De kracht der hoop
„Wij werden in deze hoop gered; maar hoop welke wordt gezien, is geen hoop, want wanneer een mens iets ziet, hoopt hij er dan op?” — Rom. 8:24, NW.
1. Aan wie wordt de eer toegeschreven voor hoop, en hoe is die hoop een kracht?
HOOP zou nimmer in het universum kunnen bestaan buiten Jehovah, de grote Bron van eeuwig leven, „de God die hoop geeft” (Rom. 15:13, NW). In het donkerste uur van de geschiedenis der mensheid, toen Adam en Eva tegen hun Schepper in opstand kwamen, waardoor zij zonde en de dood voor hun nakomelingen teweegbrachten, zag Jehovah de noodzaak van een hoop in en in zijn goedertierenheid verschafte hij die. Die sublieme hoop, welke bijna 6000 jaar geleden voor het eerst werd onthuld, is tegenwoordig vervuld met dynamische en beschermende kracht voor hen die rechtvaardigheid liefhebben en zoeken. De kracht er van, welke actief wordt gemaakt door een begrip van Gods geschreven Woord, spoort een Christen aan tot godvruchtige daden, ondersteunt hem wanneer hij beproevingen ondergaat en geleidt hem veilig op het nauwe pad, dat tot eindeloos leven in Jehovah’s nieuwe wereld leidt.
2. Waarom laat het vooruitzicht voor de wereld zich zo hopeloos aanzien?
2 Maar waarom laat het vooruitzicht voor de wereld zich in deze tijd zo verschrikkelijk hopeloos aanzien wanneer Jehovah de mensheid een deugdelijke hoop heeft gegeven? Omdat een goddeloze, Satan de Duivel, de grote massa der mensheid heeft verblind voor de ware hoop. Deze sluwerd heeft namaakverwachtingen verzonnen en ze de volken van de gehele aarde op de mouw gespeld. Op geslepen wijze heeft de Duivel de natiën misleid door zich in „een engel des lichts” te veranderen zodat thans ’de gehele wereld in de macht van de goddeloze ligt’ (2 Kor. 11:14; 1 Joh. 5:19, NW; 2 Kor. 4:4). Wat is het resultaat? Een wereld vol mensen die schrale, dorre en vage verwachtingen koesteren. Vraag de gemiddelde persoon wat zijn hoop is. Het antwoord zal bijna onveranderlijk onzekerheid of een vage hoop onthullen. Er zijn personen die zullen toegeven dat hun hoop is gelegen in het verwerven van geld, maar zij bezitten niet de hoop welke door Jehovah wordt gegeven, omdat zulke mensen misdadigers zijn in de ogen van de opperste Rechter: „Zo ik het goud tot mijn hoop gezet heb, of tot het fijn goud gezegd heb: Gij zijt mijn vertrouwen; zo ik blijde ben geweest, omdat mijn vermogen groot was, en omdat mijn hand geweldig veel verkregen had; dat ware ook een misdaad bij den rechter; want ik zou den God van boven verzaakt hebben.” — Job 31:24, 25, 28.
3. Licht toe waarom het niet veilig is onze hoop op organisaties van mensen te vestigen, en waarom de natiën geen „vreugde en vrede” hebben.
