Overeenkomstig Gods wil lijden
IS HET Gods wil dat de mensen lijden? Schenkt het de liefderijke Schepper geluk wanneer zijn schepselen verdrukkingen en beproevingen te verduren hebben? Kan er door zulke bittere ervaringen enig goed voornemen worden gediend? Vertelde Jobs valse trooster de volle waarheid toen hij uitriep: „Uit louter stof komt het schadelijke niet voort, en louter uit de grond spruit geen ellende op. Want de mens is voor ellende geboren, de vonken alleen al vliegen omhoog”? — Job 5:6, 7.
Toen men Petrus en zijn medepredikers geselde en verbood in de naam van Jezus te spreken, ’gingen zij weg, verheugd dat zij waardig waren gerekend ter wille van zijn naam onteerd te worden’ (Hand. 5:41). Hun meeste tijdgenoten vonden ongetwijfeld dat zij dwaas hadden gehandeld, zichzelf in moeilijkheden hadden gebracht en nu moesten boeten voor hun dwaasheid. Niemand zou het hun moeilijk maken wanneer zij hun religie maar voor zich hielden. Daar zij dit echter niet deden, moesten zij lijden ondergaan, maar tegen alle verwachtingen in gaf hun dit grote vreugde.
Die apostelen waren geen fanatiekelingen die door onberedeneerde, onbeheerste emoties ongevoelig werden voor een wrede behandeling en moeilijkheden. Dit blijkt uit hun verstandige argumenten en sympathieke bezorgdheid voor al hun medechristenen. Evenals hun Leider waren zij nooit op moeilijkheden uit en ook trachtten zij geen martelaarskroon te verwerven, maar wanneer zij ten gevolge van de getrouwe vervulling van hun bediening vurige beproevingen te verduren hadden, stonden zij pal en verheugden zich. Hoe was dit mogelijk?
Die vroege christelijke predikers wisten heel goed dat God in Eden had verklaard dat er een aanhoudende oorlog zou woeden tussen de nakomelingen (het zaad) van de goddeloze en de nakomelingen van de rechtvaardige (Gen. 3:15). Dit zou een lange sleep van lijden, verdriet en dood met zich brengen. Voor hen die partij kozen voor de zaak der goddeloosheid zou dit leiden tot onzekerheid, bevreesdheid, bitterheid en hopeloosheid, maar voor hen die rechtvaardigheid liefhadden en ondersteunden tot vertrouwen, moed, sterkte en een krachtige hoop met vrede (Spr. 6:22, 23; Gal. 5:22). De geschiedenis blijft deze op lange termijn gedane oorlogsverklaring vervullen. Het is Gods wil dat de schepselen die pal zouden staan wat hun getrouwheid jegens hem betreft, de haat en oppositie van zijn vijanden zouden verduren en aldus onder beproeving hun rechtschapenheid zouden bewijzen. Wij kunnen de liefderijke Vader in de hemel gelukkig maken door getrouw het door de Duivel geïnspireerde lijden te verdragen, want hij heeft zelf de volgende kostbare raad gegeven aan hen die zijn goedkeuring willen verwerven: „Wees wijs, mijn zoon, en verheug mijn hart, opdat ik een antwoord kan verschaffen aan wie mij beschimpt” (Spr. 27:11). Welk beter antwoord zouden wij de grote spotter, Satan, kunnen geven dan standvastig al zijn duivelse druk te verduren, en aldus te bewijzen dat hij een aartsleugenaar is terwijl wij onze liefde voor de Opperste Soeverein en ons vertrouwen in Hem tentoon spreiden!
LEER DE REDEN VOOR HET LIJDEN KENNEN
Het is dus zeer belangrijk om de reden en de bron van ons lijden vast te stellen ten einde te weten te komen of wij al dan niet overeenkomstig, de wil Gods lijden. Maakt het lijden ons niet gelukkig dan is er stellig iets mis en het kan een aanduiding zijn dat wij niet in de juiste zaak volharden (Matth. 5:11, 12). Dit wil niet zeggen dat de gelukkige lijder altijd met een grijns op zijn gezicht zal rondlopen of altijd opgeruimd moet zijn, maar wel dat hij een diep gevoel van voldoening zal hebben voortspruitend uit een onbezwaard geweten tegenover God (1 Petr. 3:21). Hij moet de overtuiging bezitten dat hij verdrukkingen ondergaat omdat hij Jehovah’s zijde van de universele strijdvraag volledig ondersteunt. Hebt u deze voldoening en overtuiging?
Talrijke zich christenen noemende mensen die hun gehele leven lijden en beproevingen ondergaan, zijn hardnekkig de overtuiging toegedaan dat dit onverdiend is. Sommigen hebben het altijd zo druk met anderen te hervormen en hun uitstekende raad te geven dat zij nooit tijd hebben om hun eigen ten hemel schreiende dwaasheden te overdenken en te corrigeren. Hoe ontzet zijn ze wanneer hun onverbloemd wordt verteld dat zij bemoeials zijn omdat ze zich met andermans zaken inlaten! Anderen zoeken zelf hun problemen uit inzake huiselijke en huwelijksaangelegenheden of die welke met de zorg voor hun gezondheid te maken hebben en gaan hierbij volgens hun eigen inzicht te werk, zonder er ook maar een ogenblik aan te denken wat Gods Woord hun als leidraad te zeggen heeft. Toch zullen zij terzelfder tijd beweren dat zij Gods wil doen. Wanneer zij ten gevolge van hun dwaze handelwijze lijden ondergaan, klagen en jammeren zij luidkeels en zijn ten zeerste beledigd wanneer zij er op gewezen worden dat dit zelfde Woord Gods hen als kwaaddoeners brandmerkt.
