De zorg van de dienstknecht voor de goederen van de Meester
1, 2. Hoe heeft de getrouwe dienstknecht voor de „goederen” gezorgd?
WAAROM zijn alle „goederen” van de Meester aan de hoede van de „getrouwe en voorzichtige dienstknecht” toevertrouwd? Omdat hij er goed voor zou zorgen. Evenals de dienstknecht in de gelijkenis er op zal hebben toegezien dat alles in een goed onderhouden toestand verkeerde, dat de landerijen waren bebouwd, dat er een goede opslagruimte en een overvloed van fruit, groente en graan was, en dat de leden goed waren gekleed, zo is het tegenwoordig met deze goedgekeurde dienstknecht-klasse het geval ten aanzien van de Koninkrijksbelangen. Het huisgezin van de Meester is goed gevoed en toegerust. De „dienstknecht” ziet er op toe dat de bevelen van God en Christus Jezus ten uitvoer worden gebracht, waarvan er enkele luiden: „Te dien dage [zult gij zeggen]: Looft Jahwe, roept zijn naam aan, maakt onder de volkeren zijn daden bekend; vermeldt dat zijn naam zeer hoog is” (Jes. 12:4, Leidse Vert.). „Daarom zal mijn volk mijnen naam kennen te dien dage; ja, weten dat ik het ben die zegt: Hier ben ik. Hoe schoon zijn op de bergen de voeten van den vreugdebode, die vrede kondigt, goede tijding brengt, van heil gewaagt [die redding verkondigt], die tot Sion zegt: Hij heerscht, uw God. Hoor, uwe wachters, zij verheffen de stem; zij juichen altegader, want klaarlijk zien zij dat de Heer [Jehova] naar Sion wederkeert” (Jes. 52:6-8, Belg. Prof. Bijbel, Am. Stand. Vert.). „Gijlieden zijt Mijn getuigen, spreekt de HERE [Jehova], en Mijn knecht, dien Ik uitverkoren heb; opdat gij het weet, en Mij gelooft, en verstaat, dat Ik Dezelve ben, dat vóór Mij geen God geformeerd is, en na Mij geen zijn zal. Ik, Ik ben de HERE [Jehova], en er is geen Heiland [redder] behalve Mij” (Jes. 43:10, 11, Leidse Vert.). „En dit Evangelie des Koninkrijks zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis allen volken; en dan zal het einde komen” (Matth. 24:14). „Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in den naam des Vaders en des Zoons en des heiligen geestes” (Matth. 28:19, Nw. Vert.). „Mensenkind! Ik heb u tot een wachter gesteld over het huis Israëls; zo zult gij het woord uit Mijn mond horen, en hen van Mijnentwege waarschuwen. Als Ik tot den goddeloze zeg: Gij zult den dood sterven, en gij waarschuwt hem niet, en spreekt niet, om den goddeloze van zijn goddelozen weg te waarschuwen, opdat gij hem in het leven behoudt; die goddeloze zal in zijn ongerechtigheid sterven, maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen.” — Ezech. 3:17, 18. Zie ook Ezech. 9:1-11; Zef. 2:1-3.
2 De naam van Jehova wordt in de gehele wereld bekendgemaakt. Overal worden de goede tijdingen van het Koninkrijk gepredikt. Aan grote scharen van mensen worden de geboden geleerd. De waarschuwing aan de goddelozen wordt gegeven en het einde dezer wereld wordt verkondigd. Het kentekenen van hen die in Armageddon zullen worden gespaard, gaat voort. Honderdduizenden keren zich tot gerechtigheid en zoeken zachtmoedigheid. De „andere schapen” worden in één kudde bijeenvergaderd. Het Signaal van het Koninkrijk wordt hoog opgeheven en de weg voor de terugkerende bannelingen wordt bereid. De schapen worden beschermd tegen agressieve en meedogenloze mensen en tegen hen die hun eeuwige belangen zouden willen schaden. De dorre plaatsen in de wereld bloeien, want waar slechts een paar jaren geleden een of twee mensen Jehova loofden, zijn er thans honderden, ja, duizenden. De ogen der blinden en de oren der doven worden geopend, de tong der stommen wordt losgemaakt en de lammen kunnen springen. Deze wonderen worden thans in geestelijke zin gewrocht, maar in de nieuwe wereld zullen ze op een zeer letterlijke wijze worden verwezenlijkt.
