Mensen van goede wil onderwijzen
„Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, . . . en onderwijst hun al wat ik u heb geboden na te komen.” — Matth. 28:19, 20.
1. (a) Wat is het grootste verzuim van de opvoedingsstelsels der oude wereld? (b) Welke stappen doen mensen van goede wil om aan vernietiging met de oude wereld te ontkomen?
DEZE wereld zal in de strijd van Armageddon ten ondergaan vanwege haar onjuiste opvoeding. Niet een verzuim van haar scholen om voldoende geleerden en ingenieurs af te leveren bedreigt haar eeuwige veiligheid, maar haar verzuim de mensen God te leren vrezen zal haar val betekenen. Voor de hedendaagse christenheid gelden de woorden in Hosea 4:6 evenzeer als voor het Israël uit de oudheid: „Mijn volk gaat te gronde door het gebrek aan kennis. . . . daar gij de wet van uw God vergeten hebt, zal ook Ik uw zonen vergeten” (NBG). Honderdduizenden mensen van goede wil tonen echter dat zij graag door een hogere bron opgevoed willen worden doordat zij zich tot Jehovah’s Nieuwe-Wereldmaatschappij wenden. Zij zeggen: „Wij willen met u gaan, want wij hebben gehoord, dat God met u is.” Zij willen onderwezen worden in ’hetgeen Jezus geboden heeft’. De doeltreffendste onderwijsmethode is die waarvan Jezus en zijn apostelen zich bedienden. — Zach. 8:23, NBG.
JEZUS’ LEER
2. Noem enkele opmerkelijke dingen die Jezus heeft geleerd.
2 Wat leerde Jezus in het kort genomen dan precies? In de eerste plaats was hij gekomen om getuigenis af te leggen omtrent de waarheid over zijn Vader Jehovah, om hem te verheerlijken en zijn naam bekend te maken (Joh. 17:4, 26; 18:37). Hij legde er zeer de nadruk op dat de mensen om het koninkrijk Gods moesten bidden en daarop moesten vertrouwen. Hij leerde zijn discipelen dat zij dit koninkrijk eerst moesten zoeken (Matth. 6:10, 33). Zij hoorden van Gods voorziening voor redding en begonnen te beseffen dat liefde en nederigheid onontbeerlijk waren. Hij leerde hen hun geloof door werken des geloofs te tonen en leraars van de waarheid te worden; zij moesten in de Heilige Schrift geloven en anderen helpen dit geloof te verkrijgen.
3. Wat zal het resultaat zijn als we Jezus’ onderwijsmethode navolgen?
3 Bij een bestudering van Jezus’ onderwijsmethode blijkt tot onze vreugde, dat onze eigen bekwaamheid om anderen te onderrichten groter wordt en onze prediking meer vruchten afwerpt. Wij moeten niet verwachten dat allen zullen luisteren, want hij werd evenmin door allen aangehoord. De schapen herkennen zijn stem echter en volgen hem omdat hij de Juiste Herder is. Als wij de mensen hetzelfde onderwijzen als Jezus en ook op dezelfde manier, zullen de schapen ook door ons de stem van de Juiste Herder kunnen herkennen, zich ijverig omkeren en niet ons, maar hem volgen. — Joh. 10:16.
4, 5. (a) Wat is het verschil tussen prediken en onderwijzen? (b) Wat heeft Jezus zijn discipelen over de Vader geleerd?
4 Iemand iets vertellen, dus tot hem prediken, en iemand onderwijzen, dus hem helpen tot begrip en geloof te komen, zijn twee. Jezus onderwees zijn discipelen geduldig over de Vader, want hij wist dat wanneer zij Hem kenden, dit voor hen leven zou betekenen. „De vreze Jehovah’s is het begin van wijsheid, en de kennis van de Allerheiligste is inzicht” (Spr. 9:10). Wanneer zij Jehovah leerden kennen en hem op juiste wijze vreesden, zouden zij wijsheid aan de dag leggen en weten wat zij met het geleerde moesten doen, want wijsheid is het vermogen kennis te gebruiken.
