ROMEIN.
Oorspronkelijk en in engere zin een inwoner van de stad Rome (Hand. 2:10; Rom. 1:7). Met de uitbreiding van het rijk kreeg de naam een bredere betekenis. Soms verstond men onder de aanduiding „Romeinen” de staatsautoriteiten van het rijk; met de uitdrukking „de Romeinse procedure” werd gedoeld op de regeringsmethoden van de staat (Joh. 11:48; Hand. 25:16; 28:17). Vaak werden personen eenvoudig „Romeinen” genoemd wanneer zij het Romeinse burgerrecht bezaten, ongeacht hun nationaliteit of geboorteplaats. — Hand. 16:21.
Men kon bijvoorbeeld een Romeins burger worden door — evenals de militaire bevelhebber Claudius Lysias — het burgerrecht te kopen. Men kon echter ook als Romein geboren zijn, d.w.z. van geboorte een Romeins burger zijn. De apostel Paulus was zo iemand, want hoewel hij de joodse nationaliteit bezat en in de Cilicische stad Tarsus — honderden kilometers van Italië vandaan — was geboren, was hij van geboorte een Romein. — Hand. 21:39; 22:3, 25-28; 23:26, 27; zie BURGER, BURGERSCHAP.
Een Romeins burger bezat vele voorrechten en genoot bijzondere bescherming. Na de verovering van Macedonië in 167 v.G.T. waren Romeinse burgers van bijna alle belastingen vrijgesteld. De bepalingen van de als lex Valeria en lex Porcia bekendstaande Romeinse wetten verboden het slaan, geselen, folteren alsook elke andere onterende bestraffing van Romeinse burgers, en in de tijd van de Republiek werd hun ook het recht verleend om bij een volksgericht, en later rechtstreeks bij de keizer, beroep aan te tekenen tegen de beslissing van een magistraat. Ingeval van bepaalde halsmisdaden kon een burger ook verzoeken naar Rome gezonden te worden om daar voor de keizer zelf terecht te staan (Hand. 25:11, 12). Zoals in verband met Paulus in twee gevallen bleek, was het een zeer ernstige aangelegenheid wanneer iemand de lex Valeria of lex Porcia schond. — Hand. 16:37-40; 22:25-29.