Vragen van lezers
● Van tijd tot tijd ontvangen wij brieven van personen die willen weten wat de christelijke zienswijze ten aanzien van zelfbevrediging is. Ouders vragen dit omdat dokters hun aanraden hun kinderen te vertellen dat er niets verkeerds in de gewoonte schuilt. Jonge mannen vragen of psychologen het bij het juiste eind hebben wanneer zij het op grond van de universele beoefening ervan rechtvaardigen. Vrouwen vragen wat hun houding jegens ongelovige echtgenoten dient te zijn die zich met zelfbevlekking bezighouden alsmede hoe zij tegenover de raad moeten staan om wanneer hun seksuele betrekkingen met hun echtgenoot niet tot volledige bevrediging zijn, tot deze gewoonte hun toevlucht te nemen.
De twee volgende aanhalingen zijn typerend voor de moderne en psychologische opvatting over dit onderwerp: „De medische en psychologische wetenschap hebben nu buiten elke twijfel aangetoond dat zelfbevrediging zelf geen nadelige gevolgen heeft. Ze heeft alleen schadelijke gevolgen wanneer de vrees en bezorgdheid erover te intens worden” (Parents’ Magazine, van januari 1959). „Vele artsen zijn nu de mening toegedaan dat de overdreven beweringen betreffende de kwade gevolgen van zelfbevrediging meer schade hebben berokkend . . . dan de gewoonte zelf.” — Encyclopedia Americana, Deel 14, blz. 592, de uitgave van 1956.
Is het voorgaande in overeenstemming met de bijbel? Neen, het is slechts een van de vele gevallen van de wereldse wijsheid die ’dwaasheid voor God is’. Daar zij het ’woord van Jehovah verworpen hebben, wat voor wijsheid zouden zij dan hebben?’ — Jer. 17:9, 10, NW, voetnoot.
Voordat wij het bijbelse getuigenis omtrent het onderwerp van zelfbevrediging gaan beschouwen, is het misschien goed een verkeerde toepassing van een schriftuurplaats die sommigen als een verwijzing naar dit onderwerp hebben gebruikt, te ontzenuwen. Juda gebood zijn zoon Onan met de vrouw van zijn broer, die Jehovah wegens zijn goddeloosheid had gedood, een leviraatshuwelijk aan te gaan. „Maar Onan wist, dat het nakroost hem niet zou toebehoren, daarom, zo vaak hij tot de vrouw van zijn broeder kwam, verspilde hij het zaad op den grond, om aan zijn broeder geen nakroost te geven. En hetgeen hij gedaan had, was kwaad in de ogen des HEREN, en Hij doodde ook hem.” Het is duidelijk dat het hier geen aangelegenheid van zelfbevrediging betreft, maar een weigering zich naar de wet van het leviraatshuwelijk waardoor de naam van zijn broer niet zou uitsterven, te voegen. Onan werd niet wegens zelfbevlekking ter dood gebracht, maar omdat hij zijn plicht jegens de vrouw van zijn broer weigerde na te komen. — Gen. 38:8-10.
Ten einde het probleem van zelfbevrediging goed te kunnen begrijpen, is het goed de erbij betrokken grondbeginselen op te merken. Jehovah God heeft in de seksen een sterke onderlinge aantrekkingskracht gelegd. Deze is zo sterk geweest dat het menselijke geslacht ondanks de vele problemen en lasten die het huwelijk en het grootbrengen van kinderen met zich brengen, ermee door is blijven gaan zich voort te planten. De volmaakte man en vrouw hadden hun seksuele verlangen volkomen onder controle. Dit blijkt uit het feit dat Adam en Eva terwijl zij zich in de hof van Eden bevonden geen betrekkingen met elkaar hadden. Het gebruik maken van de functie der voortplanting vormde voor hen niet zo’n sterk verlangen dat zij niet konden wachten. Neen, zij hadden veel omtrent hun andere plichten te leren, het zorg dragen voor de hof, het uitoefenen van de heerschappij over de lagere dieren, en, in het bijzonder, het bekend geraken met hun Schepper wanneer hij hen omstreeks „het winderige gedeelte van de dag” bezocht. Dat dit het geval moet zijn geweest, blijkt uit het feit dat wanneer Adam en Eva in Eden gemeenschap met elkaar hadden gehad, Eva stellig vóór de zondeval zwanger zou zijn geweest, waardoor Kaïn niet in zonde ontvangen zou zijn, terwijl wij de verzekering ontvangen dat wegens Adams overtreding alle mensen zondaars zijn geworden. — Gen. 3:8, NW; Rom. 5:12.
