Het huwelijk naar goddelijke voorbeelden
WANNEER wij aan het huwelijk denken, is het passend dat wij aan Jehovah denken. Hij is de Auteur van het huwelijk. Hij trof regelingen voor het eerste huwelijk. In Eden zag God dat het niet goed voor de man was alleen te zijn, dat hij een hulpe nodig had om hem aan te vullen: „En Yahweh God zeide: Het is niet goed dat de mens alleen zou blijven, ik zal een hulpe voor hem maken als zijn wederhelft.” Jehovah voorzag in deze behoefte toen hij ’een vrouw maakte, en haar tot de man bracht.’ Onmiddellijk daarna wordt er over de twee gesproken als over man en vrouw, als zijnde van „één vlees”. — Gen. 2:18-25, Ro.
Het huwelijk wordt in figuurlijke zin gebruikt om de hechte banden te illustreren welke er in bepaalde hemelse verhoudingen bestaan, en een korte beschouwing van deze goddelijke voorbeelden zal onze waardering voor de aardse huwelijksverhouding verdiepen. Allereerst gebruikt Jehovah God het zinnebeeld van het huwelijk om de verhouding te laten zien welke er tussen hem zelf en zijn universele organisatie bestaat, terwijl hij zichzelf de Echtgenoot van zijn op een vrouw gelijkende organisatie noemt (Jes. 54:5). Wederom wordt de huwelijksverhouding gebruikt om de hechte band te illustreren welke er tussen Christus en zijn kerk bestaat, terwijl over hem wordt gesproken als over de Bruidegom en over de kerk als over zijn bruid, en over hun huwelijk wordt gezegd dat het in de hemel is voltrokken. — 2 Kor. 11:2; Openb. 19:7.
Evenals in Eden over de man en de vrouw wordt gesproken als zijnde „één vlees”, hetgeen eveneens zo is in het geval van menselijke huwelijkspartners daarna, worden God en de voornaamste van de universele organisatie, Christus Jezus, één genoemd. En over Christus en zijn bruid, de kerk, wordt gezegd dat zij één zijn (Matth. 19:4-6; Joh. 14:10; 17:21-23). In de Bijbel wordt echter duidelijk aangetoond dat Jehovah en Christus niet één zijn in een mysterieuze heidense drieëenheid. Evenmin worden Christus en de 144.000 leden van de kerkklasse letterlijk één; net zo min als man en vrouw, twee personen, na het huwelijk letterlijk één worden. In alle drie de gevallen is de eenheid in doel, voornemen, verlangen en datgene waarop de krachtsinspanningen zijn gericht. En deze goddelijke verbintenissen waardoor twee of meer tot één worden verenigd, vereisen dat er een soort van gezag of hoofd is, want er is een hoofd voor nodig om de energie van hen die worden verenigd, op intelligente wijze te leiden. Een verbintenis zonder hoofd zou de juiste kracht om te leiden, missen. Daarentegen zou een verbintenis met twee hoofden zonderling zijn, waarschijnlijk tegen haar zelf verdeeld zijn en derhalve geen stand kunnen houden (Matth. 12:25). Een ieder heeft een hoofd boven zich, behalve Jehovah God. „Ik wil dat gij weet dat het hoofd van iedere man de Christus is; de man is op zijn beurt het hoofd van een vrouw; God is op zijn beurt het hoofd van de Christus.” — 1 Kor. 11:3; 15:28, NW.
Plichten welke van de echtgenoot worden geëist
In sommige landen, zoals in de Verenigde Staten, waar de sterke neiging bestaat van de zijde van vele vrouwen te trachten het gezag als hoofd van het gezin te delen of over te nemen, worden luide bezwaren opgeworpen tegen de goddelijke toewijzing dat de man het hoofd van het gezin is en de vrouw aan hem onderdanig moet zijn. Het wordt als onderdrukkend beschouwd en als onderscheid dat ten nadele van de vrouwen wordt gemaakt, en eveneens als een last die te moeilijk voor hen is om te dragen. Een nuchter onderzoek zal echter onthullen dat het de echtgenoot is aan wie het moeilijker aandeel in de huwelijksregeling is toegewezen. Hij moet er naar streven de onberispelijke voorbeelden van Jehovah God en Christus Jezus na te bootsen wanneer zij hun taak als echtgenoot vervullen in de figuurlijke huwelijken.