3. Wat zijn enkele andere belangen waarvoor zorg wordt gedragen?
3 Aan andere belangen („goederen”) van het Koninkrijk wordt eveneens de zorgvuldigste, bedachtzaamste, en grondigste aandacht besteed, want er wordt op de gehele structuur van de zichtbare organisatie des Heren toezicht gehouden, en zwakke gedeelten worden voortdurend versterkt. Het charter van het Watch Tower Bible & Tract Society werd aan de eisen van de tijd aangepast en aldus werd het Genootschap tot een meer direct en levend deel en een machtig, bruikbaar werktuig gemaakt. Dan zijn er de belangen die bestaan in het organiseren en besturen van alle bijkantoren en zendingshuizen, de Wachttorenschool Gilead, het radiostation, de Koninkrijksboerderijen, de zones en districten, alle vergaderingen, groepen en pioniers, de dienst van het getuigenisgeven in het openbaar, de Bijbelstudiën en de school der Theocratische bediening. Er zijn nog veel meer belangen der nieuwe wereld, welke belangen „goederen” of „bezittingen” zijn, die aan de hoede van de „dienstknecht” zijn toevertrouwd.
4. Wie alleen is voor de „goederen” verantwoordelijk gesteld?
4 Ja, deze „goederen” zijn geplaatst onder de jurisdictie van het gezalfde overblijfsel met zijn wettige besturende lichaam, dat door middel van het Watch Tower Bible & Tract Society werkzaam is. Niemand anders in de gehele wereld heeft deze bezittingen ontvangen of is er voor verantwoordelijk gesteld en niemand anders is gemachtigd het beheer over deze belangen te voeren en zich er mede bezig te houden. Sommige lezers moge dit een moeilijk te verwerken verklaring toeschijnen, maar het is de waarheid en ze wordt gedaan ter bescherming van de „andere schapen” des Heren, opdat zij deze „getrouwe en voorzichtige dienstknecht” zullen erkennen en zullen weten dat de „meester” vertrouwen stelt in zijn toegewijde zorg voor hetgeen hem is toevertrouwd. Men beschouwe daarom thans de toenemende werken die de teruggekeerde Meester verricht door zijn getrouwe volk te gebruiken. Wanneer wij deze dingen zien, wordt het onze dure plicht met deze dienstknecht samen te werken, opdat ons gunst wordt bewezen.
HET VERTROUWEN VAN DE MEESTER
5. Wat betekent het voor de dienstknecht dat hij het vertrouwen des Heren geniet?
5 De wonderbaarlijke regeling die de Here Jezus Christus heeft getroffen, namelijk zijn dienstknecht alle geweldige verantwoordelijkheden op aarde met betrekking tot de nieuwe wereld toe te vertrouwen, gaat alle menselijk begrip te boven. De blijdschap van hen die zich in het vertrouwen van de Meester verheugen, gaat ver boven menselijke vreugden uit. Het is dat innerlijke bewustzijn hetwelk ontstaat door het besef dat de goedkeuring des Heren op de loyale en getrouwe dienst rust die tot nog toe is verricht. Het is verkwikkend en stellig nuttig voor allen te vernemen waarom de Heer in dit einde der wereld vertrouwen stelt in zijn volk. Bovendien hebben allen, wanneer dit wordt begrepen, een voorbeeld dat zij kunnen navolgen, indien ook zij zijn vertrouwen zouden willen genieten.
