De prijs des levens verwerven door thans actief te trainen
1. Hoe beschouwen Jehovah en Jezus Christus de halfslachtigen, en waarom?
JEHOVAH en Christus Jezus haten halfslachtigen (Ps. 119:113, PC; Hos. 7:8). O ja, zij willen wel de prijs des leven ontvangen en zij gaan wel graag met de getuigen van Jehovah om, maar verder zijn zij lauw. Zij ondervinden graag de van hen uitgaande verkwikking, zij houden van de feestelijke sfeer, maar zij dragen daar niets toe bij. Omdat zij heet noch koud zijn, zal Christus Jezus hen uit zijn mond spuwen (Openb. 3:14-16). Zij zullen de wedloop verliezen.
2-4. Wat moeten wij doen en hebben, en wat is er voor nodig om te winnen?
2 De deelnemers in de oude Korinthische spelen wisten dat zij al hun krachten voor de wedstrijd moesten inspannen. Eén Griekse wedloper uit die tijd liep de vierentwintig stadionlengten geheel uit en kwam als eerste aan. Toen hij met de lauwerkrans werd gekroond, viel hij dood neer. Hij had het doel bereikt en de overwinning behaald! Hoe staat het er echter met ons voor? Is de wedloop voor ons nummer één zodat wij hem geheel zullen uitlopen? Jezus vermaande ons eerst het Koninkrijk en Jehovah’s rechtvaardigheid te zoeken (Matth. 6:33), want dan alleen kunnen wij winnen. Laat niets — familieleden, zaken, genoegens, begeerten noch iets anders — ook maar enige storende invloed op de wedstrijd hebben, want daardoor stelt u uw overwinning in de waagschaal.
3 Neem u onwrikbaar voor de wedstrijd volledig uit te lopen, totdat u de laatste overwinning hebt behaald. Wat voor nut heeft het wanneer een wedloper een sterk lichaam heeft doch een zwakke wil? Hij zal op een onverstandige manier lopen of gelijk een armzalige bokser bij de training in de lucht slaan in plaats van op de boksbal (1 Kor. 9:26). Hij kan er van op aan dat hij zal verliezen, omdat hij geen uithoudingsvermogen heeft. Hij moet in zijn geest vastbesloten zijn te volharden. U moet zich met hart en ziel aan de wedloop geven en uw hart moet sterk zijn, voortdurend onwankelbaar, vertrouwend op Jehovah (Ps. 112:7, AS). Met geheel uw hart moet u zich er voor inspannen de wedstrijd tot het einde toe vol te houden. Ja, neem u vast voor alle hindernissen te overwinnen, want dan hebt u de wedloop reeds half gewonnen. Als wedloper moet u kunnen bepalen in welk tempo u moet lopen. Is de baan kort of lang? Moet het laatste gedeelte op een draf of snel worden gelopen? Een kampioenbokser of -worstelaar kan geen bruut zijn die zijn gezonde verstand niet gebruikt. Ook ons baat het niet wanneer wij alleen maar sterke benen hebben maar een zwakke geest. Wij kunnen niet slechts van deur tot deur gaan, maar wij dienen een sterke geest te bezitten en in onze toespraakjes dienen wij met de bijbel het doel te treffen. Loop op verstandige manier! Gebruik uw bijbelkennis en uw verstand om in de wedloop de overwinning te behalen. Bouw u zelf op en rust u toe met een kennis van Gods Woord. „Gij hebt van de volharding van Job gehoord en hebt gezien hoe Jehovah het heeft laten aflopen.” — Jak. 5:11, NW.
4 Jezus zeide dat ’hij die tot het einde heeft volhard, gered zal worden’ (Matth. 10:22, NW). Zult u voortdurend volharden? U zult verliezen wanneer u het niet doet. Maak Paulus’ woorden tot de uwe: „Want ik ben er van overtuigd dat noch dood noch leven noch engelen noch regeringen noch tegenwoordige noch toekomende dingen noch machten noch hoogte noch diepte noch enige andere schepping ons zal kunnen scheiden van Gods liefde, die in Christus Jezus, onze Heer, is.” — Rom. 8:38, 39, NW.
5. (a) Waarom zal niet een in het wilde weg en bij vlagen gedane training ons tot winnaars maken? (b) Waardoor behaalde Hizkia de overwinning?