Jehovah God, als de Schepper van het universum en de Vader van allen die leven, is het opperste Hoofd over alle zichtbare en onzichtbare schepping. Hij heeft alles doen ontstaan, stelde de wetten in welke zowel door de bezielde als onbezielde scheppingen opgevolgd moeten worden, willen ze blijven bestaan, en hij zorgt er voor dat ze in leven blijven. Zelfs in zijn eigen daden volgt Jehovah consequent rechtvaardige beginselen en voert het gezag dat hij als hoofd heeft, in rechtvaardigheid en wijsheid, en, bovenal, in liefde. Jehovah’s voorbeeld wordt nagebootst door Christus Jezus, daar deze over de kerk zijn gezag als hoofd oefent. Gerechtigheid en wijsheid, liefde en ontferming zijn op de voorgrond tredende hoedanigheden. Werkte Jezus niet onvermoeid in het belang van zijn lichaamsleden toen hij op aarde was, terwijl hij leerde en predikte en in het geestelijke onderhoud voorzag dat zo veel belangrijker was dan letterlijk brood? Toonde hij geen voorbeeldig geduld en voorbeeldige lankmoedigheid in de omgang met zijn aardse discipelen, terwijl hij hun vleselijke zwakheden in aanmerking nam? Had hij geen vervolging en kwelling te verduren bij het handhaven van zijn rechtschapenheid jegens God, waardoor hij zich tot een veilig voorbeeld stelde dat zijn volgelingen konden navolgen? En ging hij ten slotte niet tot het uiterste door zijn leven te geven voor zijn bruid en vrouw, de kerkklasse?
Zo is het ook in het geval van menselijke echtgenoten. Zij moeten trachten in overeenstemming te leven met de volmaakte wijze waarop Jehovah zijn taak als echtgenoot vervult, als het Hoofd van zijn op een vrouw gelijkende universele organisatie, en de uitstekende wijze waarop Christus Jezus zijn taak als hoofd vervult, als de Echtgenoot van zijn vrouw, de kerk. De menselijke echtgenoot moet voedsel, kleding en onderdak verschaffen voor zijn vrouw. Hij moet de juiste leiding geven aan hun eensgezinde krachtsinspanningen door verstandige beslissingen te nemen, de verantwoordelijkheden voor deze beslissingen op zich nemen en het hoofd bieden aan alle gevolgen die daaruit kunnen voortvloeien. En te allen tijde moet hij in de uitoefening van zijn gezag als hoofd, een geduld en lankmoedigheid, een barmhartigheid en vergevensgezindheid, en bovenal, een liefde tonen zoals door Jehovah wordt betoond jegens zijn universele organisatie en door Christus jegens zijn Christelijke kerkorganisatie, want Jehovah en Christus zijn hierin een voorbeeld voor hem. Aan zulke hoge vereisten te voldoen, is stellig moeilijker dan onderdanig te zijn onder zulk een oprecht gezag dat de man als het hoofd heeft.
Voorbeelden voor de onderworpenheid van de vrouw
Het toonaangevende lid van Jehovah’s universele organisatie, Christus Jezus, vond het geen kwelling in onderworpenheid te zijn aan de grote Echtgenoot en het grote Hoofd van die organisatie. Hij schiep er behagen in Jehovah’s wil te doen, terwijl hij verklaarde dat het werk hetwelk God hem had toegewezen, als van levensbelang zijnd voedsel voor zijn onderhoud diende (Ps. 40:9; Joh. 4:34; Hebr. 10:7). Dat hij vervolging en kwelling heeft verduurd en de dood heeft ondergaan, was niet alleen een mooi model voor zijn volgelingen, maar eveneens een dramatisch getuigenis voor Jehovah’s zijde van de strijdvraag betreffende rechtschapenheid, hetgeen zeer veel bijdroeg tot de rechtvaardiging van Jehovah’s naam. Jezus’ volledige onderworpenheid aan het gezag dat Jehovah als hoofd had, werd er door aangetoond. Nimmer trachtte hij zich dat gezag hetwelk God als hoofd had, op wederrechtelijke wijze toe te eigenen of het met hem te delen als Gods gelijke: „Bewaar de geestestoestand in u welke ook in Christus Jezus was, die, hoewel hij in Gods gedaante bestond geen wederrechtelijke toeëigening overwoog, namelijk, dat hij gelijk aan God zou zijn. Neen, hij ontledigde zich en nam de gedaante van een slaaf aan en verscheen in de gelijkenis van mensen. Meer dan dat, toen hij zich in gedaante bevond als een mens, vernederde hij zich en werd gehoorzaam tot de dood, ja, de dood aan een martelpaal.” — Fil. 2:5-8, NW.
