Wat doet gij met uw tijd?
„Alle voornemen onder den hemel heeft zijn tijd.” — Pred. 3:1.
1. Waarom schreef Paulus dat de ’gestelde tijd kort was’?
JEHOVA inspireerde de apostel Paulus, een Christelijke gemeente negentien eeuwen geleden voor het volgende te waarschuwen: „De gestelde tijd is zeer kort geworden” (1 Kor. 7:29, Een Amer. Vert.). Deze ontnuchterende uitspraak van de lippen van een van ’s werelds vooraanstaandste autoriteiten op het gebied van het Christendom dient door mensen die in deze twintigste eeuw leven, nadenkend te worden beschouwd. Wellicht zult gij vragen: „Doch waarom dienen wij er ons nu speciaal over te bekommeren? Wat voor een zo kort geworden tijd zou dan wel op dit geslacht van invloed kunnen zijn?” Paulus zag vol vertrouwen vooruit naar het einde van het tegenwoordige samenstel van dingen met zijn verwarring, verdorvenheid en gewelddadigheid, en zijn vertrouwen was gegrond op de Heilige Schrift en de woorden van zijn Meester, Christus Jezus. Had Jezus zijn discipelen niet verteld dat hij zou komen en dat deze oude wereld een einde zou nemen? Ja, en daarom geloofden zij het en trachtten zij nog meer inlichtingen van hem te verkrijgen. Als antwoord op hun vraag: „Wat is het teeken van uw komst en van de voleinding der wereld?” somde Jezus een aantal gebeurtenissen op die zouden geschieden als een kenteken van zijn komst als op de troon geplaatste Koning, en het begin van het einde van dit wereldstelsel. Toen Paulus de bovenaangehaalde waarschuwing gaf, zag hij uit naar het einde en de daarmede gepaard gaande tekenen. Dat er intussen zovele jaren zijn voorbijgegaan, heeft niet ten doel gehad de „gestelde tijd” te verschuiven. Wanneer de tijd in Paulus’ dagen kort was, moet hij nu nog veel korter zijn.
2, 3. Waarom moet de tijd thans korter zijn dan in Paulus’ dagen?
2 Doch om u de zaak nog duidelijker te maken: Weet gij dat juist de tekenen die door Jezus zijn voorzegd en waarnaar zijn apostelen hebben uitgezien, aan het tegenwoordige geslacht in vervulling zijn gegaan? Sla voor u zelf eens Mattheüs hoofdstuk 24, Lukas hoofdstuk 21 en Markus hoofdstuk 13 op, dan zult gij zien wat, volgens Jezus’ zeggen, de tekenen zouden zijn: In een totale oorlog zou het ene volk tegen het andere volk opstaan, waarna hongersnoden, pestilentiën, aardbevingen en nog meer smarten zouden volgen. Herinner u daarna eens wat er, laten wij zeggen gedurende de afgelopen 36 jaren, op aarde is geschied. Merkt gij niet de treffende overeenkomst op, dat juist dit geslacht reeds met deze gebeurtenissen is bezocht?
3 Het feit dat deze reeks gebeurtenissen, te zamen met andere welke eveneens door Jezus zijn voorzegd, vooral sedert 1914 zijn geschied, valt u wellicht niet als iets veelbetekenends op totdat uw aandacht er tevens op wordt gevestigd dat het jaar 1914 volgens de Bijbelse chronologie het einde van de tijden der heidenen kenmerkt, of het einde van de periode van 2520 jaren die volgens de voorzegging zou vallen tussen het moment waarop God de ontrouwe natie Israël in 607 v. Chr. verwierp, en het herstel van de Theocratische heerschappij door het installeren van Christus Jezus als hemelse Koning. Deze tekenen springen in het oog gelijk mijlpalen, want zij verwittigen de mensen en natiën er van waar zij zich ongeveer in de tijdstroom bevinden. Terwijl Paulus slechts met het oog des geloofs naar het einde der wereld en de daarmede gepaard gaande goddeloosheid kon uitzien, zien wij deze reeks gebeurtenissen van wereldschokkende betekenis, welke getuigen van het feit dat wij in de laatste dagen leven, werkelijk voor onze ogen geschieden!
4. Daar er 1900 jaren zijn verstreken sedert Paulus schreef dat de tijd kort was, waarom is de tijd thans dan kort?
4 Er kan toch nog worden betoogd, dat Paulus destijds in zijn dagen reeds dacht dat de tijd kort was, dus waarom zijn wij dan niet gerechtigd te besluiten dat wij nog rijkelijk de tijd hebben, ofschoon wij gemakkelijk de tekenen kunnen zien die volgens Jezus’ voorzegging het begin van het einde zouden kenmerken? Misschien zullen er nog verscheidene geslachten komen en gaan voordat Gods toorn tegen de goddeloosheid tot uitdrukking wordt gebracht en er een definitief einde aan wordt gemaakt. Een dergelijke gevolgtrekking dient snel uit het hoofd gezet te worden, want Jezus zeide verder, toen hij over de tekenen sprak: „Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn” (Matth. 24:34). Het geslacht waarin gij leeft, is er in de eerste plaats bij betrokken.