Daar onze eerste ouders voor zelfzucht zijn gezwicht, hebben zij aan hun nakomelingen „het voortbrengsel van des mensen hart” dat „boos is van zijn jeugd aan” doorgegeven. Volmaakte zelfbeheersing was niet langer mogelijk, en in het bijzonder wat het paringsinstinct betreft. Door de nadruk die er door zelfzuchtige mannen en vrouwen door middel van advertenties en amusement op seksualiteit wordt gelegd, is het probleem in onze dagen nog grotelijks verergerd. — Gen. 8:21.
Het lichaamsmechanisme is zo ingesteld dat het met betrekking tot het seksuele verlangen spanningen vormt. Een van de normale manieren waarop het mannelijke lichaam zich hiervan ontdoet, is een nachtelijke zaaduitstorting. In Deuteronomium 23:10, 11 wordt hiernaar verwezen en er wordt in aangetoond dat het als iets werd beschouwd wat een man tot het einde van de dag ceremonieel onrein maakte. Deze beschouwing van de aangelegenheid had ongetwijfeld een heilzame uitwerking op een joodse man, want een zaaduitstorting leidde aldus tot een ongemak, terwijl ze anders, daar ze gewoonlijk met een erotische droom gepaard gaat, als iets aangenaams welkom zou kunnen worden geacht.
God schiep de man natuurlijk niet op deze wijze met het doel dat deze zou dromen maar opdat hij door middel van seksuele gemeenschap zijn geslacht zou vermenigvuldigen. Daar God de man met dit vermogen heeft begiftigd, bezit Hij het recht het gebruik ervan te beperken terwijl Hij ook over de wijsheid beschikt om aan te geven wat het beste is. Volgens zijn Woord mag men zulke seksuele betrekkingen slechts met één persoon van de andere sekse onderhouden, iemands schriftuurlijke huwelijkspartner. Alle seksuele betrekkingen tussen ongehuwde personen worden als hoererij veroordeeld en seksuele gemeenschap tussen gehuwde personen die geen huwelijkspartners zijn, als overspel. Voor christenen die zich hebben opgedragen, is de straf op een van deze gevallen òf uitsluiting uit de gemeente òf wanneer er werkelijk een oprecht berouw aan de dag wordt gelegd, op zijn minst een periode waarin zij op voorwaarden komen te staan.
Hoe staat het echter met ongehuwde personen die zich om de een of andere reden niet op een aangename wijze in het eerbare huwelijksbed van deze spanning kunnen ontdoen? (Hebr. 13:4) Onder de velen die zich in een dergelijke positie bevinden, behoren zij die te jong zijn om te trouwen of financieel daartoe niet in staat zijn, zij die in de steek zijn gelaten, die onschriftuurlijk zijn gescheiden, weduwen en weduwnaars, en zij van wie de huwelijkspartner zich op zee, in een ziekenhuis of in een inrichting voor geestelijk gestoorden bevindt. Hoe kan voor al dezen het probleem worden opgelost? Door middel van zelfbevrediging? Door zijn geslachtsorganen te strelen of door zijn geest met seksuele genoegens bezig te houden ten einde aldus door wat ook als een „orgasme” bekendstaat, verlichting te vinden? Christenen zullen dit niet doen!
Het is waar dat de tegenwoordige artsen en psychologen het er allen praktisch over eens zijn dat zelfbevlekking wanneer het op matige wijze wordt gedaan weinig of in het geheel geen fysieke nadelen tot gevolg heeft, maar als christenen zijn het niet voornamelijk de fysieke maar de morele en geestelijke aspecten ervan die onze belangstelling hebben. Zelfbevlekking kan, tenzij men het als iets onreins beschouwt en er tegen strijdt, gemakkelijk tot zulke praktijken als hoererij, overspel, sodomie en lesbische liefde leiden, om er nog maar niet over te spreken dat men de huwelijkspartner van zijn of haar huwelijksrechten berooft. — Jak. 1:14, 15.
Wij dienen daarom niet verbaasd te zijn te bemerken dat Gods Woord zelfbevlekking veroordeelt en dat schriftuurlijke beginselen het gebruik ervan uitsluiten, zelfs al wordt het nergens in de bijbel specifiek bij name genoemd. Let eens op de vele verwijzingen: Het is stellig inbegrepen bij de „onreinheid” welke in 2 Korinthe 12:21 en Galaten 5:19 wordt genoemd, de „onreinheid, seksuele begeerte” waarnaar in Kolossenzen 3:5 (NW) wordt verwezen, „de begeerten der jeugd” waarvan Paulus Timotheüs de raad gaf te vlieden, en ook bij de „hebzuchtige seksuele begeerte, zoals ook de natiën die God niet kennen” (2 Tim. 2:22; 1 Thess. 4:5, NW). Zelfbevlekking is verder inbegrepen bij Petrus’ verwijzingen naar „losbandig gedrag, wellusten”, „de verdorvenheid die in de wereld is door wellust” en „de begeerten van het vlees” (1 Petr. 4:3; 2 Petr. 1:4; 2:18, NW). De discipel Jakobus waarschuwt ons tegen zelfbevlekking onder de uitdrukking „zingenot”, evenals de apostel Johannes doet wanneer hij spreekt over „de begeerte des vlezes”, welke een deel van deze oude goddeloze wereld is die spoedig wegens haar goddeloosheid zal eindigen. Paulus’ woorden, „Elk zedelijk begrip verloren hebbend, hebben zij zich aan losbandigheid overgegeven om hebzuchtig allerlei onreinheid te bedrijven”, omvatten stellig ook zelfbevlekking, want het is een onreinheid die hebzuchtig is. — Jak. 4:1, NW; 1 Joh. 2:16; Ef. 4:19, NW.