5 Jezus vertelde hun niet alleen tot de Vader te bidden maar hij liet hun zien hoe zij dit moesten doen (Matth. 6:5-15). Hij leerde hen op God vertrouwen en de leven-onderhoudende zaken aanvaarden als voorzieningen van hun hemelse Vader (Matth. 6:25-34). Hij bouwde hun geloof in de Schrift als zijnde Gods Woord op door er aanhalingen uit te doen en door die te verklaren. Een Samaritaanse vrouw verklaarde hij dat het verkeerd zou zijn de aanbidding van God tot een bepaalde stad of berg te beperken, want „God is een Geest, en wie hem aanbidden, moeten met geest en waarheid aanbidden” (Joh. 4:24). Met het oog op ’s mensen betrekking tot God vestigde hij er de aandacht op dat het niet meer dan billijk was dat de werken der mensen tot lof van God verricht moesten worden en niet om zichzelf te verheffen. „Laat uw licht evenzo voor de mensen schijnen, opdat zij uw juiste werken kunnen zien en uw Vader, die in de hemelen is, heerlijkheid kunnen geven” (Matth. 5:16). Jezus was gekomen om zijn Vader te verheerlijken en mensen van goede wil hun betrekking tot Hem te helpen inzien; daarom overtuigde hij zich ervan dat de geest en het hart zijner discipelen diep van deze punten werden doordrongen.
6. Met welke voorbeelden liet Jezus zien wat het betekent ’eerst het koninkrijk te zoeken’?
6 ’Zoek eerst het koninkrijk Gods’. Dat is gemakkelijk gezegd, maar hoe kan het zodanig onder woorden worden gebracht dat de betekenis ervan zal worden begrepen en het leven van de hoorder zal beheersen? Jezus wist dat alles veel makkelijker geleerd en begrepen zou worden wanneer hij het toelichtte met voorbeelden uit het leven van zijn toehoorders — met hun dagelijkse ondervindingen, verlangens en gewoonten — omdat zij zich dan een voorstelling konden maken van hetgeen waarover hij sprak. Hij vergeleek het intense verlangen dat men naar dat Koninkrijk moest hebben met dat van iemand die na het vinden van een verborgen schat al zijn bezittingen zou willen verkopen om de akker te kopen waar de schat ligt (Matth. 13:44). Hij vergeleek het vermogen het teken van zijn tegenwoordigheid in Koninkrijksmacht te herkennen, met dat van iemand die de seizoensverandering kan waarnemen. Hij kon dat leren indien hij dat wenste (Matth. 24:32, 33). De ondankbare houding ten aanzien van de koninkrijksuitnodiging werd geïllustreerd door die van hen die door een koning tot een bruiloftsfeest werden uitgenodigd, maar die zich onverschillig toonden en zich te zeer door andere belangen in beslag lieten nemen en het daardoor niet bijwoonden. Voor hun oneerbiedig antwoord aan hun heerser werden zij gestraft. — Matth. 22:1-14.
