer dan met een woord.
In het Hebreeuws bestaan getallen boven de tien uit een combinatie van woorden, zoals bijvoorbeeld twaalf: twee en tien (Gen. 14:4), met de volgende uitzonderingen: twintig, dat een meervoud van tien is; dertig is een meervoudig woord, afgeleid van drie; veertig een meervoudig woord, afgeleid van vier, enzovoort. Honderd is een afzonderlijk woord; tweehonderd is de dualis (tweevoud) ervan. Andere „honderden” zijn samengesteld uit twee woorden, zoals bijvoorbeeld: drie honderd. Het hoogste getal dat door één Hebreeuws woord wordt weergegeven, is twintigduizend, het tweevoud van tienduizend (myriade). Grotere getallen zijn een combinatie van woorden. In 1 Kronieken 5:18 bijvoorbeeld is het getal 44.760 letterlijk veertig en vier duizend, zeven honderd en zestig. Een miljoen wordt geschreven als duizend duizenden (2 Kron. 14:9). Rebekka’s familie zegende haar met de woorden: „O gij, onze zuster, moogt gij duizenden maal tienduizend [letterlijk: „duizenden myriaden”] worden” (Rebekka’s nageslacht telde uiteindelijk inderdaad vele miljoenen) (Gen. 24:55, 60). In Daniëls visioen wordt Jehovah gezien met „tienduizend maal tienduizend [letterlijk: „een myriade myriaden”]” die voor hem stonden. — Dan. 7:10.
Af en toe worden afgeronde getallen gebruikt om iets bij benadering aan te geven. Een voorbeeld hiervan is Psalm 90:10, waar de psalmist over de leeftijdsgrens van de mens spreekt, en mogelijk ook 1 Koningen 19:18 (zevenduizend die zich niet voor Baäl hadden gebogen) en 2 Kronieken 14:9 (de miljoen Ethiopiërs die door Asa werden verslagen).
In de christelijke Griekse Geschriften worden getallen gewoonlijk in woorden uitgedrukt. Het getal van het „wilde beest” wordt in het Sinaïtische en het Alexandrijnse handschrift in woorden weergegeven, maar in Johannes’ oorspronkelijke handschrift van de Openbaring is het wellicht geschreven met de drie Griekse letters Chi (Χ = zeshonderd), Xi (Ξ = zestig) en Digamma (Ϛ = zes). — Openb. 13:18.
Hieronder zullen wij enkele voorbeelden bespreken van het figuurlijke gebruik van bepaalde getallen die vaak in de bijbel voorkomen.
EEN
Dit getal draagt, figuurlijk gebruikt, de gedachte over van enig, uniek, alsook eenheid en overeenstemming in voornemen en handelen. „Jehovah, onze God, is één Jehovah”, zei Mozes (Deut. 6:4). Hij alleen is Soeverein. Zoals hij is er geen ander. Hij deelt zijn heerlijkheid met niemand anders, zoals dit wel het geval is met heidense trinitarische goden (Hand. 4:24; Openb. 6:10; Jes. 42:8). Jehovah en Jezus Christus zijn één in voornemen en handelen (Joh. 10:30), en Christus’ discipelen zijn volkomen in eendracht met God en zijn Zoon, en met elkaar (Joh. 17:21; Gal. 3:28). Een dergelijke eenheid vindt men bijvoorbeeld ook in het huwelijk. — Gen. 2:24; Matth. 19:6; Ef. 5:28-32.
TWEE
Het getal twee wordt vaak in verband met de rechtspleging gebruikt. Het getuigenis van twee personen die in overeenstemming met elkaar spreken, bezit meer kracht. Er waren twee getuigen, of zelfs drie, vereist om een zaak ten overstaan van de rechters te bevestigen. Dit beginsel wordt ook in de christelijke gemeente gevolgd (Deut. 17:6; 19:15; Matth. 18:16; 2 Kor. 13:1; 1 Tim. 5:19; Hebr. 10:28). God hield zich aan dit beginsel toen hij zijn Zoon aan de mensen voorstelde als hun Redder. Jezus zei: „In uw eigen Wet [staat] geschreven: ’Het getuigenis van twee mensen is waar.’ Ik ben het die getuigenis over mijzelf afleg, en de Vader, die mij gezonden heeft, legt getuigenis over mij af.” — Joh. 8:17, 18.