6. Waardoor wordt dit vertrouwen in zijn dienstknecht teweeggebracht?
6 De Heer weet dat zij de mensen zijn Woord des levens hebben voorgehouden, ’gelegen en ongelegen’ hebben gepredikt, zijn volk op de rechte paden hebben geleid en nooit hebben toegelaten dat zijn Woord op de achtergrond werd geschoven en menselijke philosophieën, overleveringen van mensen, aanbidding van schepselen en de propaganda dezer wereld op de voorgrond werden geplaatst. De dienstknecht heeft de voornemens en het koninkrijk van God hoog gehouden, ja, hoger dan alle plannen van mensen en verheven boven de beledigingen, lasteringen en beschimpingen van dit boze geslacht. God zal zijn Woord beschermen en niemand kan het vernietigen, maar hoe verheugt hij zich over en welk een behagen schept hij in hen die hij kan vertrouwen, degenen die zijn geest bezitten, die gelijk ’mensen naar Gods hart’ zijn! (1 Sam. 13:14) Door de dienst die in het verleden is verricht, weet de Heer dat zijn „getrouwe en voorzichtige dienstknecht” een getrouwe beheerder van het Woord zal zijn, die er goed over waakt, het als het kostbaarste hem toevertrouwde goed behandelt, het verheerlijkt, er lijden voor ondergaat en er zelfs voor sterft. Hij kent de zijnen en hij heeft zijn vertrouwen aan de juiste personen geschonken.
7. (a) Is de „getrouwe en voorzichtige dienstknecht” voor dienst teruggedeinsd? (b) Op welke wijze is de dienstknecht „blind”?
7 De dienstknecht heeft zich er niet van teruggehouden al de raad Gods bekend te maken (Hand. 20:27), ongeacht of die bestond in het aankondigen van de vredige duizendjarige regering of de verwoestende, verschrikkelijke ramp van Armageddon, de verheerlijking van Gods naam of het aan de kaak stellen van de wereld des Duivels (Openb. 20:6; 16:12-16; Jes. 12; Openb. 18:4, 5). De leden van deze klasse zijn in de strijd voortdurend voorwaarts gerukt, in weerwil van welke overmacht ook, door kwaad of goed gerucht. Door twee wereldoorlogen heen hebben zij hun dienst verricht en nooit zijn zij er mee opgehouden of hebben zij onderweg gerust. Voorwaarts, immer voorwaarts, terwijl zij zich volledig van hun taak kweten en altijd voor de Koninkrijksbelangen zorgden. Waarschuwende bekendmakingen tegen de natiën en de gehele wereld zijn uitgesproken en zij hebben niet geaarzeld, ter wille van het evangelie voor de hoogste rechtbanken van het land of voor heersers en vele autoriteiten te verschijnen, ten einde van het Koninkrijk te getuigen. Altijd heeft deze „getrouwe dienstknecht”-klasse ijverig de belangen der nieuwe wereld behartigd. Voor al het andere is ze blind geweest. Ja, blind voor alles, behalve voor het doen van Jehova’s wil en het gehoorzamen van de Koning! Het is haar wens geweest de Koning der nieuwe wereld en niet mensen te dienen en te behagen. Dit ene heeft zij gedaan. Men heeft zich absoluut op deze dienstknecht-klasse kunnen verlaten en ze is volkomen betrouwbaar geweest. Ze heeft geen gelegenheden laten voorbijgaan die ter bevordering van de Koninkrijksbelangen konden worden gebruikt. Er is een volledige dienst gegeven. Niet alleen heeft ze voor deze „goederen” gezorgd, maar ze heeft ook getracht die altijd te vermeerderen. De Koning der nieuwe wereld vertrouwt er op dat zijn dienstknecht ook thans deze „goederen” getrouw zal beheren en hiermede in de komende jaren zal voortgaan. Er moet veel worden gedaan en door Jehova’s goedheid zal het grote werk worden gedaan.