5. Waarom vestigen wij hier de aandacht op de kortheid van de tijd?
5 Op deze feiten wordt hier niet de aandacht gevestigd om u angst aan te jagen en daardoor tot werkeloosheid te verlammen, doch veeleer opdat gij u bewust zult worden van de betekenis der tijden, van het zeldzame voorrecht dat gij kunt genieten en van de nuttigste wijze waarop gij de resterende tijd kunt gebruiken. Dit is ondanks de beproevingen waaronder de mensheid thans lijdt, beslist de gezegendste van alle tijden waarin men ooit heeft kunnen leven. Wij leven tijdens het hoogtepunt der eeuwen, gedurende hetwelk een verdorven wereld haar doodstrijd doormaakt en een schitterende nieuwe wereld, met toenemende macht, de goddeloosheid in een hoek dringt om ze daar te verpletteren en er de aarde voor altijd van te bevrijden. ’De geweldige dag des HEEREN komt zeer snel nader’ waarschuwde de profeet Zefanja (1:14, Obbink). Laten wij, nu deze dag haastig nadert, niet te midden van de spotters worden gevonden die het einde tot in de ververwijderde toekomst verschuiven, zeggende: „Misschien te eniger tijd, maar niet in onze dagen!” Een dergelijke klasse heeft in het verleden ook al eens op deze aarde geleefd.
6, 7. Welk voorbeeld waarschuwt ons tegen elk gespot in deze tijd?
6 Indien gij toch de neiging gevoelt te spotten over datgene wat er op duidt dat de resterende tijd kort zal zijn, zou het nuttig voor u kunnen zijn er een paar momenten van het onzekere aantal dat u nog rest, aan te besteden, een gebeurtenis te beschouwen die 1656 jaren nadat de mens op aarde was geplaatst, is geschied. De rechtvaardige man Noach had net de bouw van een reusachtig schip voltooid. Terwijl hij het had gebouwd, had hij ook een boodschap bekendgemaakt aan het goddeloze en verdorven mensengeslacht dat de rechtvaardige eisen van de Schepper, Jehova God, de rug had toegekeerd en dat opzettelijk de leiding van de tegenstander, Satan de Duivel, had gevolgd. Zij hadden geen tijd voor deze „prediker der gerechtigheid”. In plaats dat zij acht sloegen op zijn waarschuwing voor de nabijheid van de dreigende ondergang, hielden zij zich met hun eigen zelfzuchtige genoegens bezig. Toen, ontstellend plotseling, braken de wateren van de vloed los! Angst vervulde hun harten en bracht hen tot het schrikwekkende besef dat zij hun tijd niet nuttig hadden besteed toen zij Noach en zijn gezin bespotten en smaadden. Terwijl aan het leven van de goddelozen een einde werd gemaakt, bevonden Noach en de zeven die hun tijd nuttig hadden besteed zoals God hun had geboden, zich behaaglijk in de bescherming van de ark. Voordat iemand spot, is het goed te weten dat de apostel Petrus een soortgelijk einde heeft beschreven voor hen die in deze tijd leven en die opzettelijk onwetend zijn van de tekenen welke de nabijheid van het einde dezer wereld bewijzen.
7 Petrus zeide in dit verband: „Het eerst van alles moet gij dit begrijpen, dat in de laatste dagen spotters zullen komen met hun spotternijen, die gaan waarheen hun hartstochten hen leiden, en die zeggen: ’Waar is zijn beloofde komst? Want sinds onze voorvaderen zijn ontslapen, is alles gebleven zoals het van het begin der schepping is geweest!’ Want zij zijn opzettelijk onwetend van het feit dat er lang geleden hemelen bestonden en een aarde die op Gods bevel waren geformeerd uit water en door water, waardoor die wereld ook werd vernietigd, doordat zij met water werd overstroomd. Doch door hetzelfde gebod worden de tegenwoordige hemelen en aarde voor vuur weggelegd en bewaard voor de dag waarin goddeloze mensen zullen worden geoordeeld en verdelgd” (2 Petr. 3:3-7, Een Amer. Vert.). Dit getuigenis wordt door Jezus zelf volledig bevestigd wanneer hij zegt: „Want evenals met Noach’s dagen, alzoo zal het zijn met de komst van den zoon des menschen: gelijk zij, in die dagen vóór den zondvloed, aten en dronken, huwden en ten huwelijk gaven, tot op den dag dat Noach in de ark ging, en zij niets verstonden [er niets van af wisten], totdat de zondvloed kwam en allen wegrukte, alzoo zal het ook zijn met de komst van den zoon des menschen.” — Matth. 24:37-39, Brouwer, Een Amer. Vert.
8. Waarom dienen wij ons niet te laten misleiden door het stabiele uiterlijk der wereld?
8 Indien het u, naar de uiterlijke schijn te oordelen, voorkomt, dat er geen teken is dat de oude wereld op de rand van een catastrophe staat, doch dat haar instellingen sterk en stabiel zijn, herinner u dan de volgende veelbetekenende gebeurtenis. Toen de natie Israël voor de onderdrukkende Farao vluchtte, waren zijn legers nog nooit zo goed in vorm geweest. Zijn legerscharen stonden op het toppunt van hun militaire macht en heerlijkheid, en de vluchtende Israëlieten, die voor hen uit in de val waren gelopen, schenen een gemakkelijke prooi. Naar de uiterlijke schijn te oordelen, had dat leger nog vele jaren van activiteit voor zich, maar de tijd van dat leger werd niet nuttig besteed toen het zich tussen de torenhoge muren van zeewater stortte die Jehova had laten openen opdat zijn uitverkoren volk er doorheen kon gaan. In enkele ogenblikken werd dat eens zo machtige leger tot een hoop oude rommel en zwijgende dode lichamen. — Exodus, de hoofdstukken 14, 15.