3 Zij die hun hoop op de beloften van mensen of zelfs op een organisatie van natiën vestigen, kunnen niet met zekerheid zeggen: „wij werden in deze hoop gered.” Ja, hoe zouden zij een reddende hoop kunnen hebben? Want de grootse beloften die door de mens zijn gedaan betreffende een veilige wereld van morgen, hebben jammerlijk gefaald. En door de hoop die Jehovah heeft gegeven, te negeren, hebben de mensen het huis van een spin tot het voorwerp van hun vertrouwen gemaakt; wanneer zij er op steunen, zal het geen stand houden. Hoe zou zelfs een organisatie van de meest intellectuele mensen borg kunnen staan voor een reddende hoop wanneer ’stellig iedere mens in zijn beste staat volkomen ijdelheid is’? (Ps. 39:5, AS; 39:6, Statenvert.; Job 8:14, 15). Het beste huis dat of de beste organisatie die de mens derhalve zou kunnen bouwen, zou als een fundament voor een reddende hoop slechts het huis van een spin zijn. „En gij wist zijn verlangen uit gelijk een spinneweb. Waarlijk, alle mensen zijn slechts een adem” (Ps. 39:11, AT; 39:12, Statenvert.). Alhoewel de geestelijken president Eisenhower hebben verheerlijkt als „de architect van een nieuwe hoop,” zoals hij bij zijn inwijding werd genoemd, en alhoewel de geestelijken, tezamen met de politici, de Verenigde Naties hebben verheerlijkt als ’s mensen enige hoop, blijft het sombere feit bestaan dat de natiën niet met „een en al vreugde en vrede” zijn vervuld. En waarom niet? Omdat zij de „God die hoop geeft,” niet kennen. Luister naar de woorden van Christus Jezus: „Rechtvaardige Vader, de wereld heeft u weliswaar niet leren kennen” (Joh. 17:25, NW). Daar de wereld Jehovah, de enige Bron van ware hoop, niet heeft leren kennen, verwelken en verdorren haar verwachtingen, die op rijkdom en beloften van mensen zijn gebaseerd.
4, 5. (a) Wat is er fout aan wanneer mensen God de schuld geven voor de corrupte toestand waarin de wereld verkeert? (b) Op welke wijze onderwierp Jehovah de schepping aan ijdelheid „op de basis van hoop”?
4 Jehovah’s belofte van een duurzame nieuwe wereld van rechtvaardigheid zal nimmer verwelken of te niet worden gedaan (Deut. 7:9; Jes. 66:22). Dit is een verheffende, bevrijdende hoop ondanks dat tot op dit uur „in Adam allen sterven” (1 Kor. 15:22, NW). In welk opzicht een bevrijdende hoop? Omdat een nieuwe wereld betekent „dat de schepping zelf ook zal worden vrijgemaakt van slavernij aan verdorvenheid” (Rom. 8:21, NW). De mensen geven dikwijls zo maar zonder meer God de schuld van het feit dat de tegenwoordige wereld in slavernij aan verdorvenheid verkeert. De moeilijkheid is hierin gelegen, dat zij de Schrift niet onderzoeken ten einde het juiste perspectief te krijgen. Alleen wegens Jehovah’s onverdiende goedgunstigheid werd het Adam en Eva toegestaan, voordat hun doodvonnis werd voltrokken, kinderen te hebben. Anders zouden wij hier tegenwoordig niet leven! Maar de menselijke schepping werd ten gevolge van Adams zonde in onvolmaaktheid en met de dood in het vooruitzicht geboren (Rom. 5:12). Natuurlijk hebben wij het niet zo gewild, maar de menselijke schepping had geen keuze in de aangelegenheid. De apostel verklaart dit in Romeinen 8:20 (NW): „De schepping werd aan ijdelheid onderworpen, niet door haar eigen wil maar door bemiddeling van hem die haar heeft onderworpen, op de basis van hoop.” Dit wil niet zeggen dat de Almachtige God de menselijke schepping aan ijdelheid heeft onderworpen in de hoop dat hij iets voor hen zou kunnen doen. Neen! God hoopt nimmer! Hij weet! „Gode zijn al zijn werken sedert het begin der wereld bekend” (Hand. 15:18, KJ). Jehovah’s volmaakte kennis van zijn werken laat geen ruimte open voor hoop.
5 Maar hoe heeft Jehovah de mensheid dan aan ijdelheid onderworpen „op de basis van hoop”? Door de woorden die hij in de hof van Eden uitsprak vlak voordat hij Adam en Eva ter dood veroordeelde. Jehovah God richtte zich als Rechter tot de ontrouwe overdekkende cherub, het geestelijke schepsel dat bekend kwam te staan als Satan de Duivel: „Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw en tussen uw zaad en haar zaad. Hij zal u in het hoofd vermorzelen en gij zult hem in de hiel vermorzelen” (Gen. 3:15, NW). In deze woorden werd de voortreffelijke hoop voor de gehele mensheid opgesomd! Een belofte van de Allerhoogste God dat de duivelse invoerder van goddeloosheid, hij „die het middel bezit de dood te veroorzaken, namelijk, de Duivel,” door een bevrijder volkomen vermorzeld zou worden (Hebr. 2:14, NW). Hier werd de belofte gedaan van een nieuwe wereld, waarin de menselijke schepping bevrijd zou worden van de ijdele dienstbaarheid aan verdorvenheid en binnengeleid zou worden in glorierijke vrijheid en leven! — Jes. 65:17.
