Zij zijn niet bevreesd
1. Waaruit vloeit vrijheid van vrees onder Jehovah’s getuigen voort?
JEHOVAH’S getuigen zijn vervuld met vertrouwen in Jehovah, de levende God. Zij zien dat zij door hem worden geleid en zij bemerken hoe hij hen helpt bij hun dienst. Zij beseffen dat zij door zijn heilige geest of werkzame kracht worden ondersteund. Zij zien de sterkte welke ligt opgesloten in de eenheid van Jehovah’s organisatie, en zij verheugen zich er in, bij elkaar te blijven bij het ten uitvoer brengen van zijn voornemens. Jehovah’s getuigen zijn niet bevreesd, daar zij weten dat Jehovah met hen is. De psalmist zegt: ’Jehovah is mijn Licht en mijn Heil [Redding], voor wien zou ik vrezen? Jehovah is mijns levens kracht, voor wien zou ik vervaard zijn? Als de bozen, mijn tegenpartijen, en mijn vijanden tegen mij, tot mij naderden, om mijn vlees te eten, stieten zij zelven aan, en vielen. Ofschoon mij een leger belegerde, mijn hart zou niet vrezen; ofschoon een oorlog tegen mij opstond, zo vertrouw ik hierop. Eén ding heb ik van Jehovah begeerd, dat zal ik zoeken: dat ik al de dagen mijns levens mocht wonen in het huis van Jehovah, om de liefelijkheid van Jehovah te aanschouwen, en te onderzoeken in Zijn tempel’ (Ps. 27:1-4; AS). Een ieder van Jehovah’s getuigen wil voor eeuwig in het huis van Jehovah wonen. Zij hebben zich als Jehovah’s slaven opgedragen en zij zijn volledig op de hoogte van Jehovah’s wil betreffende hen. Zij weten wat hij wenst dat zij doen, ongeacht van buiten afkomende invloeden. Wetend dat het juist is en de weg tot eeuwig leven betekent om meer kennis van hem en zijn voornemens tot zich te nemen, en wetend dat zij willen leven zodat zij Jehovah kunnen dienen, zullen zij stellig niet bevreesd zijn voor iemand anders. Daarom vragen zij: „Voor wien zou ik vrezen?” Wanneer zij vrees hebben voor de mens, vallen zij in ’s mensen strik. Wanneer zij bevreesd zijn voor boosdoeners en voor enig letsel hetwelk hun wellicht toegebracht zal worden, zullen zij in een strik vallen. Wanneer zij echter volledig aan Jehovah’s zijde blijven staan en in zijn organisatie blijven en nauw verbonden blijven met de gemeente van zijn volk, zullen zij voortdurend opmerken hoe hun tegenstanders vallen en struikelen en ten slotte voorgoed verdwijnen in de strijd van Armageddon, welke thans nabij is.
2. Welke invloed heeft de georganiseerde tegenstand van de zijde van het communisme op de werkzaamheden van Jehovah’s getuigen?
2 Ook al stelt de gehele communistische organisatie zich over de gehele aarde in slagorde op tegen Jehovah’s volk, zoals ze thans doet achter haar „IJzeren gordijn,” de harten van Jehovah’s getuigen zullen niet vrezen. Zoals uit het bericht over het jaar 1954 blijkt, houden die onbevreesde getuigen achter het „IJzeren gordijn” niet op met hun dienst voor Jehovah God. Zij blijven nog steeds zijn gehoorzame slaven en prediken Jehovah’s koninkrijk, en niet het communisme. Ook al zou er een oorlog tegen hen opstaan, dan zouden zij nog vertrouwen dat Jehovah God hen zou beschermen.