DE KWESTIE ONDER DE OGEN ZIEN
9. Welke vraag komt met het oog op deze aanduiding vanzelf op?
9 Voor nadenkende mensen doet deze aanduiding dat de tegenwoordige macht der natiën de komst van de dag der vernietiging niet zal verhinderen, te zamen met het Schriftuurlijke bewijs dat de resterende tijd kort is, de vraag opkomen: Wat zullen wij in de resterende tijd doen opdat wij er het nuttigste gebruik van zullen maken? Of, zoals Petrus het heeft gezegd: „Daar al deze dingen aldus vergaan, hoedanig behoort gij te zijn in heiligen wandel en godsvrucht?” (2 Petr. 3:11, Nw. Vert.) Bovendien wordt er een scherpe tegenstelling getoond tussen hetgeen de toekomst zal brengen voor hen die wel en hen die geen verstandig gebruik maken van hun tijd. Iemand die wijs is en het duidelijke Schriftuurlijke bewijs over de tijd waarin wij leven, aanneemt, ontdekt wat hij moet doen en wanneer hij het moet doen. Wanneer hij zo handelt, behoeft hij de uitdrukking van Gods oordeel over hem niet te vrezen. „Het hart van een wijze man onderscheidt zowel de tijd als het oordeel.” — Pred. 8:5, King James Vert.
10, 11. Welke waarde of welk nadeel heeft het wanneer wij thans stoffelijke rijkdom verwerven?
10 Indien de oude wereld spoedig ten verderve zal gaan, weet een wijze man klaarblijkelijk, dat hij zijn tijd niet gelijk de wereld kan besteden. De wereld, die volgens het beginsel handelt dat ’godsvrucht iets winstgevends is’ (1 Tim. 6:5), jaagt blindelings naar rijkdom en macht. Hun rijkdom wordt gebruikt om weelde-artikelen te verschaffen welke de geest nog verder van God afwenden. Geluk en tevredenheid zijn echter niet hun deel. Luister voordat gij voor de verleiding zwicht en gedurende de resterende tijd of zelfs gedurende een kort gedeelte er van naar rijkdom tracht, naar de raad die Paulus over dit onderwerp aan Timotheüs gaf. „Maar wie rijk willen zijn, vallen in verzoeking, in een strik, en in vele dwaze en schadelijke begeerten, die de mensen doen wegzinken in verderf en ondergang. Want de wortel van alle kwaad is de geldzucht. Door daarnaar te haken zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich met vele smarten doorboord.” — 1 Tim. 6:9, 10, Nw. Vert.
11 De wijze koning Salomo bericht dat hij, nadat hij het bezit van tuinen, huizen, slaven, rijkdom, landerijen en allerlei weelde had genoten, was gedwongen tot de gevolgtrekking te komen: „Alles was ijdelheid en najagen van wind, en er is geen voordeel onder de zon” (Pred. 2:1-11, Nw. Vert.). Ook al zou een mens zo bedreven blijken te zijn in het bijeengaren van rijkdom, dat hij de gehele wereld zou gewinnen, zou hij toch niet naar waarheid kunnen zeggen dat hij zijn tijd nuttig had besteed. „Want wat zou het een mensch baten, indien hij de geheele wereld won, maar zijn leven zou hij verliezen?” (Matth. 16:26, Brouwer). Salomo merkte verder op: „Ik heb alles gezien wat er in deze wereld voorvalt; het is een ijdele, nutteloze zaak.” — Pred. 1:14, Eng. Vert. v. Moffatt.
12. Waarom wordt ons die korte resterende tijd verleend?
12 Hoe dwaas is het dus tijd te besteden aan het verzamelen van rijkdommen die ’door de mot en de roest worden verdorven, en waar de dieven doorgraven en stelen’, of zelfs meer tijd dan volstrekt noodzakelijk is, te besteden aan het voorzien in de levensbehoeften! (Matth. 6:19). Dit keert de geest alleen maar van de belangrijkere dingen af. De tijd die deze oude wereld nog rest, is niet gegeven opdat wij naar zoiets zouden streven. Het is Gods wil dat alle mensen in de korte resterende tijd hem leren kennen en het leven verkrijgen. En hoe zullen de mensen God en zijn eisen leren kennen? De apostel Paulus werpt diezelfde vraag op en geeft daarna het antwoord, in Romeinen 10:14: „Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in Welken zij niet geloofd hebben? En hoe zullen zij in Hem geloven, van Welken zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen, zonder die hun predikt?” Jehova, die ’voor elk voornemen een tijd heeft’ (Pred. 3:1), heeft deze tijd voor de prediking van het evangelie bestemd, en mensen moeten de predikers zijn. Ten einde nadruk te leggen op het feit dat de prediking van het evangelie onmiddellijk aan het definitieve einde zou voorafgaan, liet Jehova zijn enigverwekte Zoon verklaren: „Dit Evangelie des Koninkrijks zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis allen volken; en dan zal het einde komen.” — Matth. 24:14.
13. Waarom dienen wij de prediking als een hoogst nuttige besteding van onze tijd te beschouwen?
13 Het is zulk een voorrecht een aandeel te hebben aan deze activiteit, dat de Schrift vermeldt dat zelfs de engelen in de hemel zich over de gelegenheid zouden verheugen (1 Petr. 1:12). Zij rekenen het niet beneden hun waardigheid en beschouwen het niet als een verspilling van tijd Jehova als de souverein van het universum hoog te houden en bekend te maken dat zijn Koning, Christus Jezus, op de troon is geplaatst. Toch is dit voorrecht voor mensen weggelegd, doch zelfs indien er geen enkel mens predikte, zou het werk toch nog worden volbracht, want Jezus heeft verklaard, dat indien zijn volgelingen zouden zwijgen, ’de stenen zouden roepen’ (Luk. 19:40, Nw. Vert.). Jezus gaf daarom het juiste voorbeeld. Hij weerhield zich niet van het prediken, doch ijverig wijdde hij zijn leven alleen maar daaraan. Aangezien hij ’ons een voorbeeld heeft nagelaten, opdat wij in zijn voetstappen zouden treden’ (1 Petr. 2:21, Nw. Vert.), is het prediken dan niet de allernuttigste manier waarop wij onze tijd zouden kunnen besteden?