6. Om welke redenen heeft Jehovah zijn geliefde Zoon naar de aarde gezonden?
6 Toen de geliefde Zoon van God naar de aarde kwam, Degene die door Jehovah was verkozen die grote Bevrijder te zijn, werd het duidelijk dat de hoop van een nieuwe wereld niet alleen betekende dat de slang vermorzeld zou worden maar eveneens dat de gehoorzame mensheid „in deze hoop gered” kon worden ten einde eeuwig leven te verkrijgen. Jezus zeide: „Ik ben gekomen opdat zij leven mochten hebben en het in overvloed mochten hebben” (Joh. 10:10, NW). Voor de volmaakte nieuwe wereld heeft God zijn eniggeboren Zoon gegeven en hem aan de martelpaal laten sterven (Joh. 3:16). Toen de opgewekte Christus Jezus de verdienste van zijn rantsoenoffer aan zijn Vader in de hemel aanbood en ze door Jehovah werd aanvaard, werd het fundament voor de nieuwe wereld gelegd. Degenen die in deze tijd hun algehele vertrouwen in de reddende hoop van Jehovah’s nieuwe hemelen en nieuwe aarde stellen, vormen een Nieuwe-Wereldmaatschappij. Hun hoop, welke is gebaseerd op de belofte van God, die niet liegen kan, is een bron van versterkende, aandrijvende kracht in hun leven. Laten wij nu vernemen waarom hoop een kracht is.
DE KRACHT DER HOOP ONTLEED
7. Geef de definitie van hoop. Hoe is ze krachtiger dan enkel een verlangen?
7 Hoop wordt door Websters onverkorte New Internationaal Dictionary gedefinieerd als het „verlangen vergezeld gaande van de verwachting dat datgene wat wordt verlangd, wordt verkregen.” Hoop bestaat dus uit twee elementen: 1. een verlangen en 2. een gevoel dat het verlangen verwezenlijkt of vervuld zal worden. Iemand kan daarom een sterk verlangen hebben maar toch geen hoop hebben. Want het verlangen waarbij tegelijkertijd op de achtergrond het besef aanwezig is dat er weinig of geen mogelijkheid bestaat dat verlangen ooit verwezenlijkt te krijgen, is geen hoop. Een verlangen kan weliswaar aantrekkelijk zijn, maar hoop doet veel meer: hoop drijft aan, hoop zet iemand aan, hoop spoort aan tot krachtsinspanningen.
8. Waarom moeten er gronden voor hoop zijn?
8 Opdat wij kunnen geloven in datgene waarop wij hopen, moeten er vaste en onwrikbare gronden zijn, een basis of fundament waarop wij kunnen vertrouwen en ons kunnen verlaten. Waarom? Omdat wij datgene waarop wij hopen, niet zien. „Hoop welke wordt gezien, is geen hoop, want wanneer een mens iets ziet, hoopt hij er dan op?” (Rom. 8:24, NW). Het woord „zien” in deze tekst houdt de gedachte in dat iemands hoop vervuld is geworden, want dan zullen zijn ogen de verwezenlijking zien. In Job 7:7 (KJ) lezen wij: „Mijn oog zal het goede niet meer zien,” waaraan de verwijzing in de marge toevoegt „zien, dat wil zeggen, genieten.”
9, 10. (a) Leidt de kracht der hoop altijd tot succes? Licht dit toe. (b) Waarom zou de hoop van de overdekkende cherub stellig op teleurstelling uitlopen?