8. Toont de ’beheerder’ zijn vertrouwen in afzonderlijke personen?
8 Het staat onomstotelijk vast dat de Heer heeft getoond, dat hij deze „getrouwe en voorzichtige dienstknecht” vertrouwt, maar hoe staat het met alle afzonderlijke personen die tezamen het gezalfde overblijfsel vormen en met de duizenden „andere schapen” van goede wil in deze tijd? Brengt deze ’beheerder’ zijn welbehagen en vertrouwen in deze afzonderlijke personen tot uitdrukking of houdt hij alleen rekening en handelt hij slechts met groepen? Ongetwijfeld oordeelt hij afzonderlijke personen en hij keurt hen goed of af. Natuurlijk zijn zulke personen niet onafhankelijk van de „getrouwe dienstknecht” werkzaam. Enkele van deze verantwoordelijkheden die aan enkelingen worden geschonken, worden door de „gelijkenis der talenten” aangetoond.
DE GELIJKENIS DER TALENTEN
9, 10. Wat wordt door de gelijkenis der talenten aangetoond, en wanneer moet ze in vervulling gaan?
9 Deze gelijkenis staat in Mattheüs 25:14-30 opgetekend en heeft betrekking op belangen voorrechten en gelegenheden in verband met het Koninkrijk. Toen de Heer deze en de andere voorafgaande gelijkenissen uitsprak, zeide hij: ’Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan.’ Dit betekent niet dat zulk een gelijkenis pas zal worden vervuld wanneer de gemeente de hemel binnengaat, en ook zegt hij door middel van deze gelijkenissen niet waaraan de hemel gelijk is. Neen dat leert hij niet. Let op Mattheüs 25:1: „Alsdan zal het Koninkrijk der hemelen gelijk zijn aan . . .” Dit duidt op een bepaalde tijd en wel op de tijd wanneer de Heer terugkeert, maar voordat hij deze goddeloze wereld vernietigt en de 1000-jarige regering onder de mensen begint. Het heeft betrekking op de „tijd van het einde” (syntéleia). Zo is het ook met de gelijkenis der talenten; de meester gaat op een lange reis, roept zijn dienstknechten bij elkaar en overhandigt hun zijn goederen. De één krijgt vijf talenten, een ander twee en de derde krijgt één talent, „ieder naar zijn bekwaamheid”, welke bekwaamheid in werkelijkheid de diepte der toewijding is. — Leidse Vert.
10 De Heer keert weder, rekent af en verneemt dat de dienstknecht die „vijf talenten” had gekregen ze tot tien heeft vermeerderd, en hij die twee had gekregen, tot vier, terwijl de derde zijn ene talent heeft verborgen, waardoor het evenveel is gebleven als het was. De eerste en de tweede dienstknecht worden gelukgewenst en beloond. „Wèl gedaan, gij goede en getrouwe dienstknecht! Over weinig waart gij getrouw, over veel zal ik u stellen: ga in tot de vreugde uws heeren!” Hierdoor wordt duidelijk geleerd dat wij, ten einde betrouwbare, getrouwe en uitstekende dienstknechten te zijn, niet alleen moeten behouden en bewaren wat ons is toevertrouwd, maar het moeten vermeerderen door het te verdubbelen. Toewijding en dienst worden vereist van allen die zouden willen horen: „Wèl gedaan!” (Matth. 25:23, Syn. Vert.) De Here zeide: „Gij zijt betrouwbaar geweest in het beheren van weinig, ik zal u de zorg opdragen voor veel” (Eng. Vert. van Weymouth). De Heer handelt in overeenstemming met de volgende gedragslijn, namelijk: getrouwheid in de kleinste aangelegenheden toont aan, ja, beslist of iemand in grote aangelegenheden getrouw zou zijn. Bij een andere gelegenheid zeide Jezus: „Wie in zeer weinig getrouw is, is ook in veel getrouw. En wie in zeer weinig onrechtvaardig is, is ook in veel onrechtvaardig” (Luk. 16:10, Nw. Vert.). „Die getrouw is in het kleinste, is ook in het groote getrouw.” — Lipman.