7. Hoe waarschuwde Jezus tegen valse onderwijzers en hoe toonde hij aan dat niet allen het Koninkrijk zullen beërven?
7 Klaarblijkelijk zouden niet allen het Koninkrijk beërven. Jezus gebruikte de houding van twee zoons om dit punt duidelijk te maken. De een was uiterlijk eerbiedig tegen zijn vader, maar hij gehoorzaamde niet. De ander was eerst wat onwillig om zijn vaders bevel op te volgen, maar hij had spijt van zijn verkeerde handeling en gehoorzaamde wel. „Wie van de twee heeft de wil van zijn vader gedaan?” vroeg Jezus. „De laatste,” zeiden zij. Wat een krachtige inleiding tot het betoog dat de uiterlijk rechtvaardige religieuze leiders niet op de leer van Johannes de Doper hadden gereageerd, maar dat zondaren die Gods Woord vroeger geen gehoor hadden gegeven, wel berouw hadden en nu voor het Koninkrijk in aanmerking kwamen! (Matth. 21:28-32). Hij toonde aan hoe ongewenst het zou zijn, voor geestelijk voedsel naar de valse religieuze leraars te gaan, door hen te vergelijken met vuile schotels waarvan niemand zou willen eten. Hij zei dat zij er aan de buitenkant weliswaar goed uitzagen, als „gewitte graven,” maar dat niemand graag zou deelhebben aan de corruptie binnenin (Matth. 23:25-28). Anderen zouden het misschien beter begrijpen wanneer hij over vis sprak die uit de vangst van een visser wordt verwijderd, daarom gebruikte hij de gelijkenis van het sleepnet (Matth. 13:47-50). Door zulke passende illustraties bracht hij de boodschap in de geest van zijn toehoorders tot leven.
8. Op welke wijze maakte Jezus de aanvaarding van Jehovah’s middel tot redding aanlokkelijk?
8 Ook moesten zij leren dat God door Jezus in redding voorziet. Dit idee lokte niet iedereen aan, en voor velen was Jezus „een steen der struikeling en een rotsmassa van ergernis” (1 Petr. 2:8). Doch Jezus vertelde dit zijn toehoorders zo meesterlijk, dat het tot hen ging spreken en dit tot hun eeuwige zegening. Voor een hardwerkende Samaritaanse vrouw die dagelijks water uit een bron putte, legde Jezus verband tussen de voordelen van het geloof en haar dagelijkse werk. „’Wie drinkt van het water dat ik hem zal geven, zal nooit enige dorst hebben, maar het water dat ik hem zal geven, zal in hem een fontein van water worden dat opwelt om eeuwig leven te verlenen.’ De vrouw zei tot hem: ’Heer, geef mij dit water, opdat ik geen dorst moge hebben noch naar deze plaats hoef te blijven komen om water te putten’” (Joh. 4:14, 15). Zij had belangstelling en hij verklaarde haar nog meer. Voor anderen die hem tegenstonden, schilderde hij een moeilijk te vergeten beeld. Dat zij hem verwierpen, vergeleek hij met de lage daad van de pachters van een wijngaard, die de eigenaar het hem toekomende weigerden te betalen en zelfs diens zoon vermoordden toen deze de zaak in ogenschouw kwam nemen. — Luk. 20:9-18.
9. Hoe en waarom leerde hij hun liefde en nederigheid?
9 Jezus wist dat liefde en nederigheid onontbeerlijk zijn om leven in de nieuwe wereld te verwerven, en men moet het hart opvoeden om deze eigenschappen te verkrijgen. Zijn discipelen zouden dit het best door aanschouwen leren; daarom vestigde hij er hun aandacht op hoe vaak Jehovah hun liefde betoonde. Ook konden zij zien hoe uit heel Jezus’ houding en prediking liefde en nederigheid sprak: uit zijn „tedere genegenheid” voor hen die hij onderwees, uit zijn gebeden tot zijn hemelse Vader, toen hij hun voeten waste en toen hij gewillig zijn leven voor de mensheid aflegde. Als zij zouden nadenken over wat zij gezien en gehoord hadden, zou dat onderricht in hun hart beginnen door te dringen, dit zou zacht worden en hen tot reageren aanzetten. „Wij hebben lief, omdat hij ons eerst heeft liefgehad.” — Matth. 9:36; 1 Joh. 4:19.