5 Wanneer u zo maar in het wilde weg traint, zult u de wedloop verliezen. Verkondig niet bij vlagen, want dan krijgt u een onzekere loop over u. Paulus handelde ook niet zo. Door een geregelde training wordt u bekwaam. U kunt niet met horten en stoten aan de wedloop deelnemen, want men behaalt de overwinning niet door het ene ogenblik met alle energie iets aan te pakken en het volgende ogenblik zijn gemak er van te nemen. Denkt u dat u uw achterstand kunt inhalen door plotseling een tijdje al uw krachten in te spannen en dat u er daarna weer tussenuit kunt gaan zodat niemand u wekenlang ziet? Dit gaat echt niet. ’Niet de snelsten winnen den wedloop, noch de sterksten den strijd’ (Pred. 9:11, NBG). Sanherib, de Assyriër, beschikte over superieure strijdkrachten en was sterker, maar toch behaalde de omsingelde, maar op Jehovah vertrouwende koning Hizkia, de overwinning. Herinnert u zich de aloude fabel over de haas en de schildpad? De haas rende weliswaar zover weg dat hij bijna niet meer te zien was, maar toch won de schildpad de wedloop. Maar nu eens iets anders! U weet dat Jehovah’s betrouwbare Woord beter is dan welke door mensen verzonnen fabel ook. Waarom behaalde Hizkia de overwinning? Omdat hij zo snel, zo sterk was? Omdat hij zich in gebed aan Jehovah onderwierp, en vervolgens het antwoord aanvaardde dat Jehovah hem gaf. Bij monde van zijn profeet Jesaja zeide Jehovah tot Hizkia: „Ik zal deze stad beschutten om haar te verlossen om Mijnentwil en ter wille van mijn knecht David” (Jes. 37:35, NBG). Die nacht sloeg Jehovah’s engel de vijand — honderd vijfentachtig duizend Assyriërs (2 Kon. 19). Ook in onze strijd wordt de vijand niet slechts met één slag buiten gevecht gesteld, wij moeten vele rake slagen blijven toebrengen. Daarom kunnen wij ook niet slechts één stel schriftuurplaatsen of één toespraakje in het getuigeniswerk gebruiken. Willen ze gevarieerd zijn, dan moeten wij vele afwisselende toespraakjes hebben, en ze zowel in de aanval als bij de verdediging van het goede nieuws op juiste wijze blijven gebruiken.
6. Wie mogen wij niet vrezen? waarom? en wie moeten wij vrezen?
6 Voor iemand die in de ring treedt of aan een toetswedstrijd deelneemt, geldt: onbevreesd zijn. Wij moeten dus onbevreesd zijn bij het getuigenisgeven, volledig vertrouwend op onze geestelijke sterkte en er op vertrouwend dat wij het waarheidswoord juist hanteren. Behalve dat Paulus herhaaldelijk zinspeelt op een wedstrijd, maakt hij ook herhaaldelijk melding van het lopen in een wedren (1 Kor. 9:26; 1 Tim. 6:12; 2 Tim. 4:7). Bedenk wel, wanneer u predikt, zult u tegenstand ondervinden! Zult u hierdoor bevreesd worden en ophouden? In dat geval zal men u ongeschikt achten en u zult niet meer aan de strijd mogen deelnemen. Jehovah zegt: „Wat de lafhartigen aangaat en zij die geen geloof hebben en . . . alle leugenaars, hun deel zal zijn in de poel die brandt met vuur en zwavel . . . de tweede dood” (Openb. 21:8, NW). De vrees voor mensen zal een strik voor u zijn waardoor u de prijs des levens zult verliezen (Spr. 29:25). ’De vreze van Jehovah is het beginsel der wijsheid.’ — Ps. 111:10.
7. Welke les leren wij er uit dat wedstrijden door het gehele team worden gewonnen of verloren?
7 De in de oudheid gehouden wedstrijden werden door een team gewonnen of verloren, niet slechts door één deelnemer. Een team werd door speer en discuswerpers, worstelaars, springers, boksers en wedlopers gevormd. De theocratische organisatie is een groot team. Elk van ons is er een klein onderdeeltje van, en wij kunnen het niet buiten elkaar stellen. „Want het lichaam nu is niet één lid, maar vele” (1 Kor. 12:14-26, NW). Laten wij slechts eens denken aan de door het team verrichte prestaties. Wanneer er een wedloop wordt gewonnen of een overwinning behaald, heeft het team en niet de enkeling dit tot stand gebracht. Laat dus de leider van het team, Christus Jezus, de eer en lof toekomen. Wij dienen allen om elkaar te denken. Dan hebben wij in de ware zin des woords teamwork. Een grote, uit vele delen samengestelde machine moet gesmeerd worden, wil ze zonder wrijving kunnen werken. Jehovah’s geest en de daaruit voortvloeiende eenheid zijn voor onze organisatie wat olie is voor een machine.