3. Welke wens en welk vaste besluit liggen ten grondslag aan het onbevreesde gedrag van Jehovah’s getuigen?
3 Een waarachtige getuige van Jehovah God, die dag in dag uit Jehovah’s Woord heeft bestudeerd, en niet alleen voor zichzelf heeft gestudeerd maar ook met de gemeente, zal altijd zijn Vader in de hemel zoeken en hem aanbidden en hij zal hem elke dag willen zegenen. Hij zal dit niet alleen willen doen, maar hij zal het doen, zoals Jehovah’s getuigen gedurende de afgelopen vele jaren hebben gedaan, en vooral gedurende het dienstjaar 1954 van het Wachttorengenootschap. Gij kunt u hiervan vergewissen wanneer gij in de vorige uitgave de tabel op de bladzijden 91 tot 93 bestudeert. Gij ziet Jehovah’s getuigen niet hard weglopen voor beschutting en gij ziet niet dat zij veiligheid trachten te zoeken in de wereldse regeringen van de organisatie van de Duivel. Deze regeringen, met hun religieuze valse herders, hun hoge en machtige politieke herders en hun machtige zakenorganisaties kunnen de mens geen leven geven. Jehovah’s getuigen weten dat, en doordat zij Gods Woord zorgvuldig bestuderen, zien zij in dat het leven wordt verkregen door een kennis omtrent de Souvereine Regeerder van het universum en omtrent zijn Zoon, Christus Jezus, en dat het leven een gave van God is aan hen, omdat zij gehoorzaam zijn aan zijn geboden. Waarom zouden zij iets zoeken wat minder is dan eeuwig leven?
4. (a) Wat wordt bewezen door het feit dat zij hevige oppositie hebben overleefd en zonder ophouden onbevreesd Jehovah’s koninkrijk hebben bekendgemaakt? (b) Waarom wordt zulk een verkondigingswerk, wanneer dit noodzakelijk is, ondergronds voortgezet?
4 Het doet er niet toe waar gij in de wereld zijt, gij zult zien dat Jehovah’s getuigen een volk zijn hetwelk een minderheid vormt, en dat zij vooral door katholieke en Protestantse religieuze organisaties worden onderdrukt, welke dikwijls de arm van de staat gebruiken ten einde te trachten hen af te snijden zodat zij geen volk meer zijn. Zij kunnen stellig hetzelfde zeggen als de psalmist: „Mijn belagers grijpen den ganschen dag; want talrijk zijn zij die mij bestrijden. Als ik voor hun overmoed bevreesd ben, zal ik op u mijn vertrouwen stellen. Op God — ik wil zijn woord loven — op God heb ik mijn vertrouwen gesteld, ik vrees niet; wat zal [kan] vleesch mij doen?” (Ps. 56:3-5, LV, AS) Wanneer men het bericht van Jehovah’s getuigen leest en verneemt hoe onbevreesd zij de strijd tegen oppositie voortzetten, kan men tot geen andere gevolgtrekking komen dan dat Jehovah God met hen is, want geen enkele organisatie kan in deze goddeloze oude wereld als een genootschap van bedienaren van het evangelie opstaan en zijn positie handhaven tenzij Jehovah God hen ondersteunt. Jehovah’s getuigen hebben naar zijn woord geluisterd en ’loven zijn woord’; zij weten zeer goed dat in dit woord staat opgetekend dat zij vervolgd en onderdrukt zullen worden, en dat sommigen ter wille van Christus Jezus en omdat zij de Souvereine Regeerder, Jehovah, aanbidden, gedood zullen worden. „Wat kan vleesch mij doen” dan het lichaam doden? Vlees kan niet tegengaan dat degene die getrouw is, door Jehovah wordt opgewekt! Zij wenden zich dus wederom tot Gods Woord ten einde er sterkte uit te putten: „Maar die naar mij hoort, zal zeker wonen, en hij zal gerust zijn van de vreze des kwaads” (Spr. 1:33). Zo is het ook met Jehovah’s getuigen. Ondanks de hevige oppositie van de zijde der Rooms-Katholieken in Quebec, ondanks de strijd welke tegen hen wordt gevoerd door de communistische organisatie ten Oosten van haar „IJzeren gordijn,” en ondanks het feit dat in verscheidene „democratische” landen de uitgaven van het Genootschap zijn verboden en zij hun openbare bediening niet mogen verrichten, gaan Jehovah’s getuigen vol vreugde voort het goede nieuws van zijn koninkrijk te prediken. Wanneer het noodzakelijk is, verrichten zij hun activiteit ondergronds — niet ten einde politieke of religieuze organisaties schade te berokkenen, maar enkel en alleen opdat zij hun door God gegeven recht kunnen uitoefenen, hetwelk hen er toe machtigt bijeen te komen om Gods Woord te bestuderen, en een gemeente-organisatie te handhaven opdat zij tegenover elkaar een openbare bekendmaking kunnen doen van hun hoop en aldus elkaar tot liefde en juiste werken kunnen aansporen. Vervolgens zullen zij eveneens naar andere gewillige luisteraars blijven gaan en hun het goede nieuws van Gods koninkrijk vertellen. Neen, ongeacht wat de wereld moge doen ten einde te trachten Jehovah’s getuigen en de Nieuwe-Wereldmaatschappij te gronde te richten, de organisatie zal eensgezind voortschrijden terwijl ze zal bekendmaken dat Jehovah’s koninkrijk de enige hoop voor de mensheid is. „Hij zal niet bevreesd zijn voor onheilstijdingen; zijn hart is onwankelbaar, vertrouwend op Jehovah. Zijn hart is bevestigd, hij zal niet bevreesd zijn, totdat hij zijn verlangen ten aanzien van zijn tegenstanders ziet.” — Ps. 112:7, 8, AS.