9 Aangezien hoop datgene is wat wij niet zien, kan ze tot succes of mislukking leiden, hetgeen er van afhangt waarop wij die hoop hebben gebaseerd. Ten einde aan te tonen dat de aandrijvende kracht der hoop niet altijd tot succes leidt, zullen wij het voorbeeld van de overdekkende cherub nemen, die zich tot Satan de Duivel maakte. Dit machtige geestelijke schepsel heeft zich overgegeven aan een ambitie waardoor zijn gehele leven in beslag werd genomen. Die ambitie werd zijn hoop, omdat hij geloofde dat de mogelijkheid tot succes aanwezig was. Het was werkelijk de kracht der hoop die de overdekkende cherub er toe aanzette zijn eerzuchtige plan de campagne ten uitvoer te brengen. Hij kwam in opstand tegen Jehovah’s universele souvereiniteit, werd een verrader en bracht vervolgens op sluwe wijze Eva er toe eveneens een afvallige te worden.
10 Maar die satanische supergeest, die zich schuldig heeft gemaakt aan opstand en die het klaarspeelde zich van Jehovah’s heilige organisatie los te rukken, zal zijn innigst gekoesterde hoop, namelijk, zich gelijk de Allerhoogste te maken, nimmer verwezenlijken. Want er was iets niet in de haak met zijn hoop. In de eerste plaats werd ze door een misdadig verlangen gevormd; ten tweede werd het gevoel dat het verlangen verwezenlijkt zou worden, geïnspireerd door een verblindende trots waardoor de wijsheid van de cherub werd verdorven (Ezech. 28:17; 1 Tim. 3:6). Zulk een door trots geïnspireerde hoop kon alleen maar op een catastrophe uitlopen (Spr. 16:18). Satan is reeds uit de hemelse hoogten naar de aarde neergeworpen tezamen met zijn werktuigen, de demonen. Spoedig nu zal die onzichtbare heerser van deze wereld te Armageddon schaakmat gezet worden wanneer de Koning Christus Jezus hem in de afgrond van op de dood gelijkende inactiviteit werpt (Joh. 12:31; 14:30; Openb. 12:7-9, 12; 20:1-3). Het geval van de overdekkende cherub illustreert hoe hoop zonder een soliede basis nimmer tot succes kan leiden en hoe krachtig een verlangen naar iets vergezeld gaande van het gevoel dat het wordt verkregen, werkelijk is.
EVA’S HOOP, WAAROM GEBREKKIG?
11. Zette de kracht der hoop Eva er toe aan van de verboden boom te eten? Hoe weten wij dit?
11 Door middel van de slang nodigde Satan Eva uit van de verboden boom te eten, terwijl hij haar met het volgende verlangen tantaliseerde: „Gij zult volstrekt niet sterven. Want God weet dat in dezelfde dag dat gij er van eet, uw ogen geopend moeten worden en gij gelijk God moet zijn, kennend goed en kwaad” (Gen. 3:4, 5, NW). Geloofde Eva werkelijk in die mate in deze belofte van goddelijke wijsheid dat zij hoop had? Ja, in Eva waren alle elementen aanwezig die nodig zijn om hoop te vormen: zij had het verlangen naar meer wijsheid en zij verwachtte van ganser harte deze wijsheid te verkrijgen. Haar verlangen was dus vruchtbaar geworden; het had tot hoop geleid en de kracht er van spoorde Eva aan, niet tot succes maar tot een catastrophe (Jak. 1:14, 15). Dat Eva haar verlangen vruchtbaar had gemaakt om zonde voort te brengen in de verwachting wijsheid te verkrijgen, blijkt uit de Schrift: „Adam werd niet bedrogen, maar de vrouw werd grondig bedrogen en geraakte in overtreding” (1 Tim. 2:14, NW). Eva zelf gaf toe dat zij de slang onvoorwaardelijk had geloofd: „De slang heeft mij bedrogen en daarom heb ik gegeten.” — Gen. 3:13, NW.