14. Waarom dienen wij tijd te besteden aan het verbeteren van onze bekwaamheden als dienaren van God?
14 Het is inderdaad geen kleine verantwoordelijkheid een woordvoerder of afgezant voor de Regering van de Almachtige God te zijn. Uw leven en het leven van anderen hangen er van af hoe goed gij predikt, hoe overtuigend uw bewijsvoering is en hoe standvastig gij in uw pogingen zijt. Mensen van deze uit elkaar vallende wereld grijpen de gelegenheid gretig aan, afgezanten te worden van regeringen die er toe bestemd zijn voor altijd te verdwijnen. Jaren van hun leven besteden zij er aan, zich goed op hun werk voor te bereiden. Schijnt het daarom niet waar te zijn dat wij, in wier handen een nog grotere verantwoordelijkheid rust, een gedeelte van onze tijd nuttig kunnen besteden door onze bekwaamheden als dienaren van God door middel van studie te verbeteren?
STUDEREN
15. Wie worden vermaand te studeren? Waarom is studie noodzakelijk voor hen?
15 Studeren is inderdaad iets nuttigs, en geen enkele Christen dient toe te laten dat hij de verkeerde opvatting krijgt dat hij Gods goedkeuring kan verwerven zonder te studeren, of dat hij het te druk heeft om zijn tijd nuttig aan studeren te besteden. De vermaning, „Studeer om u Gode beproefd voor te stellen” werd niet opgetekend in het belang van mensen die tot nu toe nog geen kennis van de waarheid hebben gehad. Wanneer men niet voortdurend studeert, worden waarheden die men eens hogelijk op prijs heeft gesteld, onduidelijk en ten slotte verdwijnen ze. Wanneer men wil dat de prediking tot anderen nut afwerpt, moet de bron van waarheid gevuld gehouden worden. De geestelijken, die hun tijd met filosofie en de geschriften van mensen verkwisten, in plaats dat zij Gods Woord bestuderen, worden in de Bijbel „waterloze fonteinen” genoemd. Daar wij lekke vaten zijn, zouden wij hetzelfde kunnen worden wanneer de wateren der waarheid niet worden bijgevuld. Van zulk een uitgedroogde bron kan niet goed worden verwacht dat ze de dorst zal lessen van iemand die naar de waarheid zoekt of hij die wellicht zou kunnen vinden. Zowel de tijd van de toehoorder als die van de prediker zou dan verkwist zijn.
16. Waarom moeten wij er met onze aandacht bij zijn wanneer wij studeren en prediken?
16 Paulus bevestigde de nauwe samenhang tussen het prediken, het onderwijzen en het studeren, toen hij de jonge prediker Timotheüs de raad gaf: „Schenk aandacht aan uw voorlezing uit de Schrift, uw prediking en uw onderwijzing” (1 Tim. 4:13, Moffatt). En houden Paulus’ woorden niet nog een voorschrift in voor de dienaar van God die op zijn tijd let? „Schenk aandacht aan” zegt hij. Hoe gemakkelijk is het, bij het studeren de geest toe te staan af te dwalen naar dingen die er niets mede te maken hebben, zodat de tijd niet nuttig wordt besteed, ook al gaan de ogen over de regels en bladzijden. De vluchtige indruk die men verkrijgt, ontglipt de geest snel, want in werkelijkheid werd hij er nooit vast ingegrift. Wanneer men zijn tijd nuttig wil besteden, moet men zich alleen concentreren op het werk waaraan men bezig is. Bij het studeren, werke men hard aan de te bestuderen stof; bij het prediken, late men de geest vervuld zijn van gedachten aan de wijze waarop men in de beschikbare tijd het meeste goed tot stand kan brengen, en zo zij het met elke taak die een Christen opgedragen krijgt. ’Doe met uw macht wat uw hand vindt om te doen’ vermaant de Schrift (Pred. 9:10), en wanneer men machtige werken wil doen, kan men er niet mede tevreden zijn ’de lucht te slaan’ (1 Kor. 9:26). Kennis is noodzakelijk om met goed gevolg te kunnen prediken.
17. Wat is de doeltreffende methode voor Bijbelstudie? Waarom?
17 Steeds doeltreffender studeren, heeft ten doel, de waarde van de aldus bestede tijd te vergroten. Ofschoon iemands begrip van de waarheid ongetwijfeld toeneemt wanneer hij de Bijbel van begin tot eind doorleest, neemt hij sneller in kennis toe wanneer hij onderwerp voor onderwerp bestudeert. Bijbelteksten die over de opstanding handelen, staan bijvoorbeeld door de gehele Bijbel heen verspreid. Iemand die speciaal in dat onderwerp belangstelt, zal er het meeste baat bij vinden wanneer hij deze verspreide teksten bijeenvergaart, zodat zij met elkaar kunnen worden vergeleken en aldus kan worden vastgesteld hoe God over het onderwerp denkt. Juist in dit opzicht zijn de publicaties van het Wachttoren Genootschap speciaal waardevol, want zij bieden een hele reeks bijeenvergaderde Bijbelteksten voor het verzamelen waarvan een afzonderlijke onderzoeker vele saaie uren nodig zou hebben. Inlichtingen die door een persoonlijke studie, ’regel op regel en gebod op gebod’ (Jes. 28:10) zijn verkregen, verschaffen een voorraad onderwijzingen waaruit men kan putten wanneer men met anderen over de Bijbel spreekt.