8. Waarom is verkeerd gezelschap zo bijzonder gevaarlijk?
8 Een andere wedstrijdregel verbiedt slechte omgang. Vrienden uit de oude wereld zoeken enkele broeders en zusters steeds weer op en enkele broeders en zusters zoeken dwaas genoeg telkens weer vrienden uit de oude wereld op. Paulus gaf de vermaning: „Wordt niet misleid. Slechte omgang verderft nuttige gewoonten” (1 Kor. 15:33, NW). Er zijn personen in de organisatie die er zelfs nog gewoonten uit de oude wereld op na houden. Dit zuurdeeg doortrekt uw gehele leven, en indien u de omgang met slechte lieden niet breekt, zult u de wedloop verliezen (1 Kor. 5:9, 10; 6:9, 10). Wij onderbreken onze training en daardoor verslappen onze geestelijke spieren. Het doet er niet toe of de persoon met wie wij omgaan, een ’leuke vent’ is; het kan goed gezelschap zijn, maar is hij theocratisch gezelschap? Indien niet, mijd hem dan. Trek slechts op met de andere wedlopers. Houd een oude spreuk in gedachten: „Soort zoekt soort.” Wellicht herinnert u zich het oude verhaal van de zwaan van een boer, welke zich altijd onder de kraanvogels bevond. De kraanvogels verwoestten de oogst van de boer en daarom besloot hij ze dood te schieten. Hij doodde de kraanvogels, zijn prachtige zwaan, zijn lievelingsvogel evenwel met hen. Wordt niet evenals deze prachtige maar ongelukkige zwaan op een zelfde wijze te Armageddon overvallen.
9. Wat moeten wij oefenen ten einde te vermijden dat wij afgekeurd worden?
9 Paulus schreef dat een ’ieder die aan een wedstrijd deelneemt, in alles zelfbeheersing oefent. . . . Daarom kastijd ik mijn lichaam en leid het als een slaaf, opdat ik niet, nadat ik tot anderen heb gepredikt, zelf op een of andere wijze verwerpelijk worde’ (1 Kor. 9:24-27, NW). Zij die in de oudheid aan een wedstrijd deelnamen, moesten beheersing aan de dag leggen in hun gedrag, hun leven, eetgewoonten, omgang, drinken en genoegens. Zij vermeden alles wat aan hun training afbreuk zou doen of die zou opheffen. Evenzo moeten wij ons als theocratische strijders beheersen om de zege te kunnen smaken.
10, 11. Wat is de grootste regel? de laatste regel? en hoe staan deze met elkaar in verband?
10 Laten wij deze bespreking van de regels en hun uitwerking besluiten met de grootste aller regels, liefde. Paulus zeide dat wij indien wij geen liefde hadden, 1. gelijk een ’klinkend stuk koper of een rinkelende cimbaal’ zouden zijn; 2. niets zouden zijn, en 3. het ’ons in het geheel niet tot nut zou zijn’ (1 Kor. 13:1-3, NW). Jezus legde deze regel vast toen hij zeide: „Gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw geest en met geheel uw sterkte. . . . ’Gij moet uw naaste liefhebben als u zelf.’ Er is geen gebod groter dan deze.” — Mark. 12:30, 31, NW.
11 Besef dat er geen tijd te verspillen is (Ef. 5:16; Openb. 10:6, NW). Leer de regels goed, weet hoe u ze kunt toepassen, breng dit in de praktijk, volg de regels op en u zult de overwinning behalen en een noodlottig einde vermijden. De laatste, door Jezus bekendgemaakte regel is, dat wij ons aan alle regels van de wedloop of wedstrijd dienen te houden. „Indien gij mij liefhebt, zult gij mijn geboden nakomen” (Joh. 14:15, NW). Er moet aan alle regels worden voldaan, niet een kan er ongestraft worden geschonden.