Wanneer iets een tweede maal wordt herhaald — bijvoorbeeld in het geval van een gezegde of een visioen, zelfs al is het slechts een parallellisme — vormt dit een krachtige bevestiging van de zekerheid en de waarheid van de kwestie (zoals bijvoorbeeld in Farao’s droom van de koeien en de korenaren [Gen. 41:32]). De Hebreeuwse poëzie van de bijbel staat vol met gedachte-parallellismen, waardoor de verkondigde waarheden nog krachtiger in de geest worden gegrift en tegelijkertijd door de verschillende woordkeus in het parallellisme worden verduidelijkt. — Zie Psalm 2, 44 en andere.
In Daniëls profetie symboliseerde het beest met de „twee horens” de dualistische regering van het Medo-Perzische Rijk. — Dan. 8:20, 21; vergelijk Openbaring 13:11.
DRIE
Alhoewel het getuigenis van twee personen die in verband met een zelfde zaak getuigenis aflegden, voldoende bewijs vormde om gerechtelijke stappen te ondernemen, was het getuigenis van drie personen nog krachtiger. Het getal drie wordt daarom soms gebruikt om intensiteit, nadruk of extra kracht weer te geven. „Een drievoudig snoer kan niet zo snel in tweeën getrokken worden” (Pred. 4:12). Hoe nadruk gegeven kan worden, blijkt uit het voorval waarbij Jezus driemaal iets aan Petrus vroeg, nadat Petrus hem driemaal verloochend had. — Matth. 26:34, 75; Joh. 21:15-17.
VIER
Het getal vier duidt soms op iets wat een universeel karakter heeft of vierkant, symmetrisch, van vorm is. In Openbaring 7:1 treft men het driemaal aan. Daar staan de „vier engelen” (die de „vier winden” onder hun hoede hebben, gereed om een volledige vernietiging te bewerkstelligen) aan de „vier hoeken” van de aarde (zij konden de winden schuin of diagonaal loslaten, zodat geen enkel deel van de aarde gespaard zou blijven). (Vergelijk Daniël 8:8; Jesaja 11:12; Jeremia 49:36; Zacharia 2:6; Mattheüs 24:31.) Het Nieuwe Jeruzalem is „vierkant”, in elke dimensie gelijk, dus feitelijk kubusvormig (Openb. 21:16). Andere figuurlijke uitdrukkingen waarin het getal vier voorkomt, vindt men in Zacharia 1:18-21; 6:1-3; Openbaring 9:14, 15.
ZES
Dit getal beeldt soms onvolmaaktheid af. Het getal van het „wilde beest” is zeshonderd zesenzestig, en het wordt „het getal van een mens” genoemd, wat te kennen geeft dat het met de onvolmaakte, gevallen mens te maken heeft, en het schijnt de onvolmaaktheid te symboliseren van datgene wat het „wilde beest” vertegenwoordigt. Dat het getal zes tot de derde graad verheven wordt (de zes verschijnt namelijk op de plaats van de eenheden, de tientallen en de honderdtallen), beklemtoont derhalve de onvolmaaktheid en gebrekkigheid van datgene wat door het beest wordt vertegenwoordigd of afgebeeld. — Openb. 13:18.
ZEVEN
Het getal zeven wordt in de Schrift vaak gebruikt om volledigheid aan te duiden. Soms heeft het betrekking op het voltooien van een bepaald werk. Ook kan het verwijzen naar de volledige cyclus van dingen die door God tot stand gebracht of toegelaten worden. Door zijn werk in verband met de aarde in zes scheppingsdagen te voltooien en op de zevende dag te rusten, verschafte Jehovah het model voor de gehele sabbatregeling, van de zevendaagse week tot het jubeljaar, dat op elke cyclus van zeven-maal-zeven-jaar volgde (Ex. 20:10; Lev. 25:2, 6, 8). Het feest der ongezuurde broden en het loofhuttenfeest duurden elk zeven dagen (Ex. 34:18; Lev. 23:34). Het getal zeven verschijnt vaak in verband met de levitische offervoorschriften (Lev. 4:6; 16:14, 19; Num. 28:11) en reinigingsvoorschriften. — Lev. 14:7, 8, 16, 27, 51; 2 Kon. 5:10.
De „zeven gemeenten” uit Openbaring, met hun karakteristieke kenmerken, verschaffen een volledig beeld van alle gemeenten van God op aarde. — Openb. 1:20–3:22.