18. Kunnen wij als vaststaand aannemen dat wij altijd Bijbelse lectuur zullen hebben? Wat moeten wij dus doen?
18 De Heer heeft in de afgelopen jaren voor Zijn dienaren zulke overvloedige voorzieningen getroffen, dat enkelen wellicht geneigd zijn het geestelijke voedsel als iets vanzelfsprekends te gaan aanvaarden. De wereld heeft de houding, „dat kan ons niet gebeuren” met zulk een beslistheid aangenomen, dat Christenen gevaar lopen te vergeten dat de dagen waarin de tegenstander over de aarde rondzwerft, zoekende wie hij zou kunnen verslinden, nog niet voorbij zijn. Wij kunnen met stelligheid nog meer beproevingen verwachten. Zij kunnen en zullen ons overkomen. Welke vorm zijn volgende aanval zal aannemen, kan niemand voorzien, doch is het niet mogelijk dat Satan wederom zo handelt als hij in het verleden reeds vele malen heeft gedaan, namelijk de mensen de Bijbel en aanverwante publicaties onthouden? Gelukkig is in zulk een geval de Christen die heeft gehandeld overeenkomstig de waarschuwing: „Mijn zoon vergeet mijn onderwijzing niet, maar bewaar mijn geboden in uw geest” (Spr. 3:1, Een Amer. Vert.). Ja, tijd die ter zijde is gesteld om Gods waarheden door middel van studie stevig in de geest te prenten, is tijd welke nuttig is besteed.
VERGADERINGEN BIJWONEN
19. Waarom is het nuttig met anderen samen te komen om te studeren?
19 Ook door de onderwijzing welke wordt verstrekt op Christelijke vergaderingen, zoals die welke door Jehova’s getuigen worden gehouden, wordt men geholpen het evangelie doeltreffend te prediken. Niemand kan naar waarheid zeggen dat hij in zulk een mate is vooruitgegaan, dat hij niets meer van anderen kan leren. Of men nu de Bijbel zelf of Bijbelse hulpmiddelen zoals De Wachttoren bestudeert, de aanwezigheid van anderen blijkt aansporend en nuttig te zijn. Dit is een door God vastgestelde regel: „IJzer scherpt men met ijzer; alzo scherpt een man het aangezicht zijns naasten” (Spr. 27:17). Verder moge worden opgemerkt: „Waar twee of drie als mijn volgelingen bijeen zijn, ben ik in het midden van hen” (Matth. 18:20, Een Amer. Vert.). Gods geest wakkert het verstand aan van hen die gehoorzaam bijeenkomen om zijn Woord te bestuderen. Wanneer men deelneemt aan een studie met de gemeente, trekt men niet alleen voordeel uit de gedachten die door anderen tot uitdrukking zijn gebracht, maar onzelfzuchtig helpt men ook zijn naasten profijt te trekken van de inlichtingen die men zelf over het onderwerp bezit. Aldus wordt de tijd door allen nuttig besteed.
20. Waarom is tijd die wordt gebruikt voor het bijwonen van de wekelijkse dienstvergadering, goed besteed?
20 Speciale onderwijzingen over de prediking van het evangelie worden op de wekelijkse dienstvergadering van Jehova’s getuigen verstrekt. De snelle toename in het aantal actieve getuigen van God in de afgelopen jaren kan grotendeels worden toegeschreven aan de opleiding die hier wordt verkregen. Het is geen cursus in eersteklas-verkoopkunde; op de vergadering wordt alleen de aandacht gevestigd op de Schriftuurlijke wijze van prediken die door Christus en de apostelen werd gevolgd en er worden practische manieren aan de hand gedaan om hetzelfde werk in deze tijd uit te voeren. Wanneer een dienaar van God de vergaderingen waarop De Wachttoren wordt bestudeerd, en de dienst- en andere vergaderingen geregeld bijwoont, dan besteedt hij de tijd die voor dit doel is ter zijde gesteld, op een nuttige wijze.
21. Welk doel dienen wij ons te stellen wat het bijwonen van vergaderingen betreft? Waarom?
21 In verband met dit punt zou iemand in het midden kunnen brengen dat men te ver is gegaan, dat er nu te veel vergaderingen zijn die veel te veel van de korte tijd die ons nog rest, in beslag nemen. Zou er niet meer tijd voor de prediking beschikbaar zijn wanneer er minder tijd aan vergaderingen werd besteed? Er zou misschien wel tijd beschikbaar zijn, ja, doch zonder de onderwijzing en de Christelijke gemeenschap waarin door het bijeenkomen wordt voorzien, zou het spoedig zover komen, dat die „beschikbare” tijd door andere belangen in beslag werd genomen. Tijd die wordt doorgebracht in gezelschap van mannen en vrouwen die er hun hart en zinnen op hebben gezet God te dienen, is tot uw eeuwige welzijn. Terwijl het definitieve einde naderbij komt, neemt de goddeloosheid toe en wordt de tijd die men in de wereld doorbrengt, steeds gevaarlijker. God, die dit van te voren heeft geweten, heeft Paulus in diens brief aan de Hebreeën laten optekenen: „Laten wij het bijeenkomen niet veronachtzamen, gelijk sommigen doen, doch laten wij elkander aanmoedigen, des te meer, wanneer gij kunt zien dat de grote Dag naderbij komt” (Hebr. 10:25, Een Amer. Vert.). Volgens Paulus zullen enkelen de vergaderingen veronachtzamen, en zij zullen daarvoor het een of andere argument opwerpen, doch het volgen van zulk een handelwijze werpt geen voordeel af. Wanneer een Christen zich ten doel stelt nooit een van de vergaderingen waarin de Heer voor Zijn volk voorziet, te missen, en wanneer hij dit doel ook bereikt, wordt hij er voor behoed betrokken te geraken in de aangelegenheden dezer wereld. Hij heeft er geen tijd voor!