UITMUNTENDE, OVERWINNENDE STRIJDERS
12-14. Hoe bewees Jezus een uitmuntende overwinnaar te zijn, en welke beloning verwierf hij?
12 Wij kunnen deze bespreking van hen die aan de theocratische wedstrijd deelnemen, niet als afgedaan beschouwen zonder enkele van Jehovah’s uitmuntende, onbevreesde en tot het einde toe volhardende strijders voor het geloof onder de loep te nemen.
13 De grootste in Jehovah’s team is onze Leider, Jezus Christus. Daar hij ons voorbeeld is, zullen wij hem het eerst eens beschouwen (1 Petr. 2:21). De eerste grote hindernis op zijn wedloopweg was de gelegenheid alle koninkrijken dezer wereld te verwerven. Jezus bleef echter standvastig in de wedloop lopen doordat hij de Duivel antwoordde: „Ga weg, Satan! Want er staat geschreven: ’Jehovah, uw God, moet gij aanbidden, en voor hem alleen moet gij heilige dienst verrichten’” (Matth. 4:10, NW). Nog een horde welke Satan op Jezus’ wedloopbaan plaatste, was Petrus en zijn menselijke, God niet in aanmerking nemende denkwijze. Petrus nam Jezus terzijde en maakte er hevig bezwaar tegen dat Jezus ook maar enig letsel zou overkomen. Petrus zeide: „Wees u zelf ter wille, Meester.” Bracht dit Jezus er toe minder te doen? Hij antwoordde: „Ga achter mij, Satan! Gij zijt een struikelblok voor mij” (Matth. 16:22, 23, NW). Ook voor Pilatus streed Jezus voor het geloof door tot hem te zeggen: „Hiertoe ben ik geboren en hiertoe ben ik in de wereld gekomen, dat ik van de waarheid getuigenis zou afleggen.” — Joh. 18:37, NW.
14 Kort daarna, tegen het einde van zijn wedloop, liep Jezus geheel alleen, al zijn metgezellen hadden hem verlaten, doch hij bleef tot het allerlaatste toe getrouw. Hij liep de wedloop met hart en ziel, zelfs zijn leven had hij er voor veil. Hij werd van zijn kleren ontdaan, aan de martelpaal genageld en men zette hem een doornenkroon op zijn hoofd. In aller ogen scheen het alsof Jehovah hem volledig had verlaten en Satan en zijn aardse handlangers scheen het alsof hij als een misdadiger stierf. Kort daarna keerde Jehovah de rollen echter vlak voor Satans ogen om. Binnen drie dagen beloonde Jehovah Jezus met een opstanding tot eeuwig leven, en enkele weken later steeg Jezus naar de rechterhand van zijn God en Vader op. — Ps. 110:1; Joh. 20:17, NW.
15. Welk voorbeeld stelden Stefanus en Paulus als overwinnaars?
15 Jezus Christus’ eerste volgeling van wie bekend is dat hij na Jezus getrouw tot het einde toe zijn loopbaan heeft gelopen, was Stefanus. Hij voltooide zijn wedstrijd in de klauwen van zijn vijanden. Zelfs toen zij hem doodstenigden, predikte hij nog. Hij liep hard en verkreeg de zegekrans welke hem niet door de dood werd ontnomen. Ook Paulus was een winnaar, die de vele op zijn loopbaan geplaatste hindernissen overwon. Lees het door hem opgestelde bericht eens in Twee Korinthe elf, de verzen 23 tot 27 (NW). Volgens zijn woorden was hij „in gevangenissen overvloediger, in striemen overmatig veel, dikwijls aan de rand van de dood. Van de joden heb ik vijfmaal veertig slagen min één ontvangen, driemaal werd ik met roeden geslagen, eenmaal werd ik gestenigd, driemaal heb ik schipbreuk geleden, een nacht en een dag heb ik doorgebracht op zee; dikwijls op reis, in gevaren van rivieren, in gevaren van struikrovers, in gevaren van mijn eigen geslacht, in gevaren van de natiën, in gevaren in de stad, in gevaren in de woestijn, in gevaren op zee, in gevaren onder valse broeders in arbeid en zwoegen, dikwijls in slapeloze nachten, in honger en dorst, vele malen in onthouding van voedsel, in koude en naaktheid.” Later voegde Paulus er aan toe: „Ik heb de loopbaan tot het einde toe gelopen, ik heb overeenkomstig het geloof geleefd.” — 2 Tim. 4:7, NW.
