Gehoorzaamheid leidt tot leven
„De Eeuwige uw God zult gij volgen, hem zult gij eerbied betonen, zijn geboden zult gij onderhouden, zijn stem zult gij gehoorzamen, hem zult gij dienen, en aan hem zult gij loyaal zijn.” — Deut. 13:4, Mo.
1. Wat eist Jehovah van iemand opdat deze het eeuwige leven kan verwerven?
JEHOVAH, de Schepper, is de bron van alle leven. Hij schenkt het aan wie het hem behaagt en neemt het weg van hen die het niet waard zijn. Geen enkel schepsel op aarde kan op het bezit van leven aanspraak maken, want zij hebben het slechts zolang zij bestaan, ofschoon er wel enkelen zijn die het door middel van belofte bezitten. Alle verstandige personen wensen voor altijd te blijven leven en sinds de ongehoorzaamheid van de mens de doodstraf tot gevolg had, is steeds de vraag gesteld die overeenkomt met die welke door een man die goed met de Joodse wet op de hoogte was, aan de Here Jezus Christus werd gesteld: „Door wat te doen, zal ik eeuwig leven beërven?” Toen Jezus deze vraag beantwoordde, stelde hij hem de vraag: „Wat staat er in de Wet geschreven? Hoe leest gij?” Als antwoord zeide hij: „Gij moet Jehovah uw God liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw sterkte en met geheel uw geest”, en „uw naaste als u zelf.” Hij zeide tot hem: „Gij hebt juist geantwoord; ’blijf dit doen en gij zult leven verkrijgen’” (Luk. 10:25-28, NW). Hier wordt dan op een beknopte en juiste wijze het gebod van Jehovah vermeld, en zij die het gehoorzamen, zullen leven verwerven en voor eeuwig leven. Wensen wij werkelijk eeuwig leven? Hoeveel zouden wij er voor over hebben om het zeker te stellen? Zijn wij bereid Gods bevelen ten volle te gehoorzamen ten einde dat eeuwige leven te beërven? Geen enkel schepsel zal het verkrijgen tenzij hij God behaagt en Zijn goedkeuring ontvangt. Het is eveneens waar dat niemand zal worden goedgekeurd tenzij hij gehoorzaam is.
2. Definieer gehoorzaamheid, geef voorbeelden en Schriftuurlijke bewijzen.
2 Wij zouden de vraag kunnen stellen: Wat betekent gehoorzaamheid eigenlijk, en wat is er bij onze gehoorzaamheid betrokken? In werkelijkheid betekent het een voldoen aan bevelen, een bereidheid om datgene te doen wat door gezag wordt vereist of geregeld, een plichtsgetrouwheid. Gehoorzaamheid is een goddelijk vereiste en houdt een vreugdevolle, gewillige onderwerping aan de wil van God in. Sedert het begin der schepping heeft Jehovah steeds volledige gehoorzaamheid geëist en beloond. Toen hij de rechtvaardige wereld schiep, verrichtte hij dit door bemiddeling van geestelijke tussenpersonen onder de leiding van Christus Jezus in zijn voormenselijke staat. „Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene der gehele schepping, want door bemiddeling van hem werd al het andere in de hemelen en op de aarde geschapen, wat zichtbaar en wat onzichtbaar is, of het nu tronen of heerschappijen of regeringen of autoriteiten zijn. Al het andere is door bemiddeling van hem en voor hem geschapen” (Kol. 1:15, 16, NW). Eveneens brachten engelen ten getale van „tien duizendmaal tien duizenden” Jehovah’s wil ten uitvoer (Dan. 7:10). Nochtans was er onder al deze wonderbaarlijke schepselen in het begin een volmaakte harmonie. God behoeft gehoorzaamheid niet af te dwingen, doch zijn bevelen woeden onmiddellijk gehoorzaamd. „Want Hij sprak en het was er, Hij gebood en het stond er” (Ps. 33:9, NBG). Dit wordt van het begin af in het bericht bevestigd: „God zeide: Er zij licht; en er was licht” (Gen. 1:3, NBG). Op deze eerste morgen der schepping werden Gods geboden volledig gehoorzaamd, en zo gaat het verslag over gehoorzaamheid aan zijn uitgedrukte voornemen de ene scheppingsdag na de andere voort. Jehovah eist dat er iets wordt gedaan. Hij gebiedt, iemand hoort het en komt het gaarne en bereidwillig na. Samenwerking in de werken van God wordt onthuld door de verklaring: „Laat Ons mensen maken” (Gen. 1:26). Dit is geen voorbeeld van een spreker die over zichzelf in het meervoud spreekt, terwijl hij zijn woorden tot zichzelf richt als tot een meervoud van personen, want zulk een meervoudsvorm wordt in de Schrift waar God over zichzelf spreekt, niet gevonden. Maar Jehovah deelt daarentegen zijn Zoon en de andere geestelijke schepselen mede wat hij voornemens is te doen, waardoor hij hen in de aangelegenheid betrekt. Dit betekent dat Jezus Christus, als de Logos, en de millioenen hemelse schepselen in volledige harmonie en in volmaakte vreugdevolle gehoorzaamheid samenwerkten in het verrichten van de werken van God. Al deze diensten werden op tijd voltooid en deze liefdevolle gehoorzaamheid bezorgde Jehovah grote vreugde. „Looft den HERE, gij zijn engelen, gij krachtige helden die zijn woord volvoert, luisterend naar de klank van zijn woord.” — Ps. 103:20, NBG.