22. Waarom spaart het tijd wanneer wij de weg der goede gewoonten houden?
22 Wij doen er goed aan, voortdurend in gedachten te houden dat onze levenswijze en de manier waarop wij onze tijd gebruiken grotendeels wordt bepaald door gewoonten die wij hebben aangenomen, of zij nu goed of slecht zijn. De handelwijze die het moeilijkste lijkt, blijkt bij een zorgvuldig onderzoek gewoonlijk de beste te zijn. Satan bouwt een brede weg om zijn volgelingen naar de dood te leiden. Hij die langs de weg des levens reist, kan het zich niet goed veroorloven zijn tijd te verkwisten met uitstapjes die hem van het smalle doch moeilijkere pad afleiden. Hij zou op een zekere dag tot de ontdekking kunnen komen dat hij te ver heeft gereisd; hij kan zich zo in de greep zijner gewoonten bevinden, dat de resterende tijd te kort zal blijken te zijn om zich er van te bevrijden en naar het pad des levens terug te keren. Laat u er niet toe verleiden ’meer liefde te hebben voor vermaak dan voor God’, zoals zij van wie Christenen zich volgens de hun gegeven raad moeten afwenden (2 Tim. 3:4, Leidse Vert.). „Kom niet op het pad der goddelozen, en betreed den weg der bozen niet. Mijd dien, ga er niet over; wijk ervan af en ga voorbij.” Ofschoon het inspanning zal vereisen de tijd nuttig te besteden aan het verkrijgen van onderwijzingen, is de beloning groot. „Houd vast aan heilzaam onderrigt, laat het niet varen; bewaar het, want het is uw leven.” — Spr. 4:14, 15, Nw. Vert.; 4:13, Van der Palm.
23. Welke kostbare gave hebben wij? Hoe laten wij ze niet voor ons verloren gaan?
23 Wanneer iemand nu heeft gestudeerd en met andere Christenen te zamen is gekomen en aldus kennis heeft verworven, dan is dit nog geen waarborg dat hij die kennis altijd zal behouden. Paulus waarschuwde: „Hierom zijn wij te meer verpligt, om ons te houden bij ’t geen wij gehoord hebben, dat wij het niet voor ons verloren laten gaan” (Hebr. 2:1, Van der Palm). Hoe ontmoedigend zou het zijn wanneer men na dagen, maanden of jaren aan het leren kennen van Gods Woord te hebben besteed, zou bemerken dat de kennis werd weggenomen door hem die ze had geschonken! Er zou dan werkelijk veel tijd zijn verkwist. Doch zoiets behoeft niet te gebeuren en de beste manier zich daarvoor te bewaren, is, de waarheid door het gebruik helder schijnend te houden. Jehova heeft een kostbare gave geschonken aan hen die een begrip van zijn voornemens verkrijgen. „Veronachtzaam de gave in u niet” zeide Paulus, „Behartig deze dingen, leef er in, opdat aan allen blijke, dat gij vooruit gaat” (1 Tim. 4:14, 15, Nw. Vert.). De gave moet worden gebruikt indien ze niet mag worden veronachtzaamd en indien allen moeten bespeuren hoe de dienaar is vooruitgegaan of er voordeel van heeft getrokken. Dit komt overeen met hetgeen Jezus de discipelen in een zijner gelijkenissen heeft verteld. „Aan ieder die heeft, zal gegeven worden, altijd meer, maar van hem die niet heeft, zal ook dat wat hij heeft, afgenomen worden.” — Matth. 25:29, Leidse Vert.
24. Door welke gelijkenis wordt aangetoond dat iemand die de gave niet gebruikt, ten slotte het onderspit delft?
24 Met bovenstaande woorden gaf Jezus te kennen wat er zou geschieden met het talent dat was toevertrouwd aan een luie dienstknecht die weigerde of naliet er mede te handelen en een toename te bewerkstelligen voor de meester aan wie het behoorde. Het talent werd hem met geweld ontnomen en aan de dienstknecht gegeven die zijn tijd nuttig had gebruikt en wel een toename had bewerkstelligd! Wat de dienstknecht te wachten staat die zijn gave niet gebruikt en die geen vruchten voor het Koninkrijk voortbrengt, wordt door de volgende woorden van Jezus aangetoond: „Werpt dien nietsnut van een knecht buiten in de duisternis” (Matth. 25:30, De Kath. Bijbel). Ja, het licht van het begrip van Gods Woord wordt schemerig en verdwijnt uit de geest van hem die zorgeloos nalaat te handelen met het talent of de Koninkrijksbelangen die hem in handen zijn gelegd. Voor zover het de Heer betreft, is zulk een zelfzuchtige persoon een „nietsnut” die het niet waard is een begrip te hebben van Zijn voornemens.
25. Wat betekent het een toename te bewerkstelligen? Waarom is men dit tegenover God verplicht?
25 Met het bewerkstelligen van een toename of het dragen van vruchten bedoelde Jezus het helpen van anderen opdat zij tot een begrip komen van de majesteit van Jehova en er getuigen van worden die het woord des levens prediken. Dit is volgens Paulus de offerande die God behaagt. „Laat ons dan door Hem altijd Gode opofferen een offerande des lofs, dat is, de vrucht der lippen, die Zijn Naam belijden” (Hebr. 13:15). De wens anderen te onderwijzen en te helpen, die iemand zo vervult wanneer hij Jehova’s genaderijke voorzieningen leert kennen, dient niet onderdrukt, voorbijgezien of door wereldse zorgen verstikt te worden. Wanneer iemand Christus als zijn Verlosser aanvaardt en zijn leven wijdt aan het doen van Gods wil, is zijn tijd niet meer zijn eigendom dat hij kan verspillen of verkwisten. Zijn tijd, ja, zelfs zijn leven behoort aan de dienst van God. „Gij zijt voor een prijs gekocht.” — 1 Kor. 7:23, Voorhoeve.