Sommigen haten hun medemensen en scharen zich achter politieke bewegingen die er zich niet bezwaard door gevoelen anderen nadeel te berokkenen en soms zelfs hen die hun zelfzuchtige plannen in de weg staan, uit de weg ruimen. God noemt hen moordenaars (1 Joh. 3:15). Weer andere zogenaamde christenen trachten hun evenmensen over te halen om op politiek, commercieel of persoonlijk gebied het een of andere zelfzuchtige voornemen te bevorderen. Ook zijn er velen die voortdurend in gebreke blijven Jehovah God de hem toekomende eer, dienst en aanbidding te schenken. De Almachtige beschouwt al zulke mensen als bedriegers en dieven. — 2 Sam. 15:6; Mal. 3:8, 9.
Al deze mensen zijn ongelukkig, geërgerd en verbitterd bij tegenspoed. Zij hebben geen aandacht geschonken aan de waarschuwing van de apostel Petrus: „Niemand van u lijde echter als een moordenaar of dief of kwaaddoener of als iemand die zich met andermans zaken bemoeit” (1 Petr. 4:15). Ofschoon zij Jehovah’s wetten beschimpen en zijn Koninkrijksboodschap in de wind slaan, beweren zij toch dat zij ter wille van de rechtvaardigheid lijden. Door hun dwaze handelwijze en klagende geestesgesteldheid maken zij in werkelijkheid aanmerkingen op de volmaakte en liefderijke Soeverein van het universum. — Rom. 9:20.
TER WILLE VAN DE RECHTVAARDIGHEID LIJDEN
Hoe geheel anders reageren ware christenen op al dit lijden. Zij verdragen alles geduldig terwijl zij Gods wil doen en zijn voornemen dienen. Zij weten waarom er een beroep op hen wordt gedaan om te lijden en houden steeds het oog gericht op de Leider en Volmaker van hun geloof, Jezus, die „in de dagen van zijn vlees” veel heeft geleden en alhoewel hij volmaakt was „gehoorzaamheid geleerd heeft uit hetgeen hij heeft geleden” (Hebr. 5:7, 8). Zelfs hij ging met zijn moeilijkheden, smekingen en tranen tot de God aller vertroosting, zijn hemelse Vader. Wat een groots voorbeeld voor ons! Eén voortdurende bron van kracht waardoor wij kunnen volharden, is dus steeds in nauw contact met onze Vader en God te blijven. Bedenk dat van Mozes werd gezegd dat hij ’standvastig bleef als zag hij de onzichtbare.’ — Hebr. 11:27.
Vergeet vooral niet dat wij door ons lijden ter wille van de rechtvaardigheid een prachtig streng onderricht toegediend krijgen. Paulus putte ongetwijfeld uit zijn studie van de oude heilige geschriften toen hij ten bate van ons schreef: „Geen enkel streng onderricht schijnt weliswaar op het ogenblik zelf vreugdevol te zijn, maar bedroevend; toch werpt het daarna voor hen die er door zijn geoefend, een vreedzame vrucht af, namelijk, rechtvaardigheid” (Hebr. 12:11; Spr. 3:11, 12). Alleen wanneer wij oprecht gelukkig blijven bij wat wij ook in onze bediening ondervinden en getrouw, zonder klagen voortgaan met dienen, kunnen wij er ons voordeel mee doen. Wat ook de onmiddellijke oorzaak van ons lijden moge zijn — onze eigen geestesgesteldheid, oppositie thuis, het voortdurende tegengestelde gepraat van zondaren, haat van de wereld — indien wij werkelijk in overeenstemming met de wil Gods lijden, dienen wij de juiste geestesgesteldheid te bewaren (Gal. 5:22). Stellig modelleert zijn machtige hand ons en bereidt ons voor op nog grotere en gelukkiger dienstvoorrechten in de nieuwe wereld. Hoe passend is derhalve Petrus’ aanmoediging ons te blijven verheugen „daar gij deel hebt aan het lijden van de Christus, opdat gij u ook bij de openbaring van zijn heerlijkheid moogt verheugen en zeer verheugd moogt zijn.” — 1 Petr. 4:13.
Die machtsopenbaring, waarbij hij wraak aan zijn vijanden zal voltrekken, is thans ophanden. Hen die zijn Vader beschimpen verdraagt hij niet langer. In het vlees heeft hij de spot en schande bereidwillig aanvaard, maar nu worden de rollen omgekeerd en al Gods vijanden zullen een smadelijke en algehele nederlaag lijden. De heerlijkheid van die overwinning, schijnt de moedige strijders van de Koning der nieuwe wereld reeds te omhullen wanneer zij nu ’hun aandeel op zich nemen in het lijden van kwaad.’ — 2 Tim. 2:3.
Laten Jehovah’s dienstknechten pal staan nu de laatste aanval van Gog en zijn strijdmachten naderbijkomt en daarom de tijd voor het grootste lijden. Put vertroosting uit de belofte die ons is gegeven: „God is . . . getrouw en hij zal niet toelaten dat gij wordt verzocht boven hetgeen gij kunt verdragen, maar met de verzoeking zal hij ook voor de uitweg zorgen opdat gij de verzoeking kunt verduren.” — 1 Kor. 10:13.