10. Welke prachtige voorbeelden van argumentatie kan men in het verslag van Jezus’ bediening vinden?
10 Toen Jezus zijn discipelen uitzond, gaf hij hun zorgvuldige instructies over de wijze waarop zij hun werk moesten verrichten. Hij vertelde hun wat zij moesten zeggen en doen. Hij bereidde hen voor op de tegenstand die zij zouden ontmoeten en doordrong hen van het grootse voorrecht dat het hunne was (Matth. 10:1-28). Zij wisten dat onderwijzen inhield dat zij de waarheid zouden uiteenzetten tegenover mensen van goede wil, maar ook dat zij onoprechte aanvallen van tegenstanders moesten afslaan. Door Jezus gade te slaan, leerden zij hoe hij de zich voordoende situaties aanpakte. Hij stond sterk — hij had de waarheid. Een voorbeeld van de eenvoud en kracht van zijn argumentatie vinden wij in Mattheüs 9:11-13. De Farizeeën trachtten de discipelen van Jezus een onbehaaglijk gevoel te geven door te vragen: „Waarom eet uw leraar met belastinggaarders en zondaars?” Jezus beantwoordde de vraag zelf: „Zij die gezond zijn, hebben geen geneesheer nodig, maar de ziekelijken wel. Gaat dan heen en leert wat dit betekent: ’Ik wil barmhartigheid en geen offerande.’ Daarom ben ik niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars.” Bij een andere gelegenheid werd hij ter verantwoording geroepen omdat hij op de sabbat zieken had genezen. Zijn antwoord sloeg hen met stomheid: „Wíe uwer die slechts één schaap heeft, zal het niet, als dit op de sabbat in een kuil valt, grijpen en eruit trekken? Hoeveel meer is, alles wel beschouwd, een mens waard dan een schaap! Het is daarom wettig op de sabbat goed te doen” (Matth. 12:9-12). Wanneer uit de vragen niet bleek dat ze werden gesteld met het verlangen iets te leren, waren zijn antwoorden zeer kort, maar zij werden zodanig gegeven dat oprechte toehoorders zouden inzien dat hij de waarheid onderwees.
11. Wat maakte Jezus’ leer zo overtuigend?
11 Wat geeft aan de woorden van Jezus toch zulk een kracht, waarom zijn ze zo overtuigend? In de eerste plaats omdat hij de waarheid onderwees en Jehovah’s geest bezat. Ook omdat hij uitdrukkingen gebruikte die zijn toehoorders gemakkelijk konden begrijpen. Vissers zouden terstond de bedoeling inzien wanneer hij illustraties over vissen en netten gebruikte. Welke man die iets van het boerenbedrijf afwist, zou niet zijn opmerkingen begrijpen over de oogst, over de arbeiders in een wijngaard, over een kip met haar kuikens, een dier dat in een put gevangen zit, en het weer? Zij die thuis allerlei karweitjes moesten opknappen, zouden de boodschap beter begrijpen wanneer hij voorbeelden aanhaalde als lappen op gedragen kleding, de uitwerking van gist op brood, vuile schotels en dingen die kinderen doen. Tot anderen zouden opmerkingen over arbeidslonen en Gehenna, de vuilnisbelt van Jeruzalem, duidelijk spreken. Jezus was plooibaar en buigzaam in het brengen van de waarheid. De boodschap zelf veranderde er niet in het minst door, maar hij begreep de mensen die hij onderwees omdat hij belang in hen stelde, en hij benaderde het onderwerp vanuit hun standpunt. Hij lette op hun reactie en hield daar dan in zijn verdere betoog rekening mee. Hij verbond moeilijk te aanvaarden punten met dingen die hun goed bekend waren. Zijn raadgevingen waren scherp omlijnd doordat hij levendige contrasten stelde. Hij is een leraar die wij moeten navolgen.
PAULUS ONDERWEES JODEN EN HEIDENEN
12. Hoe stelde Paulus in een toespraak tot de joden het geloof in Christus voor, en wat deed zijn argumenten speciaal bij zijn toehoorders ingang vinden?