HET WERELDOMVATTENDE GETUIGENIS
5. Welke door God voorzegde ondervindingen verwachten allen die Jehovah’s koninkrijk bekendmaken, en waarom zijn zij niettegenstaande dat onbevreesd?
5 Daar Jehovah’s getuigen weten welke verantwoordelijkheid er op hen rust, zijn zij in het jaar 1954 (dat 1 september 1953 is begonnen en 31 augustus 1954 is geëindigd) onophoudelijk voortgegaan in de tot nu toe grootste predikingsveldtocht, terwijl zij het voorrecht hebben er een aandeel aan te hebben. Alle getuigen van Jehovah hebben zich opgedragen aan Jehovah’s dienst; daarom zijn zij niet bevreesd voor mens of Duivel. Zij volgen Petrus’ raad op: „Houdt uw zinnen bij elkaar, zijt waakzaam. Uw tegenstander, de Duivel gaat rond als een brullende leeuw, die tracht de een of ander te verslinden. Maar neemt uw standpunt in tegen hem, vast in het geloof, wetend dat dezelfde dingen in de vorm van lijden in de gehele gemeenschap van uw broeders in de wereld worden volbracht. Maar de God van alle onverdiende goedgunstigheid, die u tot zijn eeuwige heerlijkheid in eendracht met Christus heeft geroepen, zal, nadat gij een kort tijdsbestek hebt geleden, zelf uw opleiding voleindigen, hij zal u vast maken, hij zal u sterk maken. Hem zij de macht tot in eeuwigheid. Amen” (1 Petr. 5:8-11, NW). In het jaar 1955 zullen Jehovah’s getuigen onbevreesd voorwaarts gaan, even vast besloten als ooit om tezamen met de gehele gemeenschap van hun broeders over de gehele wereld hun werk te verrichten, wetend dat zij, waar zij ook zullen zijn, lijden te verduren zullen hebben en dat dit lijden veroorzaakt zal worden door de Duivel en door diens organisatie (Openb. 2:10). Het doet er niet toe hoe zwaar of hoe licht dit lijden moge zijn en of wij in een moeilijke tijd of in een gemakkelijke tijd leven, de Koninkrijksboodschap zal gepredikt worden en de andere schapen zullen bijeenvergaderd worden. Heb tezamen met Jehovah’s getuigen een aandeel aan dit grote onderwijzingswerk en zegen Jehovah elke dag.
6, 7. (a) Welke invloed heeft het bericht over het dienstjaar 1954 op hen? (b) Wat zijn enkele bezielende vergelijkingen met betrekking tot het aantal van de tegenwoordige Koninkrijksverkondigers?
6 Dit bericht over het dienstjaar 1954 is zeer aanmoedigend en alle mensen in de wereld dienen te willen weten wat Jehovah’s getuigen hebben gedaan. Zij stellen hun bericht niet op ten einde te pochen, maar doen dit terwijl zij nederig de Souvereine Regeerder van het universum loven, en zij zijn dankbaar voor het aandeel dat zij hebben aan het bevorderen van de ware aanbidding van hem en het brengen van de levenreddende Bijbelse onderwijzing tot de mensen. In deze wereld is tegenwoordig zo weinig kennis omtrent Jehovah, dat zijn getuigen van de daken der huizen willen uitroepen wie de Souvereine Regeerder is en wat hij zal doen voor allen die rechtvaardigheid liefhebben. Jehovah’s getuigen zijn verheugd over het afgelopen goede jaar dat zij hebben gehad, en zij zien met grote vreugde het jaar 1955 tegemoet, terwijl zij zijde aan zijde met vele nieuwe „andere schapen,” die Jehovah’s wil trachten te doen, zelfs nog grotere dienstvoorrechten in Jehovah’s organisatie verwachten.