Christelijke vrouwen dienen de geestestoestand van Christus te hebben en niet de houding welke vele wereldse vrouwen aan de dag leggen, die gelijkheid met en dikwijls zelfs heerschappij over hun echtgenoot eisen. Christelijke vrouwen zullen het zelfs nog niet op ontheocratische wijze overwegen zich een gedeelte wederrechtelijk toe te eigenen van de goddelijke toewijzing die de echtgenoot heeft ontvangen om het hoofd te zijn en helemaal niet om deze goddelijke toewijzing aan de echtgenoot geheel op zich te nemen. Zij zullen onderdanig zijn aan de huwelijksregeling zoals deze niet door enig mens, maar door God zelf is voorgeschreven. In opstand te komen tegen de regeling, betekent in opstand te komen, niet tegen de mens, maar tegen God. Jezus schiep er behagen in de goede wil van Jehovah te doen; Christelijke vrouwen dienen er een behagen in te hebben dat hun echtgenoot volgens de theocratische regeling het hoofd is. Het was de overdekkende cherub in Eden die eigenzinnig was en zich belemmerd en onderdrukt gevoelde onder het gezag dat Jehovah had en daarna in opstand kwam en berucht werd als Satan de Duivel. Vrouwen die niet onderdanig zijn aan hun echtgenoot, bootsen Satan, en niet Christus, na.
Nog een voorbeeld voor vrouwen wordt gevonden in de onderdanigheid van de kerk aan haar Hoofd, Christus Jezus. Wanneer men de verplichtingen op zich neemt om als een van Christus’ gezalfde lichaamsleden te prediken, brengt dit een zekere mate van vervolging en verdrukking in het vlees met zich, maar de vreugden van het dienen onder het liefderijke gezag dat Christus als hoofd heeft, overtreffen de vleselijke verdrukkingen verre. Onderdanigheid aan zulk een oprecht gezag is niet moeilijk of vernederend, alhoewel eigenzinnige en hooghartige personen dit alle eeuwen door hebben gedacht, en in deze laatste dagen hebben zulke personen zich tot een „boze slaaf”-klasse gemaakt door hun opstand tegen het gezag dat Christus als hoofd heeft. De „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse schept er werkelijke vreugde in onderdanig aan Christus te zijn. Opstandig te zijn brengt de „boze slaaf” geen geluk, want hij komt buiten bij de huichelaars terecht, en „zijn geween en het geknars van zijn tanden zal daar zijn” (Matth. 24:45-51, NW). Christelijke vrouwen die niet onderdanig zijn aan hun echtgenoot bootsen de „boze slaaf”, en niet de „getrouwe en beleidvolle slaaf”, na.
De één een hulp voor de ander
De goddelijke voorbeelden komen dus hierop neer, dat het op de juiste wijze uitgeoefende gezag als hoofd, niet onderdrukkend is voor degene die er onder staat. De echtgenoot moet er ijverig naar streven als een rechtvaardig, verstandig en liefderijk gezinshoofd op te treden. Indien hij dit naar zijn beste vermogen doet, dient de onderworpenheid van de vrouw aan hem, niet te moeilijk te zijn. En indien de vrouw naar haar beste vermogen aan haar plichten voldoet, zal de uitoefening van het juiste gezag dat de echtgenoot als hoofd heeft, des te gemakkelijker zijn. Beiden zijn onvolmaakt. Beiden maken fouten. Beiden moeten geduld en vergiffenis, liefde en respect ontvangen en geven. Wegens verschillen in geestelijke, physieke en emotionele structuur, heeft de een de ander nodig, de een kan een gemis in de ander aanvullen, de een is gemaakt om een complement of wederhelft voor de ander te zijn. Maar om al deze hoedanigheden op harmonieuze wijze ineen te doen passen, is het noodzakelijk dat een ieder de taak die hem door God is toegewezen, vervult. Niemand kan naar de plichten van de ander streven. Houd in gedachten dat Adam het hoofd van Eva was, maar toen zij op hem vooruitliep en de vrucht at, onttrok zij zich aan haar hoofd en verloor haar leven. En toen Adam haar opstand tolereerde en uit zwakte de weg volgde welke zij had gebaand, verwierp hij zijn taak als hoofd, en het kostte hem zijn leven en de levensrechten van zijn nakomelingen. Alle ellende van de mens is terug te voeren tot de opstand tegen het juiste gezag als hoofd, tot de tijd toen de overdekkende cherub in Eden weigerde zich aan Jehovah te onderwerpen en toen Eva zich aan Adams leiding onttrok.