3. (a) Hoe gaf God de eerste mens en de theocratische natie bij hun begin zijn geboden te kennen? (b) Verklaar enkele van de heilzame resultaten die het gevolg zijn van gehoorzaamheid.
3 In het begin van het bestaan van de mens eiste God gehoorzaamheid van hem. „En de HERE [Jehovah] God legde den mens het gebod op: Van alle bomen in den hof moogt gij vrij eten, maar van den boom der kennis van goed en kwaad, daarvan zult gij niet eten, want ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven” (Gen. 2:16, 17, NBG). Gedurende de korte periode waarin Adam gehoorzaam was, had hij een zuiver en rein geweten; hij was bevreesd noch beschaamd. Gehoorzaamheid betekende vrede, bescherming, geluk, harmonie met God, en leven. Toen hij wegens ongehoorzaamheid uit Eden was verdreven, werd gehoorzaamheid gezien van de zijde van de cherubim die de weg naar de boom des levens bewaakten zodat de mens daar niet bij kon komen (Gen. 3:24). Toen Jehovah voor het eerst een natie schiep, was hij ook zeer duidelijk in zijn eis van gehoorzaamheid. „Ziet, ik stel ulieden heden voor, zegen en vloek: Den zegen, wanneer gij horen zult naar de geboden des HEREN [van Jehovah], uws Gods, die ik u heden gebiede; maar den vloek, zo gij niet horen zult naar de geboden des HEREN [van Jehovah], uws Gods” (Deut. 11:26-28). Gehoorzaamheid heeft eveneens zegeningen en vriendschap met God ten gevolge. „En de HERE [Jehovah] dacht: Zou Ik voor Abraham verbergen wat Ik ga doen? Want Ik heb hem gekend, opdat hij gebieden zou, dat zijn zonen en zijn huis na hem den weg des HEREN [van Jehovah] zouden bewaren door gerechtigheid en recht te doen, opdat de HERE [Jehovah] aan Abraham vervulle wat Hij over hem gesproken heeft” (Jak. 2:23; Gen. 18:17, 19, NBG). Gehoorzaamheid brengt ook redding mee, want ten tijde van de vloed gebood Jehovah Noach, zijn gezin en paren van levende schepselen, wat zij moesten doen. De geboden werden gehoorzaamd, en redding was er het gevolg van. Vervolgens beproeft Jehovah zijn volk door gehoorzaamheid. „Het is de Eeuwige uw God die u op de proef stelt, om te zien of gij de Eeuwige uw God werkelijk liefhebt met geheel uw geest en geheel uw hart. De Eeuwige uw God zult gij volgen, hem zult gij eerbied betonen, zijn geboden zult gij onderhouden, zijn stem zult gij gehoorzamen, hem zult gij dienen, en aan hem zult gij loyaal zijn” (Deut. 13:3, 4, Mo). Zij die Jehovah’s volk zullen vormen, moeten gehoorzaam zijn. „Op dezen dag zijt gij den HERE [Jehovah], uw God, tot een volk geworden. Daarom zult gij der stem des HEREN [van Jehovah], uws Gods, gehoorzaam zijn, en gij zult doen Zijn geboden en Zijn inzettingen, die ik u heden gebiede.” Hij belooft de verstrooiden wederom bijeen te brengen wanneer gehoorzaamheid aan de dag wordt gelegd: „En gij zult u bekeren tot den HERE [Jehovah], uw God, en Zijner stem gehoorzaam zijn. En de HERE [Jehovah], uw God, zal uw gevangenis wenden, en Zich uwer ontfermen; en Hij zal u weder vergaderen uit al de volken, waarheen u de HERE [Jehovah], uw God, verstrooid had” (Deut. 27:9, 10; 30:1-10). In dit zelfde hoofdstuk wordt eveneens beloofd dat hij de gevangenen en de verstrooiden naar het land der belofte zal terugbrengen en dat hij vervloekingen zal leggen op de vijanden. Deze voorgaande schriftuurplaatsen tonen duidelijk aan dat gehoorzaamheid harmonie en vriendschap met Jehovah met zich brengt, dat ze vrede, redding, beproeving welke nodig is om goedgekeurd te kunnen worden, bevrijding van onderdrukking, en straf voor de vijanden van zijn volk ten gevolge heeft. Wanneer Jehovah God nu al deze dingen voor het natuurlijke Israël wilde doen, zal hij zeker grotere dingen doen voor het geestelijke Israël wegens hun volledige gehoorzaamheid aan zijn geboden.
GEHOORZAAMHEID UIT HET HART
4. Beschrijf Abrahams gehoorzaamheid ten opzichte van Izak, en de daaruit voortvloeiende zegening voor hem en voor anderen.