26. Wat zal ons een studie en een gebruik van het geleerde brengen? Waarom?
26 Deze voortdurende studie en dit gestadige gebruik der Bijbelse waarheid brengt grote vrede des geestes. „Gij zult hem in volmaakte vrede bewaren, wiens geest op u steunt” (Jes. 26:3, King James Vert.). Zij die dit bolwerk missen, zullen bemerken dat hun geest met allerlei zorgen en gepieker wordt belegerd. Denk er eens over na wat een geweldige hoeveelheid tijd dagelijks alleen al door gepieker wordt verkwist! Door gepieker wordt niets tot stand gebracht! Jezus vroeg: „Wie van u kan met al zijn gepieker een enkel uur aan zijn leven toevoegen?” (Matth. 6:27, Een Amer. Vert.) Iemand kan de tijd die hem nog rest, niet met gepieker verlengen en evenmin kan hij een nuttig gebruik maken van dat wat hem reeds werd toebedeeld. Hoe kan tijdrovend gepieker doeltreffend worden uitgeband? Paulus zegt: „Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, de barmhartige Vader en de God die altijd bereid is te troosten! Hij vertroost mij in al mijn moeilijkheden, zodat ik mensen die in een of andere moeilijkheid verkeren, kan vertroosten met de troost waarmede ik zelf door God ben getroost” (2 Kor. 1:3, 4, Een Amer. Vert.). Wie anderen vertroost en de waarheden van het evangelie predikt, zal verwarde gedachten voor een nuttig gebruik vrijmaken. Paulus verklaarde dat God hem had getroost, opdat hij op zijn beurt anderen zou kunnen vertroosten. Zodoende volgde hij zijn Voorbeeld, Christus Jezus, na, wiens opdracht gedeeltelijk bestond in het ’troosten van alle treurigen’. — Jes. 61:2.
PREDIKEN
27. Hoe wordt onze prediking door wereldlingen beschouwd? Waarom ten onrechte?
27 Wanneer iemand zijn tijd aan de prediking van het evangelie besteedt, dan wordt dit door hen die het inzicht missen om de tekenen der tijden te zien, weliswaar vreemd en dwaas geoordeeld. In zekere zin is het ook vreemd of ongewoon de mensen te gaan vertellen dat hun de vernietiging wacht wanneer zij hun zorgeloze handelwijze blijven volgen, en het zal eveneens iets vreemds of ongewoons zijn wanneer Jehova die vernietiging bewerkstelligt, want er zijn vele eeuwen voorbijgegaan sinds zijn macht op een dusdanige wijze voor de mensen werd geopenbaard. Doch het feit dat het vreemd is, verandert niets aan de waarheid; veeleer wordt die er door bevestigd, want Jesaja, een profeet van Jehova, heeft eens Geschreven: „Want Jehova zal opstaan als op de berg Perazim, hij zal toornig zijn gelijk in het dal van Gibeon; om zijn werk te doen, zijn vreemde werk, en om zijn daad te laten geschieden, zijn vreemde daad. Zijt derhalve geen spotters, opdat uw handen niet sterk worden gemaakt; want ik heb van de Here, Jehova der heirscharen, een vernietiging gehoord die vastbesloten is over de gehele aarde” (Jes. 28:21, 22, Am. Stand. Vert.). Dit is dus een geval waarbij dat wat vreemd en dwaas is, nuttig is, zo nuttig dat het tot leven leidt. Wat kan er voor groter nut zijn dan dat? „Het [heeft] Gode behaagd door de dwaasheid der prediking te redden hen, die geloven.” — 1 Kor. 1:21, Nw. Vert.
28. Dient gespot ons er toe te brengen minder te prediken? Wat wordt door het geval van Job aangetoond?
28 Maar wanneer de wijzen dezer wereld nu spotten en ons belachelijk maken? Dat is geen reden hen te vrezen en zulk een ontzag voor hen te hebben dat men nalaat te prediken en daardoor zijn tijd niet op de nuttigste wijze gebruikt. „Het dwaze van God is wijzer dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen” (1 Kor. 1:25, Nw. Vert.). Een prediker kan er zeker van zijn dat men hem belachelijk zal maken. Zulk een tegenstand en hoon kan zelfs van zijn eigen familie komen. Doch dient men zich daardoor er van te laten weerhouden er op uit te trekken en naar de deuren van zijn naasten te gaan om hun de vriendelijke woorden der waarschuwing te brengen? Ergere kwellingen dan die waarmede Gods dienstknecht Job werd bezocht, kunnen bezwaarlijk worden verwacht, en toch zeide die geplaagde getuige van Jehova: „Heb ik gevreesd voor de groote menigte, en heeft de verachting der maagschappen [families] mij afgeschrikt, dat ik stil bleef en de deur niet uitging?” (Job 31:34, Luther, De Kath. Bijbel). Zijn handelwijze, waardoor hij zijn onkreukbaarheid tegenover God heeft bewaard, was een nuttige handelwijze. Niet alleen vermeerderde de Here „al hetgeen Job gehad had tot dubbel zoveel” en „zegende Jobs laatste meer dan zijn eerste” (Job 42:10, 12), doch hij verlengde ook de tijd die Job destijds op aarde nog restte. En Job kan er zeker van zijn dat hij als een van de ’vorsten over de ganse aarde’ eeuwig leven op aarde zal verkrijgen. — Ps. 45:17.