Het is dus voor het wederzijdse welzijn van beide huwelijkspartners dat zij zich houden aan de taak welke hun door Jehovah God is toegewezen. Het verstandige gezinshoofd verkrijgt achting van zijn vrouw, en de onderdanige vrouw vergroot de liefde van de echtgenoot. Gods Woord geeft de raad: „Laten vrouwen in onderworpenheid zijn aan hun echtgenoot als aan de Heer, omdat een echtgenoot het hoofd van zijn vrouw is zoals ook de Christus het hoofd van de gemeente is, hij zijnde een redder van dit lichaam. Ja, zoals de gemeente in onderworpenheid is aan de Christus, laten vrouwen ook aan hun echtgenoot onderworpen zijn in alles. Echtgenoten, blijft uw vrouw liefhebben, zoals ook de Christus de gemeente heeft liefgehad en zich voor haar heeft overgegeven. Aldus behoren echtgenoten hun vrouw lief te hebben als hun eigen lichaam. Hij die zijn vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief, want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, maar hij spijzigt en verzorgt het, zoals de Christus ook de gemeente spijzigt en verzorgt, want wij zijn leden van zijn lichaam. ’Om deze reden zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en de twee zullen één vlees zijn.’ Niettemin, laat ook een ieder van u persoonlijk zijn vrouw zo liefhebben als zichzelf; aan de andere kant dient de vrouw diepe achting voor haar echtgenoot te hebben.” — Ef. 5:22-25, 28-31, 33, NW.
Dictators heersen op onderdrukkende wijze over hun onderdanen en brengen hun physieke en geestelijke schade toe. De Christelijke echtgenoot dient geen dictator te zijn in die zin. Dat hij is aangesteld als het hoofd, is geen vergunning om een tiran te zijn. Hij heeft zijn vlees lief, voorziet in de behoeften er van, brengt het niet moedwillig schade toe en streeft er naar het in conditie te houden. Hij dient dezelfde liefde voor zijn vrouw te tonen, die één vlees met hem is. En evenals het vlees van de man nimmer tegen zijn hoofd strijdt maar de leiding er van door middel van zenuwprikkels van het hoofd aanvaardt, moet de vrouw, die een deel van zijn vlees is, van een soortgelijke onderdanigheid blijk geven. Voor dit in elkaar overgaan van twee personen met een verschillende aard, een verschillend temperament en een verschillende persoonlijkheid is een hoge mate van liefde nodig. Precies hoe groot die liefde moet zijn, wordt in 1 Korinthe 13:4-8 (NW) getoond: „De liefde is lankmoedig en welwillend. De liefde is niet afgunstig, ze snoeft niet, wordt niet opgeblazen, gedraagt zich niet onbetamelijk, is niet op eigenbelang uit, wordt niet geërgerd. Ze rekent het onrecht niet toe. Ze verheugt zich niet over ongerechtigheid, maar verheugt zich met de waarheid. Ze verdraagt alles, gelooft alles, hoopt alles, verduurt alles. De liefde vergaat nimmer.” Evenmin zal een huwelijk dat op zulk een liefde is gebaseerd, ooit falen of vergaan!
Een huwelijksband die theocratisch is
De huwelijkszeeën van tegenwoordig zijn vol met overblijfselen van de vele huwelijken die op de klippen zijn gestrand. Dikwijls doet zich vreemd vlees voor buiten de huwelijksverbintenis als een lokaas waardoor het huwelijk naar zijn definitieve ineenstorting wordt getrokken. Zulke driehoeksverhoudingen zijn in deze misdadige wereld gewoon, en doen zich voor wanneer het huwelijk op het drijfzand van het veranderlijke vlees is gebouwd. De bescherming hiertegen is, het huwelijk op het rotsachtige fundament van Gods Woord te bouwen. Leef in overeenstemming met de daarin opgetekende vereisten. Laat een ieder zich richten naar de goddelijke standaard, terwijl een ieder voldoet aan datgene wat door zijn of haar toegewezen taak wordt vereist. Alsdan zal de huwelijksverbintenis in stand worden gehouden, zonder dat ze te gronde gaat door de stormachtige aanvallen waardoor zo vele huwelijken in deze tijd worden verwoest.