12 Paulus, een ijverige apostel van Jezus Christus, legde zich van ganser harte op het onderwijzen van de waarheid toe; en in het verslag van zijn bediening kunnen wij eveneens vele nuttige punten vinden. Een mooi en navolgenswaardig voorbeeld is zijn in Handelingen 13:16-41 opgetekende toespraak tot de joden. Hij trekt de aandacht, is overtuigend en ter zake. Merk op dat Paulus al bij het begin elk geargumenteer over de superioriteit van het jodendom vermeed door zich tot hen als een volk dat God vreesde, te richten en daarna te erkennen dat ’de God van dit volk Israël onze voorvaderen heeft uitverkoren.’ Hij was echter niet te tactvol, zodat hij naliet de waarheid te zeggen. O neen. Hij legde de basis voor een bespreking over de Messias, door met algemeen erkende historische feiten te betogen hoe eigenzinnig de natie was geweest. Door Johannes de Doper ter sprake te brengen, liet hij zien dat een toen welbekende openbare figuur Christus had aanvaard. Hij betoogde dat de verwerping van Christus door de regeerders hem niet in miskrediet bracht, maar dat het integendeel de profetieën in vervulling deed gaan en dat dit juist hun geloof in hem moest versterken. Tactvol verbond hij het geloof in Jezus met de aanvaarding van de geliefde koning David en toonde daarna de superioriteit van Jezus’ positie aan. Hij bouwde zijn betoog op uit dingen die zij reeds kenden en geloofden. In een bezielend besluit drong hij er bij hen op aan, niet de profetieën waarin sprake is van spottende ongelovigen in vervulling te doen gaan. Geen oprechte jood die bekend was met de geschiedenis van zijn volk en geloofde wat Gods profeten hadden geschreven, kon dit betoog negeren.
13. Wat maakte Paulus’ prediking van de waarheid ook voor hen die de bijbel niet aanvaardden, belangwekkend en doeltreffend?
13 Paulus vertelde dat de Here God hem het goede nieuws voor de volkeren der natiën had toevertrouwd. Hier stuitte zijn prediking op geheel andere problemen. In Handelingen 17:22-31 staat een voorbeeld van de wijze waarop het goede nieuws tot dergelijke mensen gepredikt kan worden. Dit is een goede leidraad voor hen die in deze tijd gelijksoortige diensttoewijzingen hebben ontvangen. Paulus stelde belang in de mensen die hij diende en sloeg nauwlettend acht op hun levenswijze. Hij begon met een belangstellende opmerking over hun religieuze toewijding en maakte een opmerking over een van hun plaatsen van aanbidding. Hij bracht de ware aanbidding niet met hun afgodendienst maar met hun juiste verlangen een onbekende God te aanbidden, in verband. Daar de mensen vele goden aanbaden, verklaarde Paulus zorgvuldig wat hij bedoelde als hij over God sprak. Hij beredeneerde dat de Schepper van de wereld geen afgod kan zijn en niet in een door mensen gemaakte tempel woont. Het is nu de tijd, betoogde Paulus, ons op de hoogte te stellen van zijn voornemen en er ons naar te schikken, opdat wij in de dag des oordeels begunstigd zullen worden. Deze boodschap kon niet verward worden met wat zij in hun tempels hoorden. Hij was tactvol maar toch op de man af. Hij maakte duidelijk wie God is, welke hoop hij ons geeft en wat wij dienen te doen. Zitten uw toespraken ook zo goed in elkaar?