Let ook op Jezus’ woorden in Mattheüs 5:27, 28 (NW): „Gij hebt gehoord dat er werd gezegd: ’Gij moet geen overspel bedrijven.’ Ik zeg u echter dat een ieder die naar een vrouw blijft kijken ten einde hartstocht voor haar te hebben, reeds in zijn hart overspel met haar heeft gepleegd.” Daar zelfbevlekking bijna onveranderlijk met zulk soort van gedachten gepaard gaat, hoe krachtig wordt dit dan door Jezus’ woorden veroordeeld! En merk op welk een hoge maatstaf van moraliteit hier door de Zoon van God wordt gesteld. Wat een dwaasheid is het dan om voor onderwijs aangaande onze maatstaven van moraliteit op te kijken naar mensen die onder de invloed van de „god van dit samenstel van dingen”, Satan de Duivel, staan! — 2 Kor. 4:4, NW.
Ook al is daarom zelfbevrediging of zelfbevlekking niet iets waarvoor een persoon uit de christelijke gemeente gesloten kan worden, aangezien het verborgen karakter ervan het alleen beperkt tot zijn persoonlijke verhouding met Jehovah, toch zal de christen eraan werken deze gewoonte van zich af te zetten. Het overwinnen ervan begint in de geest. Wij moeten er een positief standpunt tegen innemen. Wij moeten er in onze geest vast van overtuigd geraken dat het Jehovah mishaagt omdat het in zijn ogen onrein is, en dat het ons, zelfs al is het voor ons een bron van fysiek genoegen, beslist belemmert Jehovah exclusieve toewijding te geven. Houd in gedachten dat wij niet alleen gerechtigheid moeten liefhebben maar ook goddeloosheid moeten haten, en goddeloosheid omvat alles wat onrein is. Het te beschouwen als een teken van zwakheid, kinderlijkheid, onrijpheid en een verslavende slechte gewoonte, zal ons ook helpen het af te wennen. — Ex. 20:5; Lev. 19:2; Ps. 45:7.
Ten einde ons te helpen deze onzedelijkheid te overwinnen, moeten wij onze vereende krachten inspannen onze ’geest gericht te houden op wat boven is’, op dingen die tot onze geestelijke opbouw en versterking zijn. Ga in perioden van verzoeking in gebed tot Jehovah. Werk door middel van gezonde fysieke activiteit en juiste studie een overmaat aan energie weg. Denk over nieuw geleerde waarheden, aan plannen voor dienstactiviteiten, over de volgende lezing of demonstratie die gehouden moet worden. Wij moeten over Jehovah’s goedheid mediteren en over de zegeningen die hij voor ons in zijn nieuwe wereld heeft weggelegd. (Zie „Juiste verlangens aankweken”, in De Wachttoren van 15 september 1957, de bladzijden 424 tot en met 430.) Leer Paulus’ raad in Filippenzen 4:8 (NW) uit uw hoofd en tracht die raad steeds te blijven nakomen: „Ten slotte broeders, al wat waar, al wat van ernstig belang, al wat rechtvaardig, al wat eerbaar, al wat liefelijk is, alles waarover gunstig wordt gesproken, welke deugd er ook is en al wat loffelijk is, gaat voort dit te bedenken.”
Wij kunnen de taak om ervanaf te komen voor onszelf gemakkelijker maken door op onze hoede te zijn voor omstandigheden die ons aan het struikelen kunnen brengen en ze, indien ook maar enigszins mogelijk, te vermijden. Ga in ieder geval niet naar toneelstukken of films waarin de nadruk op seksualiteit wordt gelegd. Wees selectief wat betreft de televisieprogramma’s die u wilt zien. Lees nooit pornografische lectuur. Vermijd gevrij en speciaal als hierbij een intensief lichamelijk contact ontstaat, als een dodelijke ziekte! Wat dansen betreft, dat zal van de dans zelf, de persoon met wie u danst en uzelf afhangen. Het kan voor u een middel tot heilzame ontspanning blijken te zijn of het allerslechtste wat er bestaat.
