FILADELFIA
(Filade̱lfia) [broederlijke genegenheid].
Een stad in het W. van Klein-Azië met een christelijke gemeente waaraan een van de zeven brieven in de Openbaring gericht was (Openb. 1:11; 3:7-13). Deze Lydische stad Filadelfia lag op een heuvelachtig plateau ten Z. van de Kogamusrivier, ongeveer 50 km ten Z.O. van Sardes en 80 km ten N.W. van Laodicea. Ze werd in de 2de eeuw v.G.T. gesticht door Eumenes II, de koning van Pergamum, of zijn broer Attalus II (Philadelphus), naar wie de stad werd genoemd. Ze lag aan het begin van een breed dal dat via Sardes naar Smyrna aan de zeekust liep. Een wegennet verbond de stad met de kust, met Pergamum in het N. en met Laodicea in het Z.O. De stad diende als doorgang naar het hart van Frygië.
Klaarblijkelijk woonden er joden in Filadelfia, want Openbaring 3:9 spreekt over „hen die tot de synagoge van Satan behoren, die zeggen dat zij joden zijn”. Misschien stonden zij de getrouwe christenen in de stad tegen door te trachten christenen die joden van geboorte waren, terug te winnen of hen ertoe te overreden aan bepaalde gebruiken van de Mozaïsche wet vast te houden of deze opnieuw te gaan beoefenen. De poging had geen succes en Jezus prees de christenen wegens hun volharding. Hij moedigde hen aan ’vast te blijven houden’. — Openb. 3:9-11.