HET HUIDIGE ONDERWIJS VAN DE WAARHEID
14. Toon aan hoe men iemand die zegt dat hij dezelfde dingen in de kerk leert, tactvol kan helpen.
14 In deze tijd bellen Jehovah’s getuigen dus bij de huizen der mensen aan, gehoorzaam aan Jezus’ gebod alle natiën te onderwijzen en hun het „goede nieuws van het koninkrijk” bekend te maken. Zij willen er zeker van zijn dat de mensen werkelijk iets leren, dat zij het verschil zien tussen de boodschap die zij uit de bijbel brengen, en de onderwijzingen die van de meeste preekstoelen der christenheid komen. Indien u de gemiddelde kerkganger vertelt dat hij geloof moet bezitten, zal hij antwoorden dat hij deze dingen in de kerk hoort. Vertel hem dat hij kennis van God tot zich moet nemen, en hij zal u verzekeren dat hij dit weet. Ja, hij gelooft ook in Gods koninkrijk, zal hij u zeggen. De prediker die zich tot het onderwijzen heeft bekwaamd, kan niet denken dat hij klaar is wanneer hij de bewoner dit alles heeft verteld. Indien de persoon tot luisteren bereid is, moet de prediker er zich van vergewissen of de bewoner de boodschap ook werkelijk begrijpt. De prediker zou dus kunnen voortgaan met aan te tonen dat het geloof hetwelk God behaagt, gebaseerd moet zijn op een nauwkeurige kennis van zijn Woord (Hebr. 11:1, 6). Wanneer hij over God spreekt, zou hij kunnen aantonen dat God een naam heeft: Jehovah, en dat wij, om hem werkelijk te kennen, zijn voornemens moeten begrijpen, zoals die in de bijbel zijn uiteengezet (Ps. 83:19, Pa). Of hij zou kunnen uiteenzetten dat het Koninkrijk een werkelijke regering is die van de hemel uit werkzaam is, dat het spoedig de goddeloosheid van de aarde zal wegvagen, en dat wij ons leven nu naar Gods eisen moeten inrichten indien wij eeuwig leven onder deze regering willen verkrijgen. — Dan. 2:44.
15. Wat maakt het onderwijzingswerk van Jehovah’s getuigen in deze tijd, net als dat van de eerste christenen, zo doeltreffend?
15 Hedendaagse kerkgangers hebben de bijbel en velen hebben wel gehoord wat er in staat. Zij gelijken veel op de joden uit Jezus’ tijd; zij bezaten de Schrift en hadden er vaak uit horen voorlezen. Wat de betekenis ervan was, wisten zij echter niet. Het volk was verbaasd over het onderwijs van Jezus en de apostelen, want dezen leerden niet zoals de geestelijken. Zij waren oprecht, zij wisten dat zij de waarheid onderwezen en Gods heilige geest ondersteunde hen (Hand. 4:13). Wanneer Jehovah’s getuigen daarom in deze tijd hun bediening bij de huizen der mensen verrichten, maken zij een bekwaam gebruik van de bijbel, zij lezen passende bijbelteksten voor en dan nemen zij er de tijd voor speciaal de aandacht te vestigen op de leerzame punten in deze teksten en hun toepassing in onze dagen. Zij prediken niet alleen, zij zijn ook onderwijzers van Gods Woord.
16, 17. Welke uitmuntende raad geeft de bijbel over de wijze waarop wij onze bediening moeten verrichten wanneer wij mensen ontmoeten die geen belangstelling hebben, en welke uitwerking heeft dit op ons onderwijs?
16 Toen Jezus eens in een bepaald Samaritaans dorp niet gunstig werd ontvangen, werden Jakobus en Johannes woedend en zeiden: „Meester, wilt u dat wij vuur van de hemel gebieden neer te dalen om hen te verteren?” (Luk. 9:54) Jezus berispte hen hiervoor. Wij doen er goed aan dit voorval ter harte te nemen. Er is geen reden zich er over op te winden wanneer wij onverschilligheid of zelfs openlijke tegenstand ontmoeten. Paulus’ raad is: „Een slaaf des Heren behoeft niet te strijden, maar moet tactvol zijn jegens allen, bekwaam om te onderwijzen, zich onder het kwade in bedwang houdend, met zachtaardigheid onderrichtend hen die niet gunstig gezind zijn, daar God hun misschien bekering zal schenken, hetgeen tot een nauwkeurige kennis der waarheid leidt, en zij tot bezinning kunnen komen uit de strik des Duivels, aangezien zij door hem levend zijn gevangen om zijn wil te doen.” — 2 Tim. 2:24-26.