11. (a) Welke Theocratische regel wordt hier geleerd? (b) Waarvan is Mozes een voorbeeld? en hoe kan dit in deze tijd worden toegepast?
11 Er zijn mensen die enthousiast de schijnbaar grote taken ter hand nemen, vooral wanneer zij daardoor de algemene aandacht trekken, maar hoe staat het met kleinere, onbeduidende, misschien ondergeschikte taken, die niet door anderen worden gezien? Deze taken kunnen zo onbelangrijk schijnen te zijn, dat ze gemakkelijk aan een ander kunnen worden overgelaten. Een dienstknecht toont de mate van zijn getrouwheid en betrouwbaarheid door de zorg en ijver die hij aan deze kleine dingen besteedt. De dienstknecht moet zijn eigen betrouwbaarheid bewijzen. Denk aan de dienstknechten van God die zijn volledige goedkeuring verwierven. Bijvoorbeeld Mozes, de zichtbare leider van ongeveer twee millioen mensen, met al zijn geweldige verantwoordelijkheden; doch merk op met welk een grondigheid hij zich toelegde op elk kleine onderdeel toen hij de tabernakel en de uitrusting er van bouwde. Het bericht luidt: „En Mozes was wel getrouw in geheel Zijn [Gods] huis als dienaar, tot getuigenis van hetgeen gesproken zoude worden” (Hebr. 3:5, Lipman, kanttek.). Jehova kon er veilig op vertrouwen dat Mozes alles zou doen wat Hij hem gebood. Mozes bewees dat hij betrouwbaar was, dat men zich geheel en al op hem kon verlaten, en in deze tijd is het eveneens zo dat wanneer wij het vertrouwen en de goedkeuring van de Meester wensen te bezitten en ook grotere voorrechten willen hebben, een ieder van ons zelf betrouwbaar moet zijn, iemand waarop men zich kan verlaten.
12. Wat leert Jehova’s grondigheid ons?
12 De Schepper zelf verschaft het voorbeeld dat al zijn schepselen kunnen navolgen. Merk op hoe zorgvuldig en met welk een grondigheid hij voor alles heeft gezorgd. De dieren, vogels, vissen, bomen, de mensheid — niets ontbreekt er. Het verlangen van alles wat leeft, wordt bevredigd (Psalm 104). Let ook op alle zorgvuldige voorbereiding voor de heerschappij der nieuwe wereld. De Here Jezus is een volmaakt voorbeeld van iemand die aan de kleinste bijzonderheden zorg besteedt. Laten wij in gedachten houden dat elke dienst tot het verrichten waarvan de „getrouwe en voorzichtige dienstknecht” des Heren ons oproept, belangrijk is, of deze dienst nu groot of klein is, en of hij wordt gezien of niet. Doe het als voor de Heer. Al zulk werk is belangrijk en eerbaar, indien wij het zo beschouwen. De psalmist zeide bij een zekere gelegenheid: „Eén dag in uwe voorhoven is beter dan duizend elders! Ik koos liever dorpelwachter te zijn van het huis mijns Gods, dan te vertoeven in der godloozen tente” (Ps. 84:11, Van der Palm, kanttek.). Laten wij ons daarom niet onttrekken aan de een of andere ons toegewezen taak. Aanvaard de verantwoordelijkheid en zoek niet naar een gemakkelijke manier om er van af te komen, zoals zij doen die van deze wereld zijn. Laten wij er liever van ganser harte mee beginnen en getrouw zijn.
13, 14. Wat zijn enkele Koninkrijkstalenten die aan de enkeling zijn toevertrouwd? en wat moet er mee worden gedaan?