12. Waarom was Eva’s hoop gebrekkig?
12 Waarom leidde Eva’s hoop tot haar dood? Omdat haar hoop geen solide fundament had; wanneer zij zondigde, kon zij hopen het verlangde te verwerven. Zonde was de grond voor hoop. Eva had geen basis op grond waarvan zij de mening kon toegedaan zijn dat zonde datgene kon voortbrengen wat de slang had beloofd. Er was geen enkele aanwijzing die bewees dat de slang betrouwbaar was. Hoe kon dit ook? De woorden van de slang waren lijnrecht in tegenspraak met Eva’s Schepper, die had verklaard: „In de dag dat gij er van eet, zult gij volstrekt sterven” (Gen. 2:17, NW). De slang had niet bewezen dat Jehovah’s verklaring onwaar was, evenmin had hij het bewijs geleverd dat zijn woorden de waarheid waren. Derhalve had Eva geen solide basis voor haar mening. Haar fundament was lichtgelovigheid. En een hoop die op lichtgelovigheid is gebaseerd, heeft slechts het onbewezen woord of de onbewezen opinie van een ander met betrekking tot wat de toekomst biedt. Wat was dan het in het oog vallende gebrek? Het volgende: Eva’s hoop was niet gebaseerd op datgene wat in de Schrift „geloof” wordt genoemd.
13. Welk verband bestaat er tussen geloof en hoop?
13 „Wat is geloof? Het is datgene wat vastheid aan onze verwachtingen geeft, wat ons overtuigt van datgene wat wij niet kunnen zien” (Hebr. 11:1, Knox). Het woord dat hier met „vastheid” is vertaald, duidt op het ten grondslag liggende fundament, datgene wat een fundament wordt opdat iets anders er op kan staan. Derhalve definieert Weymouths vertaling (derde uitgave) geloof als „een goed gegronde verzekering van datgene waarop wij hopen.” Wat is nu „verzekering”? Is het overtuiging, een vaste mening? Zelfs meer dan dat! Onder het opschrift „geloof” vertelt Funk en Wagnalls New Standard Dictionary ons: „Overtuiging is een mening die is bevestigd door bewijsgronden of aanwijzingen; verzekering is een mening die buiten het bereik van bewijsgronden gaat.” Stellig kunnen wij dan de rijke betekenis begrijpen van de vertolking in de New World Translation: „Geloof is de verzekerde verwachting van dingen waarop wordt gehoopt.” Eva heeft nimmer een „goed gegronde verzekering” of „verzekerde verwachting” gehad van datgene waarop zij hoopte. Derhalve eindigde haar hoop, die op zonde was gebaseerd, in de dood. Maar alhoewel Eva’s hoop gebrekkig was, bezat deze hoop toch aandrijvende kracht. Hoeveel krachtiger moet hoop dan wel zijn wanneer ze op geloof is gebaseerd.
HOOP KOMT TE HULP
14, 15. (a) Waarvan is het elfde hoofdstuk van Hebreeën een voorbeeld? (b) Welke hoop bezaten de voor-Christelijke getuigen van Jehovah?
14 Een hoop welke op geloof is gebaseerd, heeft de onbetwistbare belofte van de eeuwige God, dat datgene waarop de persoon hoopt, absoluut zeker verwezenlijkt zal worden, indien hij tot het einde getrouw blijft. Zulk een goed gefundeerde hoop hadden de vroege getuigen van Jehovah. In het elfde hoofdstuk van Hebreeën schrijft de apostel over hun hoop. Maar is dit niet een hoofdstuk waarin geloof wordt geïllustreerd? Zeker, maar het is ook een voorbeeld van hoop, hoop gefundeerd op geloof! Deze voor-Christelijke getuigen van Jehovah zagen uit naar de nieuwe wereld. Over Abraham wordt in de Bijbel gezegd: „Hij verwachtte de stad die werkelijke fundamenten heeft en waarvan God de bouwer en schepper is” (Hebr. 11:10, NW). Dit wil niet zeggen dat Abraham, Izak en Jakob naar een hemelse hoop uitzagen, maar veeleer dat zij hoopten op een opstanding ten leven op aarde onder de regering van de nieuwe hemelen. Derhalve schrijft Paulus over hun hoop:
15 „In geloof zijn deze allen gestorven, hoewel zij de vervulling van de beloften niet hebben verkregen, doch zij zagen ze in de verte en begroetten ze en maakten in het openbaar bekend dat zij vreemdelingen en tijdelijke inwoners in het land waren. . . . nu trachten zij een betere plaats te bereiken, namelijk, een die tot de hemel behoort” (Hebr. 11:13, 16, NW). Mozes was een van hen die wist dat het niet zijn hoop was naar de hemel te gaan maar gedurende de hemelse regering van Christus de Koning op aarde te leven. Daar Mozes zulk een hoop bezat, kweekte hij een vooruitziende geest aan. Hoop kon hem nu kracht geven wanneer hij in verdrukking verkeerde. Mozes verkoos inderdaad „liever met het volk van God mishandeld te worden dan de tijdelijke genieting der zonde te hebben, omdat hij de smaad van de Christus grotere rijkdommen achtte dan de schatten van Egypte, want hij zag oplettend uit naar de betaling van het loon” (Hebr. 11:25, 26, NW). Mozes had alle reden ’oplettend uit te zien naar’ een aarde die vervuld zou zijn met Jehovah’s heerlijkheid. Want de Almachtige God zelf had met een eed op zijn eigen bestaan, het volgende aan Mozes beloofd: „Zo waarachtig als ik leef, de gehele aarde zal met de heerlijkheid van Jehovah worden vervuld” (Num. 14:21, NW). Mozes heeft zulk een belofte nimmer vergeten. Evenals Sara ’achtte Mozes hem getrouw die had beloofd.’ — Hebr. 11:11, NW; Hab. 2:14.