Er zal geen vreemd vlees binnendringen om een driehoeksverhouding, gebaseerd op lust, te vormen, want de plaats voor een liefde welke sterker is dan de liefde tussen man en vrouw zal reeds zijn bezet. Niet door de bedienaar van het evangelie of de burgerlijke ambtenaar die de ceremonie leidt, noch door de wettelijke papieren welke door de staat worden vereist; alhoewel zulke diensten en documenten noodzakelijk zijn (Luk. 20:25; 1 Thess. 5:22). Ze zal worden ingenomen door Jehovah God. Hij is de werkelijke getuige bij de huwelijksceremonie. Het is niet slechts een zaak van een man en vrouw die een overeenkomst met elkaar aangaan, maar beiden gaan een overeenkomst aan voor het aangezicht van God. Hij is getuige van de theocratische huwelijksgeloften, en degene die de twee werkelijk verenigt, daar Jezus zeide: „Wat God onder één juk heeft samengebracht, brenge geen enkel mens vaneen” (Matth. 19:6, NW). Wanneer het gehuwde paar zich daarom aan zijn huwelijksvoorschriften houdt, zal hij de onzelfzuchtige Vriend worden in een theocratisch huwelijk en zal het versterken zodat het stand kan houden ondanks de druk en spanning welke er van de zijde der wereld op worden uitgeoefend. Indien de man en vrouw hun grootste liefde voor God bewaren, hem op de eerste plaats stellen, hem eerst gehoorzamen, hem het eerst aanspraak laten maken op hun tijd en energie en wezen, zal hun huwelijk niet nog meer drijfhout op de huwelijkszeeën worden.
Dat echtparen God de eerste plaats in hun leven moeten toekennen, wordt door de apostel Paulus aangetoond, in 1 Korinthe 7:29-31, NW: „Dit zeg ik bovendien, broeders, dat de overgebleven tijd is verkort. Dat daarom zij die een vrouw hebben, zijn alsof zij er geen hadden, en eveneens dat zij die wenen, zijn als degenen die niet wenen, en zij die zich verheugen als degenen die zich niet verheugen, en zij die kopen als degenen die niet bezitten, en zij die gebruik maken van de wereld als degenen die er niet ten volle gebruik van maken; want de aanblik dezer wereld verandert.” Paulus zegt hier niet dat de verscheidene huwelijksplichten en -verantwoordelijkheden onthouden moeten worden, want in dit zelfde hoofdstuk maant hij aan dat die juist gegeven dienen te worden (1 Kor. 7:3-5). Waartoe hij aanmaant, is, dat de volledige of voornaamste aandacht niet gegeven dient te worden aan persoonlijke, zelfzuchtige zaken met betrekking tot het vlees, ook al moge de echtgenoot of vrouw zich hierin verheugen, of zich niet te veel te verheugen in het najagen van genoegens, of niet toe te laten dat wij geheel in beslag worden genomen door onze ellende en ons verdriet en er zelfs een ongezonde voldoening van krijgen medelijden met ons zelf te hebben, of dat wij niet moeten trachten uitgebreide bezittingen opeen te hopen door ons al te veel in wereldse zaken te verwikkelen — al deze dingen, die er van getuigen dat wij ons op buitensporige wijze aan het vlees overgeven, zijn kenmerken van deze oude wereld en zullen met haar verdwijnen. Daarom dient een Christen zich niet te diep te begraven of te ver weg te zinken in deze dingen zodat hij datgene wat eeuwig is, veronachtzaamt, en dit vooral nu de „overgebleven tijd is verkort.” Door niets dient een Christen zijn tijd zo volledig in beslag te laten nemen dat hij geen tijd over heeft voor Jehovah’s dienst. Het is dus met deze gerechtigde zienswijze dat getrouwde mensen leven alsof zij niet waren getrouwd, terwijl zij Jehovah altijd de eerste plaats toekennen.
Alleen huwelijken die aan de voorgaande goddelijke vereisten voldoen, zijn werkelijk voorspoedige huwelijken, en ze hebben de gelegenheid op glorierijke wijze succes te hebben. Ze kunnen voortduren tot in Jehovah’s nieuwe wereld, waarin aardse echtparen ten slotte de opdracht zullen uitvoeren welke eerst in Eden door God werd uitgevaardigd, ’zich te vermenigvuldigen en de aarde te vullen.’ — Gen. 1:28, Ro.