4 Jehovah weet of wij waarachtige gehoorzaamheid betonen of niet, en dikwijls beproeft hij ons om te zien of wij oprecht zijn. Een van de meest in het oog springende voorbeelden hiervan die in de Schrift staan opgetekend, is dat van Abraham. „God [stelde] Abraham op de proef. . . . En Hij zeide: Neem toch uw zoon, uw enigen, dien gij liefhebt, Isaäk, en ga naar het land Moria, en offer hem daar tot een brandoffer op een der bergen, dien Ik u noemen zal.” En Abraham gaf van zijn gewillige gehoorzaamheid blijk, want hij „stond . . . des morgens vroeg op, [en] zadelde zijn ezel” en daarna zag hij op de derde dag de plaats die God hem had genoemd. Toen Izak vroeg waar het lam was voor het brandoffer, antwoordde Abraham: „God zal Zichzelf voorzien van een lam ten brandoffer, mijn zoon.” Gewillig, zonder te klagen of vragen te stellen, voerde Abraham Jehovah’s bevelen uit. Hij wist dat Jehovah de zoon had gegeven en dat Jehovah hem kon wegnemen. Derhalve nam Abraham het mes om zijn enige en innig geliefde zoon, die op het altaar lag vastgebonden, te doden. Maar voordat de steek werd toegebracht, riep de stem van de engel van Jehovah tot hem, stellig gelijk de zoetste muziek die hij ooit had gehoord: „Strek uw hand niet uit naar den jongen en doe hem niets, want nu weet Ik, dat gij godvrezend zijt, en uw zoon, uw enigen, Mij niet hebt onthouden.” Hoe weinig besefte Abraham dat de „ogen” van Jehovah hem de gehele tijd hadden gadegeslagen om te zien of Abraham tot het einde gehoorzaam zou zijn, en hij kwam pas tussenbeide toen Abraham op het punt stond de steek toe te brengen. Daarna maakte Jehovah bekend: „In uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde, naardien gij Mijn stem gehoorzaam geweest zijt.” Abrahams gehoorzaamheid bracht derhalve, door Jehovah’s onverdiende goedgunstigheid, deze belofte voort, welke breed en ruim genoeg is om de gehele wereld te omvatten. — Gen. 22:1-17, NBG; 22:18.
5. Geef Schriftuurlijke verklaringen ten einde de volledige gehoorzaamheid van Gods Zoon te onthullen en toon aan wat dit voor zijn volgelingen betekent.
5 Verder is het volmaakte voorbeeld van onze Here Jezus Christus gegeven voor de leiding van al zijn volgelingen die de gunst en het leven van Jehovah zouden willen verkrijgen. Er staat geschreven: „Hij ontledigde zich en nam de gedaante van een slaaf aan en verscheen in de gelijkenis van mensen. Meer dan dat, toen hij zich in gedaante bevond als een mens, vernederde hij zich en werd gehoorzaam tot de dood, ja, de dood aan een martelpaal” (Fil. 2:7, 8, NW). „Mijn spijs is dat ik de wil doe van hem die mij heeft gezonden, en zijn werk voleindig” (Joh. 4:34, NW). „Ik zoek niet mijn eigen wil maar de wil van hem die mij heeft gezonden” (Joh. 5:30, NW). „Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze beker van mij weggaan. Nochtans, niet gelijk ik wil, maar gelijk gij wilt” (Matth. 26:39, NW). Jezus is altijd gehoorzaam geweest, ook voordat hij heeft geleden, maar het bewijs dat dit zo was, moest door de daad worden getoond. Hij werd een model van gehoorzaamheid dat door allen die hem volgen, nagevolgd dient te worden. Hij leed, hoewel hij de geliefde van God was. Wie zal dan zijn vrijgesteld van lijden ter wille van de rechtvaardigheid, en wie zal klagen wanneer hij lijdt? Het behaagt onze hemelse Vader wanneer wij vol vreugde, gewillig en prompt aan zijn wil voldoen. „Hoewel hij een Zoon was, heeft hij gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen hij heeft geleden, en nadat hij was volmaakt, werd hij de bewerker van eeuwige redding voor allen die hem gehoorzamen” (Hebr. 5:8, 9, NW). Niemand wordt er dus van vrijgesteld. Het is daarom van uiterst groot belang dat wij gehoorzaam zijn, anders zullen wij nimmer leven verwerven.
6. (a) Welk bevel gaf Jehovah aan koning Saul, en hoe bracht hij het ten uitvoer? (b) Welke grote les wordt er gegeven door het gedrag van Saul en Jehovah’s Woord bij monde van Samuël?