16. Toon aan hoe hoop een kracht in hun leven was.
16 Omdat de „zulk een grote wolk van getuigen” een stellige hoop hadden, verklaarden zij openlijk dat zij geen deel van de wereld waren. Om deze reden werden zij vervolgd, soms gemarteld. Verbraken zij hun rechtschapenheid wanneer zij werden gemarteld? Neen! Hoop kwam te hulp; ze gaf hun steun. „Andere mensen werden gemarteld omdat zij geen verlossing door een of ander rantsoen wilden aannemen, opdat zij een betere opstanding mochten verkrijgen” (Hebr. 12:1; 11:35, NW). Wat een ondersteunende kracht spruit er voort uit hoop welke juist is gefundeerd!
DE KRACHT DER OPSTANDINGSHOOP
17. Waarom hebben zij „de vervulling der belofte niet verkregen”?
17 Klaarblijkelijk was de opstanding een integrerend deel van de hoop welke die vroege getuigen hadden. Zij keerden de oude wereld de rug toe en zagen uit naar een opstanding ten leven op aarde onder de hemelse regering zonder ooit wederom te moeten sterven. Alhoewel zij tot het einde getrouw waren, hebben zij „de vervulling der belofte niet verkregen.” Waarom? Omdat „God iets beters voor ons heeft voorzien, opdat zij afgescheiden van ons niet volmaakt konden worden” (Hebr. 11:40, NW). Zij konden niet ’volmaakt worden,’ zo zegt de apostel, afgescheiden van de Christelijke gemeente, de bruid van Christus, die tot slechts 144.000 getrouwe overwinnaars is beperkt (Openb. 7:4; 14:1, 3). Aangezien die „wolk van getuigen” niet tot de Christelijke gemeente behoorde, welke met Christus Jezus begon, konden zij geen hoop hebben op de „eerste opstanding,” de opstanding tot hemels leven en hemelse heerlijkheid. De getrouwe mensen uit de oudheid zullen echter een opstanding der „rechtvaardigen” hebben doordat zij in een vroege opstanding op aarde, uit de doden opgewekt zullen worden en zij zullen ten slotte absolute volmaaktheid verwerven door middel van Gods koninkrijk onder Christus Jezus. — Hand. 24:15, NW; Matth. 22:32, 33.
18. (a) Wat is de „levende hoop,” en wie bezitten die hoop in deze tijd? (b) Wie nog meer bezitten een reddende hoop, en aan wie hebben zij die te danken?