Zoals de apostel Paulus aantoont, oefenen atleten zelfbeheersing om een tijdelijke, vergankelijke kroon te winnen. Kunnen wij geen zelfbeheersing oefenen om de kroon van het eeuwige leven te verwerven? Door bij het eten, drinken, spreken, lezen en alle andere bezigheden van het leven zelfbeheersing te oefenen, zullen wij geholpen worden in aangelegenheden het seksuele betreffende, zelfbeheersing te oefenen. Omgekeerd, in de mate dat wij vorderingen maken in het beheersen van onze seksuele driften, in die mate zal het voor ons gemakkelijker vallen in andere aangelegenheden zelfbeheersing te oefenen. In verband hiermee kan er opgemerkt worden dat er redenen zijn om te geloven dat een gemakkelijk leventje, het zich overgeven aan machtig voedsel en alcoholische dranken er veel toe bijdragen de seksuele begeerte te vergroten. Onder het opschrift „Anaphrodisiaca” staat er in The Encyclopaedia Britannica (de uitgave van 1946): „Het vermijden van een dieet rijk aan vlees en specerijen, en in het bijzonder van alcoholhoudende dranken, is belangrijk.” — 1 Kor. 9:24-27.
Het kan zijn dat het overwinnen van zelfbevlekking voor iemand een uiterst verontrustend probleem vormt. Indien dit het geval is, dienen zij die schriftuurlijk vrij zijn om Paulus’ raad op te volgen, dit te doen: „Indien zij geen zelfbeheersing hebben, laten zij trouwen, want het is beter te trouwen dan brandend te zijn van hartstocht.” Paulus’ verdere woorden zijn hier eveneens toepasselijk: „Indien iemand echter denkt dat hij zich ongepast gedraagt ten aanzien van zijn maagdelijkheid, indien die de bloem der jeugd is gepasseerd, en dit de wijze is waarop het dient te geschieden, hij doe wat hij wil; hij zondigt niet. Laten zij trouwen.” — 1 Kor. 7:9, 36, NW.
Het is waar dat voor hen die hun probleem niet op deze wijze kunnen oplossen het schriftuurlijke standpunt geen gemakkelijke taak is. Laten dezen echter allen in gedachten houden dat het bewaren van rechtschapenheid niet gemakkelijk is. Onze broeders en zusters achter het IJzeren Gordijn moeten een bepaalde soort van beproeving ondergaan; zij die onder gunstiger omstandigheden verkeren, staan onder een ander soort van beproeving. Indien de vooruitgang langzaam schijnt te gaan, laten dan al dezulken in gedachten houden dat er een grote waarde in schuilt ertegen te blijven strijden. Zolang als u een goede strijd tegen zelfbevlekking voert, is het niet waarschijnlijk dat u wegens overspel of hoererij uit de gemeenschap wordt gesloten. En merk tot uw vertroosting het volgende commentaar op, genomen uit De Wachttoren, van 1 mei 1954, bladzijde 140:
Er „doet zich soms nog een probleem voor wanneer wij bemerken dat wij vele malen struikelen en vallen over de een of andere slechte gewoonte die dieper in ons vroegere levenspatroon is ingevreten dan wij hadden beseft. Wij zijn dan geneigd zeer ontmoedigd te zijn en gevoelen ons helemaal niet waardig de kostbare Koninkrijksbelangen nog verder te behartigen en niet geschikt om de zuivere boodschap der waarheid te spreken. Wat dient er te worden gedaan wanneer gij u in zulk een ongelukkige toestand bevindt? Wees niet wanhopig. Maak niet de gevolgtrekking dat gij de onvergeeflijke zonde hebt bedreven. Satan zou juist willen dat u aldus redeneerde. Het feit dat gij bedroefd zijt en u over u zelf ergert is op zichzelf een bewijs dat gij niet te ver zijt gegaan. Word het nooit moe u nederig en ernstig tot God te wenden, terwijl gij vergeving, reiniging en hulp van hem zoekt. Ga tot hem zoals een kind tot zijn vader gaat wanneer het in moeilijkheden verkeert, ongeacht hoe vaak het in verband met dezelfde zwakheid is, en Jehovah zal u vanwege zijn onverdiende goedgunstigheid genaderijk de hulp geven, en indien gij oprecht zijt, zal hij u het besef geven van een gereinigd geweten”.
Wereldwijze mensen zonder geloof in God en de bijbel mogen er een afkeer van hebben zelfbevrediging te veroordelen en mogen blijven volhouden dat het beoefenen ervan geen nadelige gevolgen heeft, maar christenen die zich aan God hebben opgedragen, zullen het schriftuurlijke standpunt verheugd aanvaarden en zullen er daarom naar streven heilig te zijn evenals Jehovah God heilig is.