6 De Here Jezus was van harte gehoorzaam. Maar in de Schrift worden voorbeelden verschaft van hen die niet van harte gehoorzaamden, en een van de meest in het oog springende voorbeelden is dat van de eerst aangestelde en erkende koning van Israël, Saul. Zijn ondervinding toont duidelijk aan dat er een uiterlijke gehoorzaamheid kan zijn die geen betrouwbare aanduiding is van de oprechtheid van het hart en het voldoen aan Gods wil. Jehovah oordeelt de werkelijke beweegreden die iemand tot daden inspireert. Koning Saul had het bevel ontvangen: „Daarom dan ga en versla Amalec en vernietig al zijn bezit. Spaar hem niet, en begeer niets van al zijne goederen, maar dood van den man tot de vrouw en het kind en zuigeling, den os en het schaap, den kameel en den ezel” (1 Sam. 15:3, Belg. PB). Hij voerde het bevel niet volledig uit. Toen Samuël hem na de strijd ondervroeg, zeide hij: „Waarom hebt ge niet naar de stem van Jahve geluisterd?” Saul verontschuldigde zich dat hij de koning, Agag, had gespaard, vermoedelijk om met hem te geuren en hem dan te doden, en gaf vervolgens het volk gedeeltelijk de schuld. „Maar het volk nam het beste van wat aan vernietiging was prijsgegeven, schapen en runderen, om het Jahve, uw God, in Gilgal te offeren” (1 Sam. 15:19, 21, KB). Dit was een armzalige verontschuldiging, want het lag voor de hand dat Saul de bevelen die hij had ontvangen, niet had uitgevoerd, en te zeggen dat de reden waarom hij dit niet had gedaan, was, een offer aan Jehovah te brengen, voldeed niet. Daarom zeide Samuël: „Heeft Jahwe zooveel behagen in brandoffers en slachtoffers als in gehoorzaamheid jegens hem? Zie, gehoorzamen is beter dan offerande, en opletten beter dan rammenvet” (1 Sam. 15:22, LV). Sauls hart was niet goed en hij was niet gehoorzaam ook al was er heel veel uiterlijk vertoon. Wij kunnen Jehovah niet misleiden. De mensen oordelen veel te vaak naar de uiterlijke verschijning. Dit feit werd zo duidelijk afgebeeld toen Samuël naar het huis van Jesse, de Bethlehemiet, ging om een van de zonen tot koning te zalven in Sauls plaats. Toen Samuël naar Eliab keek, riep hij uit: „Hier staat zeker Jahwe’s gezalfde voor hem! Doch Jahwe zeide tot Samuël: Let niet op zijn voorkomen en zijn hooge gestalte; want ik acht hem te min; God toch ziet niet zooals de mensch ziet; de mensch ziet op het uiterlijk, maar Jahwe ziet op het hart.” — 1 Sam. 16:6, 7, LV.
7. Wat voor soort van gehoorzaamheid werd er in werkelijkheid geëist, en hoe is Jezus Christus in dit opzicht een voorbeeld?
7 De natie Israël bewandelde dezelfde weg als koning Saul. God eiste gehoorzaamheid uit het hart. Israël gaf er geen blijk van de gezindheid te bezitten naar zijn raad te luisteren, en God wist dit zeer goed. Zij hebben nimmer geleerd dat Jehovah altijd grotere nadruk heeft gelegd op oprechte en gewillige gehoorzaamheid dan op het uiterlijke naleven van voorschriften. Paulus zegt, wanneer hij over dezelfde aangelegenheid aan de Hebreeën schrijft: „Wanneer hij daarom in de wereld komt, zegt hij: ’„Gij hebt slachtoffer en offerande niet verlangd, maar gij hebt mij een lichaam bereid. Gij hebt volledige brandoffers en zondoffer niet goedgekeurd.” Toen zeide ik: „Zie! Hier ben ik (in de rol des boeks staat over mij geschreven) om uw wil te doen, o God”’” (Hebr. 10:5-7, NW). Hier wordt met zeldzame schoonheid de hartetoestand van Christus Jezus tot uitdrukking gebracht alsmede de grote waarheid dat al het uiterlijke naleven van voorschriften waardeloos is wanneer de dienstknecht niet gehoorzaam is en niet ten volle met de wil van God instemt. Christus Jezus gaf zich volledig over tot het doen van Gods wil. Van toen aan zou geheel zijn geest, hart, ziel en sterkte zijn toegewijd aan het ten uitvoer brengen van Jehovah’s wil. Van die tijd af zou hij geen aanspraak maken op rechten, want hij had zich geheel en al aan Gods heilige dienst opgedragen. Alles wat hij had, al zijn menselijke verlangens en idealen werden op Gods altaar gelegd om in de kostbare bediening te worden gebruikt, en hij schonk ze met een dankbaar hart.