7 Gedurende 1953 waren er gemiddeld 468.106 bedienaren van het evangelie, die Gods koninkrijk predikten. Maar gedurende het dienstjaar 1954 was het gemiddelde 525.924, een toename van 12 procent. Jehovah’s getuigen trachten alle personen die waarheid en rechtvaardigheid zoeken en die zuchten en uitroepen wegens de gruwelen welke er in deze wereld bestaan, te helpen tot Jehovah God te komen en hem met geest en waarheid te aanbidden (Joh. 4:23, NW). Zij trachten de andere schapen te vinden, en zij vinden hen ook. Tegen het einde van het dienstjaar 1954 was er een hoogtepunt van 580.498 verkondigers, of een toename van 24 procent over het gemiddelde aantal verkondigers dat gedurende 1953 in het veld was uitgetrokken. Deze bedienaren van het evangelie zullen de vergaderingen bijwonen. Zij zullen het vergaderen niet nalaten, maar gezamenlijk zullen zij tot rijpheid groeien. Gedurende 1955 zullen zij door Jehovah’s onverdiende goedgunstigheid voortgaan het goede nieuws te prediken en nog meer andere schapen vinden. Zij verheugen zich over datgene wat zij met Jehovah’s hulp en onder leiding van zijn geliefde Zoon, Christus Jezus, die onzichtbaar tegenwoordig is en zijn organisatie leidt, tot stand hebben gebracht. Zij verheugen zich niet omdat het ledental van de organisatie is toegenomen, maar omdat zij in staat zijn geweest personen bijeen te vergaderen die zich van het tegenwoordige goddeloze samenstel van dingen hebben willen losmaken en nu hun rechtschapenheid handhaven in volledige toewijding aan Jehovah God; ja, verheugt u met deze mensen uit alle natiën, die Jehovah willen dienen met geest en waarheid en die kennis tot zich willen nemen opdat zij in Gods nieuwe wereld mogen leven. Zij waren vast besloten dit te doen, want 57.369 van zulke „schapen” werden in water gedoopt ten einde hun opdracht aan Jehovah’s dienst te symboliseren. Zij zijn niet meer bevreesd; hun hart is onwankelbaar, vertrouwend op Jehovah.
8, 9. Wat zijn, in getallen uitgedrukt, enkele aanwijzingen welke de omvang laten zien van het werk der Koninkrijksverkondiging dat gedurende 1954 is gedaan?
8 Al deze bedienaren van het evangelie tezamen hebben 80.814.996 uren aan de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk besteed. Dit is niet de tijd welke zij hebben gebruikt om bijeen te komen ten einde Gods Woord te bestuderen; het is de tijd welke zij hebben besteed aan het gaan van huis tot huis, het brengen van nabezoeken en het leiden van huis-Bijbelstudiën in de huizen van hen die belangstelling hadden voor de Koninkrijksboodschap. Indien wij alle tijd zouden optellen welke werd besteed door 580.498 geestelijken van katholieke en Protestantse gemeenten over de gehele wereld, zou dit dan het aantal van 80.814.996 uren opleveren, welke werden besteed aan het prediken van het goede nieuws van Jehovah’s koninkrijk tot de mensen in hun huizen? Jehovah’s getuigen hebben echter 25.337.026 nabezoeken gebracht bij belangstellende mensen en hebben hen vertroost. Elke maand in het jaar leidden zij wekelijks, in vele talen, 293.341 Bijbelstudiën in de huizen der mensen. Zijn de geestelijken der Christenheid zo verlangend of energiek om hun gemeenteleden de Bijbel te doen begrijpen? Dit onderwijzingswerk heeft onder leiding van de 75 bijkantoren van het Wachttorengenootschap, in 159 landen voortgang gehad, terwijl het nog steeds voortgang heeft.