13 Wanneer wij getrouw in onze dienst willen zijn, moeten wij onze „talenten”, of Koninkrijksbelangen, gebruiken, dan zullen ze vermeerderen. Tracht ze te verdubbelen. Op welke wijze kan dit tot stand worden gebracht? Uit hetgeen reeds is bekendgemaakt, zal men inzien waaruit de Koninkrijksbelangen die aan de hoede van de „getrouwe en voorzichtige dienstknecht” zijn toevertrouwd, bestaan, en het zal derhalve gemakkelijk zijn te begrijpen hoe enkelingen deze belangen kunnen behartigen. Aan alle dienstknechten van God wordt een of andere Koninkrijksdienst, hetzij groot of klein, toevertrouwd. Ja, reeds de kennis der waarheid op zich zelf is een toevertrouwd, voor een ander beheerd goed, want ze is ons door de Heer gegeven en kan ons ook door de Heer worden afgenomen. Wij houden ons zelf niet door menselijke methoden, zoals de blote macht van de menselijke wil, in de waarheid staande. Neen, want deze zeer op prijs gestelde kennis wordt door de goedertierenheid van God geschonken. God schuift de trotsen op zij en de zachtmoedigen toont hij zijn verbond. Wanneer dit zo is, wat doen wij dan met dit belang, dit toevertrouwde goed? Nemen wij toe in kennis en inzicht? Ze nemen toe wanneer wij ze gebruiken en niet wanneer wij ze verstoppen. Verder bezitten wij nog belangen in de vorm van de aankondiging met tijdschriften, nabezoeken bij belangstellende personen, Bijbelstudiën en andere velddienst. Dan moet er voor de diensten van de gemeente worden gezorgd. Elke dienaar, iedere pionier en alle broeders en zusters die in de instellingen van het Genootschap dienst verrichten, hebben „talenten” of „belangen”.
14 Ongeacht waar wij ons bevinden, indien onze dienst ons door en door middel van de „getrouwe en voorzichtige dienstknecht” is toegewezen, moet het een Koninkrijksdienst zijn, omdat die dienstknecht ’het beheer over alle goederen’ heeft. De vraag is nu: Breiden wij de dienst die aan onze hoede is toevertrouwd uit? Is de dienst voor ons als het ware slechts een sleur geworden en verrichten wij hem zonder enthousiasme, ijver, gretigheid en vreugde? Verrichten wij onze dienst met stiptheid? Tracht niet de algemene aandacht te trekken, maar laat de Heer en zijn „getrouwe dienstknecht” u toewijzen wat gij moet doen. Houdt in gedachten dat promotie van de Heer afkomstig is (Ps. 75:6-8). Weest dankbaar en erkentelijk voor zelfs de geringste dienst die gij kunt verrichten. Nog een Theocratische regel die men indachtig moet zijn, is: „Een iegelijk, wien veel gegeven is, van dien zal veel geëist worden” (Luk. 12:48). „Want wie heeft, dien zal gegeven worden, en hij zal overvloediglijk hebben; maar wie niet heeft, van dien zal genomen worden, ook dat hij heeft” (Matth. 13:12). Er moet een vermeerdering zijn van hetgeen is toevertrouwd.
VERMEERDERING
15. (a) Op welke wijze dient iedere dienstknecht zijn talenten te gebruiken? (b) Wat zou iemand doen om zijn wereldse zaken uit te breiden, en wat om de zaken van de Koning uit te breiden?