8. Wat zijn enkele van Gods bevelen voor ons in deze tijd, en waarom moeten wij gehoorzamen?
8 Evenals hij altijd Jehovah’s gebod heeft uitgevoerd, moeten wij dit ook doen. In de Schrift worden de geboden onder onze aandacht gebracht welke wij in deze tijd van het einde moeten gehoorzamen om zijn goedkeuring te verkrijgen. Indien wij ze veronachtzamen, zullen wij ons zijn misnoegen op de hals halen. Wij hebben bijvoorbeeld de opdracht ontvangen „goed nieuws aan de armen bekend te maken, . . . tot de gevangenen een bevrijding te prediken”; „Jehovah lof te zingen”; ’goede tijdingen te brengen, vrede en redding te verkondigen’; ’dit goede nieuws van het koninkrijk op de gehele bewoonde aarde te prediken’; ’een pad te maken voor de terugkerende bannelingen, een verhoogde weg aan te leggen, de stenen weg te ruimen; het signaal aan de natiën aan te kondigen’; de ’goddeloze te waarschuwen zich van zijn weg te bekeren, opdat hij niet in zijn eigen ongerechtigheid zal sterven’; en „om te zeggen tot de gebondenen: Gaat uit; tot hen, die in duisternis zijn: Komt te voorschijn” (Luk. 4:18, 19; Matth. 24:14, NW; Jes. 12:5, 6; 52:7; 62:10; Ezech. 2:3-5; 33:7-9, NBG; Jes. 49:9). Dit zijn slechts enkele van de vele geboden die Jehovah God en Christus Jezus de getrouwen hebben opgelegd. Wij kunnen niet ongehoorzaam zijn. Getrouwe tenuitvoerbrenging is geboden. De Allerhoogste geeft de instructies door bemiddeling van de Koning Christus Jezus, en hij, de grotere-dan-Mozes, zal er voor zorgen dat Gods wil wordt gedaan. Het woord dat van Jehovah’s troon in de hemelen afkomt, klinkt in deze tijd tot Gods gehele volk: ’Hoort naar hem!’ Petrus legde hierop de nadruk door te zeggen: „Mozes zeide immers: ’Jehovah God zal voor u uit het midden van uw broederen een profeet doen voortkomen gelijk mij. Gij moet naar hem luisteren overeenkomstig alle dingen die hij tot u spreekt. Voorwaar, elke ziel die niet luistert naar die Profeet, zal volledig worden verdelgd uit het midden van het volk.’” — Hand. 3:22, 23, NW.
VREUGDEVOLLE EN GEWILLIGE GEHOORZAAMHEID
9. Wie zijn Jehovah welgevallig, en wat dienen wij ons af te vragen?
9 Zij die Jehovah’s gebod met een vreugdevolle en gewillige geest gehoorzamen en niet klagen, zijn hem welgevallig. Zulk een persoon houdt zijn oren open voor Jehovah’s geboden en ziet uit naar dienstgelegenheden. „Gelijk de oogen der knechten op de hand huns heeren, en de oogen der dienstmaagd op de hand harer gebiedster, zoo zijn onze oogen gericht op den HEER [Jehovah] onzen God” (Ps. 123:2, OB). Zulke spontaan reagerende harten zijn een verrukking. Aardse ouders ondervinden zeer veel vreugde in stipte en blijmoedige gehoorzaamheid, want het wordt terecht beschouwd als de mate van de liefde van het kind. Wanneer hun gehoorzaamheid wordt afgedwongen, is dit geen uitdrukking van liefde. Strenge disciplinaire straffen voor wangedrag noodzaken soldaten in het leger aan hun superieuren gehoorzaam te zijn, of het hun nu aanstaat of niet. Dienstknechten moeten aan hun meesters gehoorzaam zijn, anders zal de een of andere vorm van straf volgen. Jehovah heeft zijn menselijke schepselen begiftigd met de vrijheid gehoorzaam of ongehoorzaam te zijn opdat hij hen daardoor kan beproeven, en beloningen zullen afhangen van vreugdevolle gehoorzaamheid. Een ieder dient zich daarom af te vragen: „Gehoorzaam ik Jehovah’s geboden vol vreugde en gewillig?”
10. Dient iemand zichzelf te onderzoeken? Hoe? Geef voorbeelden en toon aan wat het gevolg dient te zijn.
10 Laten wij eveneens bedenken dat er voor het ten uitvoer brengen van deze wereldomvattende predikingsdienst veel uitrusting nodig is. Er wordt bijvoorbeeld van lectuur en allerlei aankondigingsmiddelen gebruik gemaakt, hetgeen betekent, dat er drukpersen en andere machines nodig zijn om deze te vervaardigen. Een organisatie, geschapen om in alle delen der wereld werkzaam te zijn, houdt toezicht op en bestuurt het werk des Heren dat thans door honderdduizenden Christelijke mensen wordt verricht die dit veroordeelde boze samenstel van dingen zijn ontvlucht, en die thans een grote verenigde gemeente vormen. Sommigen worden derhalve uitgenodigd een aandeel te hebben in werk als het bedienen van tafels, het schoonmaken van vloeren, het lappen van glazen, het wassen van kleren; of hun wordt gevraagd machines te bedienen, lectuur in te pakken voor verzending naar andere delen van het veld, te helpen bij het algemene onderhoud, of werk op Koninkrijksboerderijen te verrichten. Dit is allemaal noodzakelijk, want deze getrouwe slaven van de Heer moeten worden gevoed, gehuisvest, gekleed, op het vervullen van andere verplichtingen worden voorbereid en verantwoordelijk worden gesteld voor de diensten welke in het veld gedaan moeten worden. Soms kan iemands bruikbaarheid worden belemmerd door zijn eigen houding ten opzichte van het werk des Heren dat hem is toevertrouwd. Hij kan het zo ver hebben laten komen, dat hij zijn toewijzing als iets heel gewoons is gaan beschouwen, zoals elk ander werk dat iemand in de wereld kan verkrijgen. Wanneer iemand uit het oog verliest welk een groot voorrecht hij heeft zijn liefde voor Jehovah te demonstreren door middel van een gewillige, vreugdevolle dienst, kan hij geneigd zijn te murmureren en te klagen of hij kan beginnen te denken dat niemand zo hard werkt of zo weinig tijd voor zichzelf heeft, als hij. Misschien zou het goed zijn wanneer zulk een persoon zichzelf zou onderzoeken. Waarom moet hij medelijden met zichzelf hebben? Heeft hij niet alles wat hij bezat aan Jehovah opgedragen? Is hij dan niet blij dat zijn leven met voorrechten van de dienst voor Jehovah is gevuld? Na een nuchtere overdenking zal hij dankbaar zijn dat hij veel te doen heeft. Is het niet beter zo, dan te weinig te doen te hebben? Natuurlijk is het veel beter! Laat er maar meer werk komen want al wat wij wensen te doen, is Jehovah te dienen en niet toe te laten dat verdrietelijkheden of persoonlijk ongerief tussenbeide komen. Dan en dan alleen kunnen wij de vraag: Gehoorzaam ik Jehovah’s geboden vol vreugde? met Ja beantwoorden.