9 In Gods Woord staat: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt met het doel een getuigenis aan alle natiën te geven” (Matth. 24:14, NW). Dit trachten Jehovah’s getuigen juist te doen. Ten einde het tot stand te brengen, zijn er 1720 afgestudeerden van de Gileadschool naar alle delen der wereld gezonden. Sommigen bevinden zich in de districts- en zonedienst, anderen werken op bijkantoren, en 910 zijn zendelingen, die zich in 71 verschillende landen en in 205 verschillende steden bevinden, terwijl zij in 220 huizen zijn ondergebracht. Van deze huizen uit trekken deze zendelingen naar kleine dorpen en steden en landgebieden, welke door hen worden bewerkt terwijl zij dit goede nieuws van het Koninkrijk prediken. Zij staan hierin niet alleen, want het Genootschap heeft vele plaatselijke bedienaren van het evangelie aangesteld als speciale pioniers. Dezen worden gekozen uit de gelederen van de gewone pioniers en zij worden financieel bijgestaan zodat zij in hun respectieve landen naar geïsoleerde plaatsen kunnen gaan ten einde hetzelfde soort van volle-tijd-bedieningswerk te verrichten. Het totale aantal van deze zendelingen en speciale pioniers, die maandelijks 140 of meer uren aan de prediking van het goede nieuws van huis tot huis trachten te besteden, tezamen met de pioniers, die 100 uren per maand aan de velddienst trachten te besteden, bedroeg 17.265. Het gemiddelde aantal gemeenteverkondigers bedroeg elke maand 508.659, waardoor het grootse totaal wordt bereikt van 525.924 Koninkrijksverkondigers, bedienaren van het evangelie, die elke maand vol vreugde het goede nieuws hebben bekendgemaakt.
10. Door de verspreiding van welke andere publicaties, en in welke hoeveelheden, zijn er gedurende het jaar velen bereikt met kennis en vertroosting?
10 Ongetwijfeld zijn er millioenen personen die dezelfde mening zijn toegedaan als Jehovah’s getuigen maar die nog niet de moed of het geloof of de volledige hoop hebben welke Jehovah’s getuigen bezitten; anders zouden zij te voorschijn zijn gekomen en hun standpunt hebben ingenomen als dienstknechten van Jehovah die zich aan hem hebben opgedragen. Ten einde zulke personen te helpen, ten einde hen tot rijpheid te brengen, zodat zij kunnen beseffen dat Jehovah’s koninkrijk de enige hoop voor de wereld is, vereist wellicht nog vele jaren meer. Zij moeten nog meer kennis van dit koninkrijk tot zich nemen. Daarom brengen Jehovah’s getuigen voortdurend lectuur naar de mensen in hun eigen taal zodat zij kunnen lezen en studeren. In het dienstjaar 1954 werden er totaal 17.687.257 Bijbels, boeken en brochures verspreid in meer dan 100 verschillende talen. Aan personen die de tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt! geregeld in hun eigen taal wilden lezen, werden abonnementen aangeboden. Het aantal nieuwe abonnementen op deze tijdschriften die gedurende het jaar door de verkondigers in het veld werden afgesloten, bedroeg 995.787. Zij hebben ook 29.937.614 losse exemplaren van De Wachttoren en Ontwaakt! in vele talen verspreid, welke tijdschriften ongetwijfeld grote vertroosting aan de lezers hebben gebracht. Het Genootschap moest 43.467.909 tijdschriften De Wachttoren en 29.620.128 tijdschriften Ontwaakt! drukken ten einde aan de vraag van de lezers over de gehele wereld te voldoen. Wat de totale toename in het aantal tijdschriften betreft, gedurende het afgelopen jaar werden er 9.386.246 tijdschriften meer gedrukt.
11. Welk aandeel hebben de gemeentevergaderingen van Jehovah’s getuigen gehad in hun prediking gedurende het afgelopen jaar?
11 Wat een grenzenloze vreugde is het, te zien dat de boodschap van het Koninkrijk op zulk een uitgebreide schaal wordt gepredikt! Toen Jezus op aarde was, vergaderde hij zijn apostelen en sprak tot hen en gaf hun nauwkeurige kennis, en zij waren zijn discipelen of leerlingen. Daarna zond hij hen uit ten einde te prediken tot hen die de waarheid zochten. Op dezelfde wijze vergaderen Jehovah’s getuigen in deze tijd de andere schapen en zij leiden hen op zodat zij toespraken kunnen houden aan de deuren of in de huizen van de mensen of in het openbaar. Zij nodigen deze andere schapen uit, tezamen met hen bijeen te komen in hun gemeenten. Over de gehele wereld zijn er 14.531 gemeenten van Jehovah’s getuigen, en tijdens het Gedachtenisfeest dat in de lente van het afgelopen jaar werd gevierd, waren er 829.836 personen aanwezig. Van dit aantal beleden 17.884 personen tot de gezalfden te behoren, die er vol vertrouwen op hopen medeërfgenamen met Christus Jezus te zijn, terwijl zij in hun hart geloven dat zij, omdat zij door Gods heilige geest zijn verwekt, overeenkomstig de wil van Jehovah hun opstanding tot hemelse heerlijkheid zullen ontvangen. Alle anderen, een flink aantal boven de 800.000, zien vol vreugde vooruit naar leven op de nieuwe aarde, onder de blijvende heerschappij van het koninkrijk des hemels. Jehovah’s getuigen hebben een grote taak om al dezen tot rijpheid te brengen zodat zij allen tezamen bekwame bedienaren van het evangelie kunnen zijn.