29. Welke vrees is nuttig wat de tijd betreft? Hoe liet Noach dit zien?
29 Vrees is een wapen dat door de tegenstander wordt gebruikt om de mensen in hun handelingen te verlammen, om hen te verstrikken opdat zij zijn wil zullen doen. „Menschenvrees spant een strik, maar wie op Jahwe vertrouwt wordt in veiligheid gebracht” (Spr. 29:25, Leidse Vert.). De geest der vreesachtigheid is op deze stervende oude wereld nedergedaald, en wanneer men alles zou ontvluchten waarvoor de wereld bevreesd is en op de vlucht gaat, dan zou men beslist voor niets anders, of het nu nuttig is of niet, tijd hebben. Doch God heeft zijn volk niet de geest der vreesachtigheid gegeven (2 Tim. 1:7). De goddelozen verdoen hun tijd met vluchten wanneer niemand hen vervolgt (Spr. 28:1); een Christen, moedig als een leeuw, staat echter vast in de kennis van de oppermacht van zijn God en hij besteedt zijn tijd aan nuttige ondernemingen. De volmaakte liefde drijft de vrees buiten (1 Joh. 4:18), en laat de geest vrij om helder te denken en het lichaam naar nuttige werken der lofprijzing te leiden. Iemand die er belang in stelt meer tijd te hebben die hij aan nuttige werken kan besteden, werpt de wereldse zorgen ter zijde en vreest God alleen. „De vreze des HEREN vermeerdert de dagen; maar de jaren der goddelozen worden verkort” (Spr. 10:27). De vrees voor God bracht Noach er toe tot redding van zijn huisgezin de ark te bouwen. Had hij zijn werk door mensenvrees laten onderbreken, ook al was het slechts voor een korte tijd, dan zou de ark naar alle waarschijnlijkheid niet op tijd zijn voltooid, zodat ze niet aan het beoogde doel had kunnen beantwoorden. In dat geval zou alle tijd en inspanning die Noach aan de onvolledige bouw zou hebben besteed, volkomen verkwist zijn geweest. In plaats dat hij na de vloed nog vele lange jaren voor zich zou hebben waarin hij de Schepper verder op een nuttige wijze kon dienen, zouden hij en zijn geliefden dan met de overige ongehoorzamen zijn vergaan. „Wederstaat den duivel, en hij zal van u vlieden” in plaats dat gij uit vrees ophoudt met uw werk of het onderbreekt. _ Jak. 4:7.
30. Waarom is geregeld prediken belangrijk wat de tijd betreft?
30 Regelmaat in het predikingswerk is ook belangrijk. Niet alleen heeft de geest die zich aldus bezighoudt, het zo druk, dat de Duivel die persoon niet kan verleiden en doen struikelen, maar door een voortdurende activiteit wordt de prediker bekwamer, zodat er in de beschikbare tijd meer tot stand kan worden gebracht. Wanneer men met de dienst voor God ophoudt, raakt men er uit, het gebruik van het zwaard des geestes gaat stroef en nieuwe slechte gewoonten dringen binnen en nemen de plaats in van vroegere goede gewoonten. Niet alleen is dus de tijd verloren die niet aan het loven van God is besteed, doch er moet ook tijd worden gebruikt om de vroegere bekwaamheid weer te verkrijgen. De resterende tijd is te kort om zulke verliezen toe te staan, en bovendien loopt men altijd gevaar volledig door de oude wereld te worden verzwolgen. Het is thans de tijd in Gods dienst wakker, actief en consequent te zijn.
31. Hoe handelen wij in deze boze tijd gelijk verstandige mensen?
31 Op deze noodzakelijkheid om waakzaam te zijn, werd de nadruk gelegd door Paulus, die, nadat hij enkelen in de gemeente te Efeze had berispt omdat zij tot verdorven gewoonten waren teruggevallen, zeide „’Ontwaak, slaper! Sta op uit de dood, en Christus zal over u lichten!’ Zie dan zeer zorgvuldig toe op uw levenswijze. Handel niet gedachteloos, maar gelijk verstandige mensen, trek zoveel mogelijk partij van de gelegenheid die gij hebt, want dit zijn boze tijden” (Ef. 5:14-16, Een Amer. Vert.). ’Koop voor u zelf de gelegenheid uit’ (Eng. Vert v. Rotherham). Paulus schreef deze vermanende woorden om de Christenen in de toekomst bij hun handelwijze te leiden. Wat destijds voor die Efeziërs gold, geldt thans voor ons; wat in het verleden is gedaan of wat wij niet hebben gedaan, kan niet meer worden veranderd. Die tijd is voorbij en kan niet nogmaals worden gebruikt. Doch thans en in de toekomst wachten hem die God wil dienen, nog vele gelegenheden. Deze gelegenheden kunnen zich op vele verschillende manieren voordoen. Doch hoe zij ook komen, verstandige mensen zullen ze zo goed mogelijk te baat nemen, ze uitkopen en ze goed waarnemen, zodat ze niet zullen worden verkwist.
32. Hoe verkrijgen wij meer gelegenheden? Waarom is het de kosten waard?
32 Het spreekt vanzelf dat hij die een grotere hoeveelheid tijd aan het dienen van God besteedt, in staat zal zijn meer van deze kostbare gelegenheden uit te kopen of te baat te nemen. Ongeacht hoe hoog de kosten mogen zijn aan opgegeven rijkdom en aanzien bij deze wereld, deze gelegenheden om God en Christus te dienen, zullen het dubbel en dwars waard zijn. Christus vertelde zijn apostelen een gelijkenis, zeggende: „Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een schat, in den akker verborgen, welken een mens gevonden hebbende, verborg dien, en van blijdschap over denzelven, gaat hij heen en verkoopt al wat hij heeft, en koopt dienzelven akker” (Matth. 13:44). Niets van wat wij thans ook mogen bezitten of in de toekomst hopen te verkrijgen, kan in waarde worden vergeleken met het koninkrijk Gods en de zegeningen die het zal brengen aan hen die er in zullen leven. Ook al zou men zijn leven voor het Koninkrijk geven, dan zou dit nog voordeel afwerpen: „want zo wie zijn leven zal willen behouden, die zal hetzelve verliezen; maar zo wie zijn leven verliezen zal, om Mijnentwil, die zal hetzelve vinden” (Matth. 16:25). Christus kan en zal hen die hun tijd getrouw aan zijn dienst besteden, uit de dood opwekken. — Joh. 5:28, 29.