11. Wanneer ons meer diensten worden geschonken, hoe dienen wij deze dan te beschouwen? en hoe drukken wij ons daarvoor tegenover Jehovah uit?
11 Het kan zijn dat gij uw bediening verricht als een van de dienaren in een gemeente en dat u ten behoeve van Jehovah’s volk meerdere dienstvoorrechten zijn gegeven. Hoe beziet gij deze? Noemt gij ze „extra lasten”? En gaat gij onder deze „lasten” gebukt? Misschien denkt gij: „Wanneer slechts een paar van de andere dienaren meer zouden doen, dan zou mijn ’last’ gemakkelijker zijn te dragen”, en gij vindt beslist dat gij erg veel te doen hebt, niet waar? Het schijnt dat de anderen alles voor u laten liggen en gij begint de gedachte te krijgen dat het niet juist is. Gij behoort niet zoveel werk te hebben, terwijl anderen blijkbaar zo weinig te doen hebben. Waarom u niet eerst af te vragen: Wat zijn deze „lasten”? Zijn ze niet de zeer kostbare voorrechten van de Koninkrijksdienst die in deze grootse en heerlijke bediening aan uw zorg zijn toevertrouwd? Is het eigenlijk niet waar dat gij deze diensten welke u door het beheer van de „getrouwe en beleidvolle slaaf” zijn gegeven, in uw hart echt op prijs stelt en dat gij werkelijk vreugdevolle en gewillige gehoorzaamheid wenst te betonen? Wanneer gij uw voorrechten in het juiste licht ziet, dan zijn ze in werkelijkheid geen „lasten”, maar voorrechten, en Jehovah beproeft ons in de wijze waarop wij ze aanvaarden en ten uitvoer brengen. Indien gij dit inzicht hebt, wat kunt gij dan nog anders doen dan de Heer danken voor alles wat hij u te doen geeft en met dankbaarheid gewillige, vreugdevolle gehoorzaamheid betonen?
12. Waarom is het noodzakelijk een duidelijk doorzicht te krijgen betreffende huiselijke beproevingen?
12 Misschien betoont gij geen gewillige, vreugdevolle gehoorzaamheid in de dienst wegens huiselijke moeilijkheden. Het kan zijn dat uw huwelijkspartner het over de waarheid niet met u eens is en dat er veel verschil van mening bestaat. Mogelijk is het reeds verder gegaan en ondervindt gij thuis tegenstand, jaloezie wegens uw toewijding aan de waarheid, grove bedreigingen, liederlijke taal, gepraat over verbreking van het gezinsleven, ja, zelfs wreedheden in geestelijk en in lichamelijk opzicht. Gij kunt tot de slotsom zijn gekomen dat het met het oog op deze dingen gewoon onmogelijk is vreugdevolle en gewillige gehoorzaamheid aan Jehovah te betonen. Het is evenwel toch mogelijk, en zelfs meer dan dat, het is absoluut noodzakelijk dat zij die dergelijke moeilijkheden en beproevingen te verduren hebben, een helder doorzicht van hun positie krijgen. Anders zullen zij niet in staat zijn Jehovah op de juiste wijze te dienen.
13. Op welke wijze is het mogelijk dat iemand in zijn eigen huis ter wille van Christus lijden ondergaat?
13 Het is waar dat gij niet gelukkig kunt zijn met het gedrag van hen die u pijn doen. Evenmin kunt gij vreugdevol gestemd zijn over de pijn zelf die gij ontvangt. Maar waarom geschiedt dit? Kan er een mogelijke oorzaak zijn voor zulke ervaringen? Laten wij een blik werpen achter de moeilijkheden die men nu op dit ogenblik kan hebben, en trachten vast te stellen wat de oorzaak is en wat het gevolg zal zijn. Veronderstel dat gij deze hardvochtige, wrede vervolging zoudt ondergaan van de zijde van iemand van de wereld, terwijl gij werkelijk in de predikingsdienst zoudt staan. Wat zou uw reactie zijn? Gij zoudt ongetwijfeld vaststellen dat dit de vervolgingen waren die gij volgens de woorden van de Here Jezus moest ondergaan, en gij zoudt dankbaar zijn, te zijn waardig gerekend deze smaadheden te dragen, „omdat aan u het voorrecht werd gegeven vanwege Christus, niet alleen uw geloof in hem te stellen, maar ook ter wille van hem te lijden.” — Fil. 1:29, NW.