18 De hoop op eeuwig leven in de hemel voor de getrouwe Christelijke gemeente van Jezus’ volgelingen, die in zijn voetstappen treden, wordt door de apostel Petrus een „levende hoop” genoemd. „Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, want overeenkomstig zijn grote barmhartigheid heeft hij ons een nieuwe geboorte gegeven tot een levende hoop door de opstanding van Jezus Christus uit de doden, tot een onverderfelijke en onbesmette en onverwelkelijke erfenis” (1 Petr. 1:3, 4, NW). Er is nog slechts een klein overblijfsel van de Christenen op aarde wier levende hoop het is gedurende duizend jaar als koningen en priesters met Christus in de hemel te regeren (Openb. 20:5, 6). Bij de dood zullen zij ogenblikkelijk tot leven in de geest worden opgewekt, daar zij zullen worden „veranderd, in een ogenblik, in een oogwenk” (1 Kor. 15:51, 52, NW). Maar de hoop op redding is eveneens een kracht in het leven van een „grote schare” van mensen van goede wil: „Een grote schare: die door geen enkel mens kon worden geteld, uit alle natiën en stammen en volken en talen, staande voor de troon en voor het Lam, gekleed in witte klederen, en er waren palmtakken in hun hand. En zij blijven met een luide stem roepen, zeggende: ’Redding hebben wij te danken aan onze God, die op de troon is gezeten, en aan het Lam’” (Openb. 7:9, 10, NW). Zij zijn de „andere schapen” des Heren, die hun hoop op eeuwig leven op een paradijsachtige aarde aan Jehovah en ook aan het Lam, Christus Jezus, te danken hebben omdat ’hij de bewerker van eeuwige redding werd voor allen die hem gehoorzamen.’ — Hebr. 5:9, NW.
19-21. (a) Waarom is de kracht van de opstandingshoop in deze tijd zo zeer noodzakelijk? (b) Hoe beziet de wereld de rechtschapenheid van de Nieuwe-Wereldmaatschappij?
19 In welk opzicht is de opstandingshoop zulk een sterke kracht in het leven van het gezalfde overblijfsel en hun metgezellen van goede wil? Omdat geen vervolging van de zijde van de organisatie des Duivels, hoe groot ook, hun rechtschapenheid kan verbreken, zelfs niet martelingen of de dood; de opstandingshoop geeft hun kracht. En evenals de vroege getuigen van Abel tot Johannes de Doper door „gehoon en geselingen, ja meer dan dat, door banden en gevangenissen” heen hun rechtschapenheid hebben gehandhaafd, zal de Nieuwe-Wereldmaatschappij insgelijks haar rechtschapenheid handhaven wanneer er zulk een beproeving over hen komt (Hebr. 11:36, NW). Dit zal stellig het geval zijn. Heeft de Meester voor deze tijd niet voorzegd dat „mensen u [zullen] overleveren aan verdrukking en zij zullen u doden, en gij zult wegens mijn naam door alle natiën worden gehaat”? — Matth. 24:9, NW.
20 Gedurende de 2de Wereldoorlog aanvaardden duizenden getuigen van Jehovah die in Hitlers concentratiekampen waren gevangengezet, geen verlossing door hun geloof te verloochenen. Dit te doen, zou het verlies van hun hoop betekenen. Evenmin zullen zij die de hoop op de Nieuwe Wereld hebben, ’verlossing door een of ander rantsoen aannemen’ ook al worden zij door Communistische of „Democratische” dictators in gevangenissen opgesloten of gemarteld. En daar de aanval uit het verre Noorden door Gog van Magog nog voor de boeg ligt, zullen Jehovah’s getuigen de ondersteunende kracht van de opstandingshoop nodig hebben. „Hij die zijn ziel vindt, zal ze verliezen, en hij die zijn ziel verliest ter wille van mij, zal ze vinden” (Matth. 10:39, NW). Daar de wereld de kracht der hoop niet begrijpt en ervaart, staat ze dikwijls verbaasd over de onbuigzame rechtschapenheid van de Nieuwe-Wereldmaatschappij. Het volgende werd door een zekere man over Jehovah’s getuigen geschreven, zijn verbazing tot uitdrukking brengend:
21 „Toen ik voor het eerst de Jehovah’s Getuigen begon te bestuderen, was ik gelukkig genoeg de uitstekende hulp te verkrijgen van een der adviseurs van de American Civil Liberties Union (Bond voor Amerikaanse burgerlijke vrijheden). Toen hij mij tot het onderzoek introduceerde, zeide hij in werkelijkheid: ’Waarschijnlijk hebt u nog nooit iemand gezien die bereid is werkelijk voor zijn religieuze overtuigingen te sterven. Met de gekunstelde manieren waarop wij de dingen doen en met onze mentaliteit, die zich nimmer met absolute zekerheden schijnt bezig te houden, denken wij modernen dat er niets is waarvoor iemand zijn leven zou geven. Maar wanneer u de Getuigen ontmoet, zult u waarschijnlijk voor de eerste keer mensen ontmoeten die ter wille van hun religieuze geloof bereid zijn vervolgd, ja gedood te worden.’ Toen was ik niet geheel overtuigd. Nu ben ik het wel.” En waarom staat de wereld zo verbaasd over de rechtschapenheid van Jehovah’s getuigen? Waarom hebben de wereldlingen vage verwachtingen, een „mentaliteit, die zich nimmer met absolute zekerheden schijnt bezig te houden”? Omdat de wereld Jehovah, „de God die hoop geeft,” niet heeft leren kennen.