12. Wat zijn, financieel gesproken, enkele bijkomende aanwijzingen waaruit blijkt welk een omvang het dienen van personen van goede wil heeft aangenomen?
12 Het Watch Tower Bible and Tract Society ziet met blijdschap dat Jehovah de krachtsinspanningen welke zijn gedaan om het werk over de gehele wereld te organiseren, heeft gezegend en voorspoedig heeft doen zijn. Tezamen met millioenen personen in het veld die zijn gediend, zijn wij eveneens dankbaar voor de ongevraagde bijdragen welke onze broeders en zusters in alle delen der aarde naar het Genootschap hebben gezonden opdat dit getuigenis, dat zich voortdurend uitbreidt, voortgezet kan worden tot de einden der aarde. Ten einde zorg te dragen voor het werk buiten de Verenigde Staten heeft het Genootschap door middel van zijn vijf en zeventig bijkantoren, gedurende het jaar meer dan elf millioen gulden besteed. Ten einde alleen al zendelingen te onderhouden en hen in hun velddienstactiviteit bij te staan, heeft het Genootschap bijna twee millioen gulden besteed. Wat een vreugde schenkt het ons hart wanneer wij zien dat een werk van zulke afmetingen met zulk een klein bedrag aan geldmiddelen verricht kan worden! Natuurlijk heeft elke plaatselijke gemeente eveneens veel geld uitgegeven ten einde haar Koninkrijkszaal te verzorgen en in alle delen van haar gebied plaatselijke openbare vergaderingen te beleggen; en indien wij daarbij zouden optellen wat afzonderlijke verkondigers zelf gedurende het jaar hebben uitgegeven aan vervoer, per auto, bus, trein, vliegtuig en op andere manieren, ten einde de huizen van hun gewillige luisteraars te bereiken, en tevens om zone-, districts- en nationale vergaderingen bij te wonen, alwaar zij worden opgeleid zodat zij betere dienst kunnen verrichten in het belang van de mensen, zou het totaal vele, vele millioenen guldens meer bedragen. Maar dit is hun gave aan Jehovah God, een uitdrukking van hun vreugde, hun dankbaarheid, dat zij datgene wat zij in werkelijkheid van hem hebben ontvangen, kunnen gebruiken om hun naasten te helpen zijn waarheid te leren kennen. Dat is liefde in daden uitgedrukt.
13. Wat is eigenlijk de grondoorzaak waarom Jehovah’s getuigen overal eensgezind en moedig blijven werken?
13 Kunt gij enige andere mensen op aarde vinden die zulk een vreugde en voldoening in het leven hebben als Jehovah’s getuigen hebben in het dienen van de Souvereine Regeerder van het universum? Het valt niet te verwonderen dat het waar is dat niet een van deze getuigen bevreesd zal zijn voor onheilstijdingen. De reden is, dat hun hart onwankelbaar is en dat zij op de levende God vertrouwen. Als kinderen van Zion verheugen zij zich naar hun vermogen, in Jehovah God en zijn op de troon geplaatste en onoverwinlijke Koning, Christus Jezus (Psalm 149). De geestelijken met al hun bedreigingen, hun door het gepeupel gevoerde acties — de regeerders met al hun verbodsbepalingen en beperkingen welke zijn gericht tegen de „vrijheid van spreken,” terwijl zij het gedrukte materiaal dat door Jehovah’s getuigen wordt gebruikt ten einde anderen met Bijbelse waarheden te verlichten, van hen afnemen en vernietigen — niets van dit alles maakt hen bevreesd. Een ieder van hen is zich er van bewust dat ’hij heeft uitgestrooid, aan de nooddruftige heeft gegeven,’ dat ’de goddeloze het zal zien, en hij zal zich vertoornen’ en dat „de wens der goddelozen zal vergaan” (Ps. 112:9, 10). Jehovah’s getuigen gaan over de gehele aarde op moedige wijze voort met hun werk! Daarom blijven zij eensgezind, als één man, Jehovah’s koninkrijk aankondigen, want „hij zal niet bevreesd zijn voor onheilstijdingen; zijn hart is onwankelbaar, vertrouwend op Jehovah.” — Ps. 112:7, AS.