14. Waarom is het, ten einde gehoorzaam te zijn, zo belangrijk Schriftuurlijke, Christelijke gronden te hebben voor onze daden?
14 Wanneer deze ongerechtvaardigde vervolging dan over u komt, is het noodzakelijk een heldere, evenwichtige geest te bezitten welke door de geest des Heren wordt geleid; anders zou men misschien diep spijt kunnen hebben van een driftige of dwaze daad omdat ze niet overeenkomstig de uitgedrukte wil van Jehovah voor zijn kinderen was. Een in geestelijk opzicht onrijp persoon zou de gevolgtrekking kunnen maken dat vervolging van de zijde van zijn eigen huwelijkspartner niet verdragen behoeft te worden, en dat zou een rechtvaardiging zijn om zich aan de situatie te onttrekken. Het zou voor zulke personen goed zijn, wanneer zij de aangelegenheid opnieuw zouden beschouwen en er het Christelijke gezichtspunt over trachtten te verkrijgen (Matth. 19:9; 1 Kor. 7:10-13). Er kan een gerechtvaardigde reden zijn voor scheiding, zoals echtscheiding wegens overspel, of wanneer degene die niet in de waarheid is, de andere partij die wel in de waarheid is, verlaat. Welke gedragslijn dient er dan te worden gevolgd? De Here Jezus zeide: „Gelukkig zijn zij die zijn vervolgd ter wille van rechtvaardigheid, want het koninkrijk der hemelen behoort hun toe. Gelukkig zijt gij wanneer de mensen u smaden en u vervolgen . . . want zo hebben zij de profeten vóór u vervolgd” (Matth. 5:10-12, NW). De kwestie is niet wie het is die u op deze wijze bejegent, hetzij thuis of buiten in de wereld, maar veeleer waarom zij het doen, en hoe gij hen en de vervolging tegemoettreedt.
15. Hoe leren wij gehoorzaamheid door lijden te ondergaan? Waarom is het noodzakelijk?
15 Hoe zoudt gij, indien Jehovah God u beproeft, volledig op de proef gesteld kunnen worden tenzij gij in de ondervinding blijft en gehoorzaamheid leert door op dezelfde wijze als onze Grote Onderwijzer en Meester lijden te ondergaan? De Schriftuurlijke regel luidt dat wij, wanneer wij worden vervolgd, niet op onze beurt moeten vervolgen. Wie ons pijn doet, mogen wij niet als vergelding ook pijn doen. Wanneer er boze, leugenachtige woorden tegen ons worden gezegd, mogen wij niet met gelijke munt terugbetalen. Waarom niet? Omdat de juiste geesteshouding in zulke omstandigheden door Paulus aldus wordt beschreven: „Wanneer wij worden vervolgd, verdragen wij; wanneer wij worden gelasterd, zenden wij smeekbeden op.” Bovendien gaf Petrus de raad: „Gij wordt trouwens tot deze loopbaan geroepen, omdat zelfs Christus voor u heeft geleden, waardoor hij u een model heeft nagelaten, opdat gij nauwkeurig in zijn voetstappen zoudt volgen. Hij heeft geen zonde begaan, noch werd er misleiding in zijn mond gevonden. Wanneer hij werd gesmaad, ging hij er niet toe over terug te smaden. Wanneer hij leed, ging hij er niet toe over te dreigen, maar bleef zich toevertrouwen aan hem die rechtvaardig oordeelt.” Paulus zeide ook: „Blijf zegenen die u vervolgen; zegen, en vervloek niet.” — 1 Kor. 4:12, 13; 1 Petr. 2:21-23; Rom. 12:14, NW.