17 Wij worden uitgezonden om hun de waarheid te onderwijzen. Een scherpe, snijdende tong is zelden een goed onderwijzer. „Wie wijs van hart is, zal verstandig worden genoemd, en wie zoet van lippen is, voegt er overredingskracht aan toe” (Spr. 16:21). Ons hart gaat uit naar deze mensen die ’zijn gevild en veel te lijden hebben gelijk schapen zonder een herder’ (Matth. 9:36). Hoewel zij, wanneer wij bij hen komen, de boodschap wellicht koel van de hand wijzen, maken wij hen er geen verwijt van. ’Liefde is lankmoedig. Zij is niet op eigenbelang uit, wordt niet geërgerd. Zij rekent het onrecht niet toe’ (1 Kor. 13:4, 5). Wij weten dat het voor hen leven zal betekenen indien zij de waarheid willen aanvaarden. Wij dringen hun de boodschap niet op, maar ’onderrichten met zachtaardigheid hen die niet gunstig gezind zijn.’ Door deze liefdevolle houding van Jehovah’s getuigen hebben duizenden de waarheid leren kennen. „Het hart van de wijze doet zijn mond blijk geven van inzicht, en aan zijn lippen voegt het overredingskracht toe” (Spr. 16:23). Als hij wijs is, wordt zijn hart, dat is de zetel der beweegredenen, door liefde geroerd. Dit helpt hem voortdurend te denken aan de werkelijke situatie waarin de mensen die hij dient, verkeren, en bij de omgang met hen van inzicht blijk te geven. Het doet sommigen luisteren naar hetgeen hij te zeggen heeft, waarna zij zich er door laten overtuigen en „uit de strik van de Duivel weer tot hun juiste verstand komen.”
VOORTGANG TOT RIJPHEID
18. (a) Hoe tonen Jehovah’s getuigen werkelijke liefde voor mensen van goede wil? (b) Welke voorstellen worden er gedaan opdat christelijke predikers er zeker van kunnen zijn dat het onderricht dat zij geven, ook werkelijk blijft hangen?
18 Zijn Jehovah’s getuigen van mening dat wanneer zij iemand vinden die op de stem van de Juiste Herder reageert, zij klaar zijn met hun werk? In het geheel niet. Zij blijven hem helpen zodat hij zich met de kudde schapen van de Herder kan verbinden en tot christelijke rijpheid kan groeien. Zij komen iedere week geregeld bij hem terug om met hem de bijbel te bestuderen, zodat hij kan zien wat hij volgens de bijbel moet doen. Degene die onderwijst, dient zich er zorgvuldig van te overtuigen dat de persoon van goede wil werkelijk iets leert, dat hij de punten begrijpt en voortgaat tot rijpheid. Niet allen zullen even snel vooruitgaan, maar door een zorgvuldige organisatie zal de geestelijke ontwikkeling van iedereen de juiste aandacht ontvangen. Moedig de nieuweling aan zelf iets te zeggen. „Laat . . . al wie mondeling in het woord wordt onderwezen, in al het goede delen met hem die dat mondelinge onderwijs geeft” (Gal. 6:6). Wanneer het gegeven commentaar niet van het juiste begrip blijk geeft, toon uzelf dan een werkelijke leraar door het punt uitvoeriger te bespreken en de leerling tot een verder commentaar uit te nodigen. Leer hem de dingen beredeneren, hun verband met vroeger geleerde punten te zien, en in zijn antwoorden de schriftuurplaatsen aanhalen die bewijzen dat ze juist zijn. Herhaal speciaal belangrijke punten zodat zij niet vergeten zullen worden.