15 Hoe breidt iemand zijn wereldse zaken uit? Hij zal zich eerst goed op de hoogte stellen van het product dat hij verkoopt. Het kan zijn dat hij er van overtuigd is dat het enig goed zal doen en hij wordt optimistisch en geestdriftig. Dan begint hij te adverteren, zorgt voor demonstraties en leert hoe hij tegenwerking en concurrentie het hoofd moet bieden en ten aanzien daarvan moet handelen. Hij neemt goede, betrouwbare assistenten en besteedt zijn geld op die plaatsen waar het de beste resultaten zal opleveren. Hij moet hard werken, onvermoeid zijn krachten inspannen en grenzenloos geduld hebben, indien hij de gewenste resultaten wil zien. Wanneer dit alles voor wereldse zaken wordt gedaan, voor goederen die van voorbijgaande aard en vergankelijk zijn, hoeveel te meer dienen wij dan te doen voor de „zaken” van het Koninkrijk, die eeuwig zijn. Gij hebt een persoonlijk belang bij deze nieuwe wereld, want verwacht gij niet in die wereld te zullen leven en u te verheugen in de zegeningen er van? Indien dit zo is, wees dan een van de dienstknechten die zijn krachten ten gunste van die wereld besteedt. Voeg iets aan uw dienst toe. Tracht niet ’hem die het beheer heeft over alle belangen’, aan te tonen hoe hij zijn zaken moet behartigen, maar ga aan de slag met de belangen die aan uw zorg zijn toevertrouwd. Indien alle dienstknechten des Heren de dienst voor de nieuwe wereld slechts met evenveel overleg beleid, geestdrift, noestheid en opgewektheid zouden verrichten als hun eigen wereldse aangelegenheden, dan zouden zij een vermeerdering van 100 procent oogsten. Dan zouden er grootsere en veelomvattendere dienstgelegenheden in de geest opkomen, waardoor zich uitgestrektere terreinen zouden openen. Onachtzaamheid ten aanzien van deze belangen heeft onheil tot gevolg. „Die slaaf nu, die den wil van zijn heer kende en geen toebereidselen getroffen heeft, of niet gedaan heeft naar den wil van zijn heer, zal vele slagen ontvangen.” — Luk. 12:47, Nw. Vert.
16. Hoe kunnen wij er zeker van zijn dat wij onze Koninkrijksbelangen vermeerderen?
16 Wanneer wij door de Heersers der nieuwe wereld goedgekeurd willen worden, moeten wij de belangen die wij bezitten, hetzij grote of kleine, vermeerderen. Concentreer u daarom op het werk des Heren en laat niet toe dat uw persoonlijke zakenkwesties en andere aangelegenheden u belemmeren de belangen des Heren op een dusdanige wijze te behartigen dat ze zich zullen vermeerderen. Aanvaard uw verantwoordelijkheden en wacht niet totdat iemand u aanspoort, doch ga uit u zelf vooruit. Gij zijt een van de dienstknechten des Heren. Maak de zaken van de Koning tot de belangrijkste en stel uw eigen zaken krachtdadig op de tweede of zelfs derde plaats. Wees nooit onverschillig, onachtzaam of onbetrouwbaar en ontvlucht de verantwoordelijkheden niet. Volg veeleer de „getrouwe en voorzichtige dienstknecht” na, die thans het toezicht heeft op alle zichtbare Koninkrijksdiensten des Heren.
GOEDKEURING EN VREUGDE
17. Hoe worden de goedkeuring en de ’vreugde des Heren’ aan zijn dienstknecht in deze tijd gegeven?
17 Acht het verkrijgen van de hoogste lof en goedkeuring van de Koning aller koningen, de Heerser die door de Almachtige Jehova is verkozen, hoger dan al het andere. „Wèl gedaan, gij goede en getrouwe dienstknecht! Over weinig waart gij getrouw, over veel zal ik u stellen: ga in tot de vreugde uws heeren!” (Matth. 25:21, Syn. Vert.) Getrouwe dienst brengt de beloning, want zulk een dienstknecht worden meer verantwoordelijkheden op de schouders gelegd, en dit geschiedt voordat de oude wereld wordt vernietigd. Deze goedgekeurden gaan ook de vreugde van hun Heer in. De grote vreugde van de heerser der nieuwe wereld is, het werk van de hemelse Vader te doen, er op toe te zien dat zijn naam, Jehova, in alle eeuwigheid wordt geprezen en thans een aandeel te hebben in de rechtvaardiging van die naam voor het aangezicht van de gehele wereld. Die vreugde kent geen grenzen. Dan is er nog de vernietiging van deze boze wereld, waardoor kwaaddoeners voor altijd worden verwijderd. O, moge de dag zelfs verhaast worden! Hij kan niet vlug genoeg komen. Dan zullen de Duivel, zijn demonen en zijn heersers der duisternis er niet meer zijn. Geeft dit vooruitzicht alleen al uw hart geen overvloedige vreugde? En er zal nog meer volgen.