16. Welke handelwijze volgde Jezus toen hij werd vervolgd? en welke verzekering wordt ons gegeven?
16 Er kan in het geheel geen twijfel bestaan aangaande de strekking van deze schriftuurplaatsen en de gedragslijn die gevolgd dient te worden. Indien wij dan ’onze vijanden blijven liefhebben en voor hen die ons vervolgen blijven bidden; opdat wij er blijk van kunnen geven zonen van onze Vader te zijn’, hoe kunnen wij dan klagen en onze moeilijkheden in het dichtstbijzijnde, luisterende oor uitstorten? Hadt gij er niet aan gedacht dat gij de beproeving zelf moest dragen? Hebt gij ooit gelezen dat Christus Jezus tegenover zijn naaste metgezellen klaagde over de beproevingen welke onder toelating van zijn Vader over hem kwamen? Of toonde hij misnoegen en ergernis tegen de wil van God? Neen, dit heeft hij nooit gedaan! En waarom niet? Omdat hij „zich [bleef] toevertrouwen aan hem die rechtvaardig oordeelt”. Het moet daarom door Jehovah’s gehele volk worden ingezien dat onze dienst om geduldige volharding vraagt, en geduld betekent blijmoedige bestendigheid. Soms zal het schijnen dat de beproevingen welke gij ondergaat te zwaar zijn om te dragen; maar heb vertrouwen, want het zal niet zo zijn indien gij gehoorzaam voortgaat en u zelf blijft toevertrouwen aan hem die rechtvaardig oordeelt. Paulus wist wat dit betekende en hij vertroostte zijn broeders met deze kostbare woorden: „Geen verzoeking is u overvallen behalve die mensen gemeen is. Maar God is getrouw en hij zal niet toelaten dat gij wordt verzocht boven hetgeen gij kunt verdragen, maar met de verzoeking zal hij ook voor de uitweg zorgen opdat gij de verzoeking kunt verduren” (1 Kor. 10:13, NW). Merk duidelijk op dat Paulus niet zegt dat er in een weg zal worden voorzien waardoor gij uit uw moeilijkheden kunt geraken, maar veeleer om er in te volharden. Loop daarom niet bij deze ondervindingen vandaan of tracht ze niet te ontspringen. Heb veeleer geduld om te volharden.
17. Wat wordt er voortgebracht wanneer beproevingen op de juiste wijze worden doorstaan, en wat leren Jakobus, Petrus en Paulus aangaande deze beproevingen?
17 Zij die tot dit boze samenstel van dingen behoren, kunnen deze houding niet begrijpen, want in hun ogen is het een zwakke houding. Zij zouden zeggen: „Vecht het uit!” of „Onttrek u aan de situatie!” Neen, de wereld zal nimmer begrijpen wat gij in werkelijkheid doet, maar gij weet het wel. Gij beseft hoe gij er door wordt beproefd en dat gij deze beproevingen niet zoudt hebben, ware het niet wegens uw liefde voor Jehovah en Christus Jezus en zijn volk, en het is dit besef dat u een zoete troost, gelukkige rust en vredige verzekering schenkt. De Here Jezus bracht Gods beloften tot uitdrukking dat ’zij de aarde zullen beërven’, ’zij zullen God zien,’ ’zonen van God worden genaamd en groot zal hun beloning zijn.’ Maar eerst moet iemand worden getoetst en op de proef worden gesteld en kastijding moet worden ondergaan. Paulus zegt: „Let nauwkeurig op degene die zulk een tegenspraak door zondaren tegen hun eigen belangen in, heeft verdragen, opdat gij niet vermoeid raakt en bezwijkt in uw ziel. Maar gij hebt de vermaning welke zich tot u richt als tot zonen, helemaal vergeten: ’Mijn zoon, acht het strenge onderricht van Jehovah niet gering, en bezwijk niet wanneer gij door hem wordt berispt; want wie Jehovah liefheeft, wordt door hem streng onderricht, ja, hij kastijdt een ieder die hij als een zoon aanneemt.’” — Hebr. 12:3, 5, 6, NW; zie ook Hebreeën 12:11, 1 Petrus 1:6, 7, en Jakobus 1:2-4.
18. Op welke wijze staan deze beproevingen en dit lijden in verband met gehoorzaamheid en leven? en op welke wijze is Jezus een model?
18 Wat zullen wij dan, met het oog op zulk een Schriftuurlijke vermaning, doen wanneer wij met de vele beproevingen van deze tijd in aanraking komen? Durven wij te klagen? Moeten wij trachten zulke problemen en vervolgingen te ontvluchten, of zullen wij naar onze broeders gaan en hun steeds weer opnieuw vertellen wat een vreselijk lot wij hebben? Stellig niet. Gedenk het woord dat door Petrus werd uitgesproken: „Vernedert u daarom onder de machtige hand van God, opdat hij u ter bestemder tijd moge verhogen, terwijl gij al uw bezorgdheid op hem werpt, want hij zorgt voor u” (1 Petr. 5:6, 7, NW). Iedereen moet die diepe bewuste bevrediging bezitten dat de wil van Jehovah wordt gedaan en dat er een volledige onderwerping aan de wil van God in het hart is. Er kunnen tijden zijn waarin er wegens uw beproevingen tranen in uw ogen zijn, maar heel diep in uw hart zijt gij dankbaar en zelfs gedurende het lijden zoudt gij niet vragen of het anders mocht zijn. Wees gewillig en vreugdevol in uw volledige gehoorzaamheid aan Jehovah’s voornemens. Toen de Here Jezus voor Herodes en de Romeinen zulk een wreed lijden onderging, zal hij geen glimlach op zijn gezicht hebben gehad omdat hem pijn werd gedaan, doch hij wist dat hij de beker dronk welke de Vader zich had voorgenomen hem te laten drinken, en „als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed hij zijn mond niet open” (Jes. 53:7, NBG). Geen gemurmureer, geen klachten, gehoorzaam zelfs tot de dood toe, en gehoorzaamheid heeft tot leven geleid. Hij is ons model.