OVEN.
Een besloten ruimte die (door vuur of anderszins heet gemaakt) geschikt is om er voorwerpen in te smelten, te bakken, te drogen enz. In de oudheid werden kalkovens gebruikt voor het branden van kalk, smeltovens voor het smelten van metalen, steenovens voor het bakken van stenen en pottenbakkersovens voor het bakken van aardewerk. — Vergelijk Genesis 19:28; Exodus 9:8, 10. Zie ook SMELTOVEN.
Gezien de vooruitgang die men vóór de Vloed bij het smeden van koperen en ijzeren gereedschappen had gemaakt (Gen. 4:22), werden er waarschijnlijk al vroeg in de menselijke geschiedenis ovens ontwikkeld. Hoewel ze niet rechtstreeks worden genoemd, zijn er aanwijzingen dat ze in Nimrods dagen werden gebruikt. Toen men na de Vloed op het punt stond in het land Sinear de stad Babel en haar toren te bouwen, zei men: „Komaan! Laten wij bakstenen maken en ze door verhitting bakken” (Gen. 11:3). Oude Babylonische ruïnes onthullen dat er sedert oude tijden gebruik werd gemaakt van gebakken stenen. Deze duurzame bakstenen werden bij belangrijke bouwwerken gebruikt, wanneer men gewitte wanden wilde hebben. Men gebruikte ze ook voor geplaveide oppervlakken.
De Egyptische pottenbakkersovens zagen er uit als een kegelvormige schoorsteen, met een rooster tussen de stookplaats beneden en de bakruimte boven. In deze ruimte werd het aardewerk geplaatst voordat de brandstof werd aangestoken. De juiste methode om een oven te stoken was onder de Egyptische pottenbakkers een beroepsgeheim, en het vereiste een zeker vakmanschap om het voltooide produkt de gewenste eigenschappen mee te geven. De tocht die ontstond door de lucht die van de stookplaats het rookkanaal instroomde, trok de hitte door de openingen in het rooster zodat ze om het aardewerk heen kon stromen alvorens uit de schoorsteen te verdwijnen.
De Palestijnse ovens die men te Megiddo heeft gevonden, zijn U-vormig en hebben een afmeting van ca. 2,5 × 3 m. Bij dit type bevindt de stookplaats zich in de bocht van de besloten ruimte. Klaarblijkelijk dreef de luchtstroom die onder de deur van de stookplaats door binnenkwam, de vlammen door de beide bakruimtes en via de twee rookkanalen aan de achterzijde van de oven naar buiten.
De eigenlijke bakoven (Hebreeuws: tan·noerʹ; Grieks: kliʹba·nos), die door de Hebreeën en andere volken werd gebruikt, kwam in allerlei vormen voor. In het Midden-Oosten gebruikt men thans nog ovens die bestaan uit een rond gat in de grond dat 150 tot 180 cm diep is en een doorsnede van ongeveer 90 cm heeft. In een oven van dit formaat kan een heel schaap geroosterd worden door het boven de verhitte stenen of de gloeiende kolen te hangen.
In bijbelse tijden gebruikte men als oven de bakschotel, die er waarschijnlijk net zo uitzag als die waarvan de boeren in Palestina thans nog gebruik maken. Men plaatst een omgekeerde lemen schotel op kleine stenen, waarop het brood ligt en gebakken wordt. De schotel wordt verhit doordat men de brandstof eromheen en eroverheen ophoopt.
Elk Hebreeuws gezin had waarschijnlijk een draagbare bakkruik, zoals die in Palestina nog steeds wordt gebruikt. Het was een grote aardewerken kruik, die ongeveer 90 cm hoog was, aan de bovenkant een opening had en naar beneden breder werd. Als brandstof gebruikte men hout of gras, dat binnen in de oven verbrand werd. De as werd verwijderd door een voor dat doel gemaakte opening. De kruik werd van boven afgesloten, en wanneer ze heet genoeg was, plakte men het deeg tegen de binnen- of de buitenwand. Het op deze wijze gebakken brood was zeer dun.
Archeologen hebben een groot aantal bakgroeven blootgelegd. Hierbij ging het blijkbaar om een verdere ontwikkeling van de bakkruik. Deze ovens, deels onder de grond en deels erboven, bestonden uit leem en waren rondom bepleisterd. Ze versmalden zich naar boven en werden van binnen verhit. Uit monumenten en schilderingen blijkt dat de Egyptenaren het deeg tegen de buitenwand van deze ovens plakten. Als brandstof hebben de Hebreeën, die zich van zulke ovens bedienden, misschien dorre takjes of gras gebruikt. (Vergelijk Mattheüs 6:30.) In zo’n oven kon ook vlees worden geroosterd. Het is interessant dat de bakovens die de boeren in Palestina thans gebruiken, maar weinig verschillen van de exemplaren die in oude ruïnes zijn gevonden of op Assyrische en Egyptische reliëfs en schilderingen staan afgebeeld. In het oude Chaldea stonden de ovens op de binnenplaats van een huis, en thans zijn ze nog steeds in bakhuisjes naast de woonhuizen te zien of ergens in het dorp, waar er vele bij elkaar staan. Grote openbare ovens worden eveneens nog gebruikt.
ZINNEBEELDIG GEBRUIK
In Leviticus 26:26 wordt de oven genoemd in een zegswijze waardoor schaarsheid wordt aangeduid. Daar staat: „Wanneer ik [Jehovah] voor u de staven gebroken heb waaromheen ringvormige broden gestoken zijn, dan zullen werkelijk tien vrouwen in slechts één oven uw brood bakken en uw brood volgens gewicht teruggeven; en gij moet eten, maar gij zult niet verzadigd worden.” En in Hosea 7:4-7 worden overspelige Israëlieten met de oven van een bakker vergeleken — waarschijnlijk wegens hun brandende goddeloze begeerten.