16, 17. Hoe gaven de drie Hebreeën en Simson er blijk van dat zij zich in het winnende „team” bevonden? en waar liep het voor elk op uit?
16 Reeds eerder hadden Sadrach, Mesach en Abednego een uitmuntend voorbeeld gegeven wat betreft het stellen van geloof in Jehovah. Er werd deze drie getrouwe Hebreeërs bevolen zich voor het in de vlakte van Dura opgerichte gouden beeld te buigen en dat te aanbidden. Zouden zij het weigeren op straffe dat zij in de vurige oven geworpen zouden worden? Daar zij met de wedloop waren begonnen, bleven zij op de loopbaan en herinnerden de koning er kalm aan: „Nebukadnezar, het is nutteloos hierover met u in woordenwisseling te treden. De God dien wij dienen heeft de macht ons uit de brandende oven te redden; ook uit uw macht, koning, kan Hij ons bevrijden. Ook al doet Hij het niet, weet dan koning, dat wij desondanks uw goden toch niet vereren, en ons niet neerwerpen voor het gouden beeld, dat gij hebt opgericht.” Door hun stoutmoedige uitdaging raakte de koning buiten zich zelf van woede. Hij beval dat de oven zeven maal heter dan gewoonlijk gestookt zou worden en dat de drie mannen er in geworpen zouden worden. Zij deinsden niet terug, zij weigerden zich te buigen en bleven in de wedstrijd wedijveren. Zij werden in het bijzonder heet gemaakte, loeiende vuur geworpen. Jehovah beloonde hen door hen ongeschroeid uit de vlammen te voorschijn te laten komen en door hun geloof en uithoudingsvermogen zegevierden zij. — Dan. 3:1-27, KB.
17 Laten wij Simson niet vergeten. Terwijl hij door zijn vijanden werd gevangen gehouden totdat zijn haar wederom lang geworden zou zijn, bewoog hij de molen in het gevangenhuis voort. Hij dacht er aan hoeveel smaad zijn God Jehovah en hem zelf was aangedaan toen hij werd gegeseld door het hoongelach en de spot en werd geslagen door de zweep van zijn Filistijnse vijanden, die hem de ogen hadden uitgestoken. Zijn gevoelens werkten zich zo hoog op dat hij op het punt stond met alle vastberadenheid die hij kon opbrengen, Jehovah’s naam te rechtvaardigen. Hij wist dat hij zijn leven in zijn laatste wedstrijd in de waagschaal stelde. Ten einde Jehovah’s naam te rechtvaardigen legde Simson zich er met hart en ziel op toe deze laatste strijd in de tempel van de Filistijnse feestvierders van Dagon te strijden. Hij wist dat de wedstrijd zijn leven zou kosten. Toch zeide hij: „’Heer Jehovah, gedenk mij, alstublieft, en sterk mij, alstublieft, slechts deze ene maal: O, God, en dat ik mij wreke aan de Filistijnen met wraak voor een van mijn twee ogen.’ Daarop steunde Simson tegen de twee middenpilaren waarop het huis stevig was gegrondvest, en hij kon ze vastpakken, de een met zijn rechter- en de ander met zijn linkerhand. En Simson zeide vervolgens: ’Mijn ziel sterve met de Filistijnen.’ Toen boog hij zich met kracht en het huis viel op de As-heren en op al het daarin vertoevende volk zodat hij bij zijn dood meer doden heeft veroorzaakt dan gedurende zijn leven.” — Richt. 16:28-30, NW.