De „zeven koppen” van het „wilde beest” (Openb. 13:1) geven te kennen tot in welke mate — niet meer en niet minder — het het beest zou worden toegestaan zich te ontwikkelen. Het ’scharlakengekleurde wilde beest’ wordt weliswaar een „achtste” koning genoemd, maar spruit voort uit de zeven en bestaat niet los van het zevenkoppige wilde beest (Openb. 17:3, 9-11). Dit geldt ook voor het „beeld” van het „wilde beest” (Openb. 13:14). Evenzo bestaat het tweehoornige „wilde beest” feitelijk in samenhang met het oorspronkelijke „wilde beest”, welks „merkteken” het aan alle mensen probeert op te dringen. — Openb. 13:11, 16, 17.
Jehovah was lankmoedig jegens Israël, maar waarschuwde hen dat indien zij hem ondanks zijn strenge onderricht zouden negeren, hij hen „zevenmaal”, grondig, voor hun zonden zou tuchtigen. — Lev. 26:18, 21, 28.
In historische gedeelten van de Schrift komt het getal zeven veelvuldig voor ter aanduiding van volledigheid, of het volledig ten uitvoer brengen van een bepaald werk. De Israëlieten legden in volledige mate geloof en gehoorzaamheid aan de dag door zeven dagen rond Jericho te marcheren en er op de zevende dag zevenmaal omheen te trekken, waarna de stadsmuur instortte (Joz. 6:2-4, 15). Elia toonde dat hij volledig geloof stelde in de kracht van zijn tot God gerichte smeekbede door op de berg Karmel zijn bediende zevenmaal bevel te geven naar de lucht te gaan kijken voordat er een regenwolk verscheen (1 Kon. 18:42-44). De melaatse Naäman moest zich zevenmaal in de rivier de Jordaan baden. Hij moest, als een machtige Syrische bevelhebber, heel wat nederigheid opbrengen om deze door de profeet Elisa aanbevolen procedure te volgen, maar omdat hij het in gehoorzaamheid deed, reinigde Jehovah hem (2 Kon. 5:10, 12). De zuiverheid, volledigheid, volmaaktheid en voortreffelijkheid van Jehovah’s uitspraken worden in krachtige en nadrukkelijke poëtische bewoordingen vergeleken met zilver dat in een smeltoven gelouterd is, zevenmaal gezuiverd (Ps. 12:6). Jehovah’s barmhartigheid wordt verheerlijkt met de woorden: „De rechtvaardige kan wel zevenmaal vallen, en hij zal stellig opstaan” (Spr. 24:16). Dat Hem alle lof toekomt, wordt door de psalmist als volgt te kennen gegeven: „Zevenmaal per dag heb ik uw lof gezongen.” — Ps. 119:164.
Veelvouden van zeven worden eveneens in de betekenis van volledigheid gebruikt. Het getal zeventig (tien maal zeven) wordt profetisch gebruikt in de „zeventig weken” uit Daniëls profetie omtrent de komst van de Messias (Dan. 9:24-27; zie ZEVENTIG WEKEN). Jeruzalem en Juda lagen wegens ongehoorzaamheid aan God zeventig jaar woest, „totdat het land zijn sabbatten [volledig] had afbetaald”. — 2 Kron. 36:21; Jer. 25:11; 29:10; Dan. 9:2; Zach. 1:12; 7:5.
Zevenenzeventig, een getal dat uit twee zevens bestaat, stond gelijk met „onbepaald” of „onbegrensd”, aangezien Jezus christenen de raad geeft hun broeders zevenenzeventig maal te vergeven (Matth. 18:21, 22). Omdat God had geboden dat al wie de moordenaar Kaïn zou doden, „zevenvoudig wraak” zou ondergaan, zei Lamech, die klaarblijkelijk uit zelfverdediging een man had gedood: „Indien Kaïn zevenvoudig gewroken dient te worden, dan Lamech zevenenzeventigvoudig.” — Gen. 4:15, 23, 24.
ACHT
Het getal acht werd eveneens gebruikt om nadruk te leggen op de volledigheid van iets (één meer dan zeven, het getal dat gewoonlijk voor volledigheid werd gebruikt); het is derhalve een getal dat soms op overvloed duidt. Jehovah verzekerde zijn volk dat zij van de bedreiging van Assyrië verlost zouden worden, door te zeggen dat er tegen Assyrië ’zeven herders verwekt zouden worden, ja, (niet slechts zeven, maar) acht hertogen uit de mensheid’ (Micha 5:5). Als een passend hoogtepunt van het laatste feest van het godsdienstige jaar, het Loofhuttenfeest, moest de achtste dag een dag van heilige samenkomst zijn, een plechtige vergadering, een dag van volkomen rust. — Lev. 23:36, 39; Num. 29:35.