19. Wat zullen wij mensen van goede wil nog meer trachten te leren dan nauwkeurige kennis?
19 Er is nog meer nodig indien deze persoon waarlijk een discipel van Christus Jezus wil worden. Hij dient te leren voor leiding naar Jehovah op te zien en een vurig verlangen aan te kweken om hem te behagen. Hem moet het standpunt van de psalmist David worden duidelijk gemaakt, die zei: „Leer mij uw wil te doen, want gij zijt mijn God. Uw geest is goed; hij geleide mij in het land der oprechtheid” (Ps. 143:10). Beter dan de antwoorden in zijn hoofd te krijgen, is het hem te helpen Gods wet in zijn hart te hebben. „Dit blijf ik bidden, dat uw liefde steeds overvloediger moge zijn in nauwkeurige kennis en volledig onderscheidingsvermogen, opdat gij u er van moogt vergewissen wat belangrijker is, zodat gij onberispelijk moogt zijn en anderen niet tot op de dag van Christus doet struikelen, en vervuld moogt zijn van rechtvaardige vruchten welke door Jezus Christus zijn, tot heerlijkheid en lof van God” (Fil. 1:9-11). Ja, wanneer de waarheid tot iemand doordringt en zich in zijn hart ontwikkelt, zal hij vruchten gaan dragen. — Matth. 13:23.
20. Hoe kunnen pas-geïnteresseerde mensen er op worden voorbereid zelf ook anderen de waarheid te gaan onderwijzen?
20 Gewoonlijk duurt het niet lang voordat een persoon van goede wil begint in te zien dat christenen een werk te doen hebben. Bij sommigen duurt het echter langer dan bij anderen om dit van harte te gaan doen. Het komt niet opeens, maar een goede onderwijzer kan veel doen om de weg daartoe te bereiden. Besteed er elke week enige tijd aan om hen bekend te maken met Jehovah’s organisatie en de wijze waarop deze werkt. Vertel hun van de vergaderingen en hoe zij worden gehouden. Nodig hen uit ze bij te wonen. Wanneer u hun van uw eigen van-huis-tot-huis-prediking gedurende de week vertelt, toon hun dan kort uit de bijbel aan waarom u dat zo doet (Hand. 20:20). Later kunt u een aanmoedigende ervaring vertellen die u bij het wederom bezoeken van een persoon van goede wil hebt opgedaan. Zulk een gelegenheid kan weer worden aangegrepen om aan te tonen dat Jezus heeft geboden de schapen te voeden (Joh. 21:15-17). Een andere keer kunt u hem iets over het opleidingsprogramma vertellen en hem duidelijk maken dat nieuwelingen er niet op eigen gelegenheid op uit worden gestuurd, maar liefdevol stap voor stap worden geholpen totdat zij zich bekwaam genoeg voelen om anderen te helpen. Denk niet dat u hen direct mee in de dienst moet uitnodigen zodra u hun er iets over vertelt. Bereid hen er op voor. Als de gehele regeling in hun geest vorm begint aan te nemen en als zij door uw studies beginnen in te zien hoe dwingend noodzakelijk het is dat anderen ook worden onderwezen, zullen zij er zelf aan willen deelnemen. Liefde gebaseerd op kennis zal elke vrees voor het vertellen aan anderen wat zij hebben geleerd, uitbannen en vervangen door een brandend verlangen hun waardering voor Jehovah te tonen door hem te dienen. — 1 Joh. 4:18.
21. Welk werk is thans dringend noodzakelijk?
21 Er is in alle delen der wereld een dringende behoefte aan onderwijzers van het goede nieuws. Bent u als christen bekwaam om te leren? Doet u stappen om vooruit te gaan en verder te komen dan de christelijke kindsheid, zodat u een onderwijzer kunt zijn? Bent u bereid de waarheden en bekwaamheden die u nu hebt, te gebruiken om anderen te helpen de waarheid te leren kennen zodat zij leven in Gods nieuwe wereld kunnen verkrijgen? Indien ja, dan is het nu de tijd een aandeel te hebben aan dit door God gegeven dienstvoorrecht. Als u het doet, hetzij als nieuweling of als een ervarene in de bediening, volg de raad dan op die in 1 Timotheüs 4:16 staat: „Schenk voortdurend aandacht aan uzelf en uw onderwijs.”