18. Hoe kunnen wij beginnen de vreugde van onze Heer in te gaan?
18 Kunt gij niet beginnen de „vreugde uws heeren” in te gaan? Ja, het is mogelijk, en dat naar de mate van uw getrouwe dienst. Deze vreugde wordt niet aan de lijntrekkers, murmureerders en luilakken gegeven, maar alleen aan hen die altijd wakker en waakzaam en te allen tijde op toename uit zijn. Hoe groter de dienst en de goedkeuring is, hoe meer wij de vreugde ingaan. Wij mogen alle vreugden van de Koninkrijksdienst, die de Koning toebehoort, ingaan en de onmiddellijke toekomst biedt nog veel meer vreugden. Dit is onze dag van welvaart. Laten wij ons verheugen en verblijd zijn dat wij thans in die dag leven (Ps. 118:23-29). Verheug u in de Koning der nieuwe wereld. Nimmer in de geschiedenis des mensen is er een tijd geweest als deze en er zal nooit weer zulk een tijd zijn. Neem thans deel aan de dienst des Konings en deel in de vreugde van de Koning. Het is thans de tijd om hard en met een vaste wil te werken. Het werk is vreugdevol en zal vreugdevol blijven, daar het een vermeerdering van talenten (Koninkrijksbelangen) met zich brengt. De belofte is gedaan: „Gij zult mij het pad des levens tonen; in uw tegenwoordigheid is volheid der vreugde; in uw rechterhand zijn geneugten voor eeuwig.” — Ps. 16:11, Am. Stand. Vert.
19. Welke toekomstige beloningen wachten hen die hun talenten vermeerderen?
19 Dan volgen eeuwige zegeningen in de glorierijke nieuwe wereld. „En de vrijgekochten des HEREN [Jehova’s] zullen wederkeren, en tot Zion komen met gejuich, en eeuwige blijdschap zal op hun hoofd wezen; vrolijkheid en blijdschap zullen zij verkrijgen, maar droefenis en zuchting zullen wegvlieden.” „Want het Lam, dat in het midden van den troon is, zal hen weiden en hen voeren naar waterbronnen des levens; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen” (Jes. 35:10; Openb. 7:17, Nw. Vert.). Het is thans niet de tijd de handen te laten verslappen, maar in de Koninkrijksdienst bezig te zijn, u te verbeteren, vorderingen te maken en altijd uw talenten (Koninkrijksbelangen) te vermeerderen. De tijd is kort. Al gij loyale en getrouwe dienstknechten van God, aanvaardt uw tegenwoordige dienst volledig. In de toekomst liggen grotere verantwoordelijkheden, die wellicht alle kracht welke wij bezitten, zullen opeisen, maar de beloningen zijn eveneens groot. Laten allen daarom nuchter, waakzaam en energiek zijn. Vijanden zullen tegen ons opstaan, maar Jehova zal hen terugdringen zodat wij met zijn kostbare werk kunnen voortgaan. Slaat acht op de „getrouwe en voorzichtige dienstknecht” en neemt de raadgevingen en aanwijzingen die hij verstrekt, zachtmoedig en dankbaar in ontvangst. Houdt u ver verwijderd van de tafels van hen die tegenstaan. Waakt goed over uw tegenwoordige belangen in het Koninkrijk. Spaart u zelf niet, maar neemt steeds meer toe en gij zult u bewust zijn van de goedkeuring des Heren en die liefelijke, verrukkelijke, bevredigende woorden van goedkeuring uit de mond van de Meester: „Wèl gedaan, gij goede en getrouwe dienstknecht!” Ons eeuwige bestaan hangt af van een getrouwe plichtsvervulling.