18. In welke speciale wedstrijd bleek David een machtige strijder te zijn?
18 David was nog een machtige strijder. Zelfs toen hij jong was, was hij de personificatie van onbevreesdheid. Zij konden hem niet zo bang maken dat hij niet meer aan de wedstrijd zou deelnemen, want hij was dapper in Jehovah. Toen Goliath de Almachtige God en zijn volk had uitgedaagd, vloeide de jonge David over van rechtvaardige verontwaardiging over deze smadelijke belediging van zijn God, Jehovah. Boos vroeg hij: „Wie toch is deze onbesneden Filistijn, dat hij de slagorden van den levenden God tart? . . . David echter zeide tot Saul: Uw knecht was gewoon voor zijn vader de schapen te hoeden. Kwam er een leeuw of een beer, die een schaap uit de kudde wegroofde, dan liep ik hem na, sloeg hem en redde het uit zijn muil. Als hij zich dan tegen mij keerde, greep ik hem bij zijn baard en sloeg hem dood. Zowel leeuw als beer heeft uw knecht verslagen. En dezen onbesneden Filistijn zal het vergaan als één van dezen, omdat hij slagorden van den levende God getart heeft.” Onbevreesd bond David de strijd aan. Hoewel hij nog slechts een knaap was, trad hij de bullebak, de reus Goliath, dapper tegemoet. David riep die Filistijn toe: ’Gij treedt mij tegemoet met zwaard en speer en werpspies, maar ik treed u tegemoet in den naam van Jehovah der heerscharen, den God der slagorden van Israël, dien gij getart hebt.’ Zie eens aan, welk een tegenstelling: een zwaar bepantserde reus, een prima krijgsman, die me daar tegemoet wordt getreden door een met slinger en stenen toegeruste en in herderskleren getooide knaap! Maar verliet David het strijdveld? Vreesde hij het leven er bij te zullen inschieten? Liep hij weg van de strijd? Zonder bevende stem riep hij uit: ’Dezen dag zal Jehovah u in mijn macht overleveren en ik zal u verslaan en u het hoofd afhouwen; . . . opdat de gehele aarde wete, dat Israël een God heeft’ (1 Sam. 17:26, 34-36, 45, 46, NBG). Met zijn slinger in de hand mikte David de steen onfeilbaar op het voorhoofd van de reus! Hij trof doel! Jehovah gaf David de overwinning. De reus viel dood neer. Wegens zijn onbevreesdheid en liefde voor Jehovah wordt David vermeld als een van degenen die Jehovah’s goedkeuring hebben ontvangen (Hebr. 11:32-34). De prijs der overwinning is stellig voor hem weggelegd.
19. Waarom vermeldde Paulus enige van deze overwinnaars in Hebreeën 11?
19 Enige van deze zegevierende strijders voor het geloof vermeldde Paulus onder de in de oudheid levende getuigen van Jehovah ten einde ons in deze tijd aan te moedigen om evenals zij te blijven hardlopen en de overwinning te behalen. In ons belang schreef Paulus: „Daarom dus, omdat wij zulk een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, laten wij ook iedere last en de zonde die ons gemakkelijk verstrikt, afleggen, en laten wij met volharding de wedloop lopen die ons voor ogen is gesteld, terwijl wij oplettend zien naar de leider en volmaker van ons geloof, Jezus.” — Hebr. 12:1, 2, NW.
20-22. Welke handelwijze leidt tot de dood, en welke handelwijze tot het winnen van de prijs van leven in Gods nieuwe wereld?
20 De vraag is nu: Zult u een der actieve, overwinnende, hard lopende christenen zijn die de prijs des levens behaalt? Of zult u een van de inactieve verbondsverbrekers of luiaards zijn, die worden voortgedreven naar hun ondergang, de eeuwige dood? (Rom. 1:28-32). Wees geen inactieve luiaard, die zelfs te lui is om zich zelf te voeden en die daarom sterft (Spr. 19:24; 14:14, RS). Bedenk dat u, wanneer u niet actief voor Jehovah werkzaam bent, tegen hem bent en hetzelfde lot moet ondergaan als zijn vijanden (Matth. 12:30). Bent u van de wedrenbaan afgedwaald en in de modderpoel van inactiviteit terechtgekomen? Verman u zelf en keer onmiddellijk om! De meest sensationele en laatste van alle wedstrijden, Armageddon, ligt vlak voor de boeg. Laten wij allen door onze activiteit op zegevierende wijze ’onvermoeid strijden voor het geloof.’ — Judas 3, NW.
21 Mogen wij allen bij het zien van het zegevierende, in de hemelen opgerichte koninkrijk, onder Jehovah’s onderzoekende blik het vaste besluit nemen inactiviteit te laten varen en aan de dood te ontsnappen. Laten wij in plaats daarvan door activiteit de prijs der zegepraal winnen, LEVEN in de nieuwe wereld onder Jehovah’s koninkrijk.
22 Jehovah, onze God, zegene u wanneer u ’voor de overwinning wedijvert in de juiste wedstrijd des geloofs.’ — 1 Tim. 6:12, NW.