22. (a) Beschrijf de verwachting van het overblijfsel en van de „andere schapen.” (b) Hoe is hoop een kracht voor de overlevenden, wanneer iemand vóór Armageddon zou sterven?
22 Alhoewel het gezalfde overblijfsel verwacht dat het na Armageddon gedurende een periode op aarde zal dienen, zo het Jehovah behaagt, en alhoewel de andere schapen verwachten dat zij Jehovah helemaal door het einde van dit samenstel van dingen te Armageddon heen en tot in de oneindige tijd van de nieuwe wereld zonder onderbreking in het leven zullen dienen, kan het toch zijn dat iemand ten gevolge van natuurlijke oorzaken of ten gevolge van het handhaven van zijn rechtschapenheid, vóór Armageddon sterft. Voor het getrouwe overblijfsel betekent de dood de onmiddellijke verwezenlijking van hun hemelse hoop. Voor de andere schapen betekent de dood een korte slaap totdat zij uitkomen „tot een opstanding des levens” (Joh. 5:29, NW). In beide gevallen verdrijft de kracht der opstandingshoop verdriet, de hysterische droefheid die in de wereld zo algemeen is: „Broeders, wij willen niet dat gij onwetend zijt betreffende hen die in de dood slapen, opdat gij niet bedroefd zult zijn evenals de overigen, die geen hoop hebben” (1 Thess. 4:13, NW). Derhalve hoopt de „grote schare” van de metgezellen van goede wil van het geestelijke overblijfsel onwrikbaar op de belofte dat zij als volmaakte mensen de toestand zullen bereiken waarin zij het volmaakte beeld en de volmaakte gelijkenis van God zullen zijn, of dit nu zo zal zijn door een onafgebroken leven door de oorlog van Armageddon heen of door een opstanding uit de dood na Armageddon.
23. Is hoop onmisbaar? Licht dit toe.
23 Hoop welke op de juiste wijze op geloof is gefundeerd doordat men een nauwkeurige kennis omtrent Gods Woord verkrijgt en zich op de hoogte stelt van Hem en Zijn werken, zowel die in het verleden als in de tegenwoordige tijd, is dus werkelijk een kracht! Ze verrijkt onze liefde voor de Levengever, Jehovah. Ze geeft vertroosting in benarde tijden. Ze verleent in deze tijd waarin „de mensen mat worden uit vrees voor en in verwachting van de dingen die over de bewoonde aarde komen,” vrede des geestes (Luk. 21:26, NW). Ze spoort ons aan onze rechtschapenheid te handhaven. Ze bewerkt onze uiteindelijke redding. „Want wij werden in deze hoop gered.” Hoop is noodzakelijk. Wij kunnen het niet zonder hoop doen. Indien dit wel het geval zou zijn, zou Paulus datgene wat voor een Christen onmisbaar is, hebben teruggevoerd tot een basis van twee dingen: geloof en liefde. Maar neen! Hij vond hoop eveneens onmisbaar: ’Er blijven geloof, hoop en liefde, deze drie’ (1 Kor. 13:13, NW). De apostel ging niet zo ver dat hij het geloof de inhoud van hoop deed omvatten. Hij wist dat de beproeving op volharding nog voor de boeg lag. En hij wist dat hoop een grote kracht was waardoor wij in staat zouden worden gesteld te volharden, terwijl wij „onze ogen niet gericht houden op het zichtbare, maar op het onzichtbare.” — 2 Kor. 4:18, NW.