TIEN
Het getal tien duidt op volheid, volledigheid, het totaal of de som van alles wat er van iets bestaat. Gelieve ook op te merken dat waar de getallen zeven en tien samen worden gebruikt, zeven datgene afbeeldt wat hoger of superieur is en tien op iets van ondergeschikte aard duidt.
De tien plagen die over Egypte werden uitgestort, vormden de volledige uitdrukking van Gods oordelen over Egypte en waren alles wat nodig was om de valse goden van Egypte volkomen te vernederen en de greep van Egypte op Gods volk Israël te breken. De „Tien Woorden” vormden de basiswetten van het Wetsverbond — de ongeveer 600 andere wetten weidden er slechts verder over uit, verduidelijkten ze en verklaarden de toepassing ervan (Ex. 20:3-17; 34:28). Jezus gebruikte het getal tien in verscheidene van zijn illustraties, om de volledigheid of het volledige aantal van iets aan te duiden. — Matth. 25:1; Luk. 15:8; 19:13, 16, 17.
Een van de beesten uit Daniëls visioen en bepaalde beesten uit Openbaring hadden tien horens. Deze horens beeldden klaarblijkelijk alle machten of „koningen” der aarde af die met elkaar het beest vormen (Dan. 7:7, 20, 24; Openb. 12:3; 13:1; 17:3, 7, 12). De volledigheid van de beproeving of de periode van beproeving die God voor zijn dienstknechten vaststelt of hen laat ondergaan, wordt in Openbaring 2:10 onder woorden gebracht: „Wees niet bevreesd voor de dingen die gij gaat lijden. Zie! De Duivel zal voortgaan sommigen van u in de gevangenis te werpen, opdat gij volledig op de proef wordt gesteld en opdat gij tien dagen verdrukking hebt.”
TWAALF
De patriarch Jakob had twaalf zonen, die de fundamentstenen werden van de twaalf stammen van Israël. Hun nakomelingen werden door God onder het Wetsverbond tot een natie, Gods natie, georganiseerd. Daarom schijnt het getal twaalf een volledige, evenwichtige, door God ingestelde regeling af te beelden (Gen. 35:22; 49:28). Jehovah koos twaalf apostelen, die de secundaire fundamentstenen vormen van het Nieuwe Jeruzalem, dat op Jezus Christus is gebouwd (Matth. 10:2-4; Openb. 21:14). Er zijn twaalf stammen van „de zonen van Israël”, d.w.z. het geestelijke Israël, en elke stam bestaat uit 12.000 leden. — Openb. 7:4-8.
Veelvouden van twaalf zijn soms ook van belang. David stelde vierentwintig priesterafdelingen in, die later in de door Salomo gebouwde tempel bij toerbeurt dienst zouden verrichten (1 Kron. 24:1-18). Dit kan ons helpen de „vierentwintig oudere personen” te identificeren die, gehuld in witte bovenklederen en met kronen op hun hoofd, rondom Gods troon zaten (Openb. 4:4). Degenen die in de voetstappen van Jezus Christus treden, Jezus’ geestelijke broeders, ontvangen de belofte dat zij koningen en priesters met hem in de hemelen zullen zijn. Deze oudere personen kunnen niet alleen de apostelen zijn, want dat zijn er maar twaalf. Zij kunnen derhalve een afbeelding vormen van de gehele „koninklijke priesterschap”, de 144.000 (zoals vertegenwoordigd in de vierentwintig priesterafdelingen die in de tempel dienst deden) in hun positie in de hemelen, als gekroonde koningen en priesters. — 1 Petr. 2:9; Openb. 7:4-8; 20:6.
VEERTIG
In enkele gevallen schijnt het getal veertig verband te houden met periodes van oordeel of straf (Gen. 7:4; Ezech. 29:11, 12). Nineve kreeg veertig dagen om berouw te tonen (Jona 3:4). Een ander gebruik van het getal veertig duidt op een parallel in het leven van Jezus Christus en dat van Mozes, die een afschaduwing van Christus vormde. Deze mannen hebben namelijk beiden veertig dagen gevast. — Ex. 24:18; 34:28; Deut. 9:9, 11; Matth. 4:1, 2.