Waarom moet u worden gedoopt?
1. Waarom vervult het de redelijke geest niet met weerzin een slaaf van Jehovah te worden?
SLAVERNIJ is in de ogen van redelijk denkende mensen iets weerzinwekkends. Iemand die van bijgelovigheid, dwalingen en overleveringen is bevrijd, vecht ervoor dat zijn geest niet weer in slavernij wordt gebracht. De mens is nu eenmaal graag vrij om te denken en te handelen zoals hij wil. Het vervult de verlichte geest echter niet met weerzin een slaaf van Jehovah te worden. Waarom niet? Omdat een zorgvuldige studie van Gods Woord de geest heeft aangetoond dat men door zich volledig aan Gods dienst te geven, de enige handelwijze volgt die normaal, juist en redelijk is. Wij komen al onmiddellijk onder de indruk van de wijze waarop God een beroep op ons doet door ons uit te nodigen met hem te redeneren, in plaats dat hij ons dwingt een bepaalde handelwijze te volgen. Wij komen te weten wie hij is en welke handelwijze hij voorstaat. Wij vernemen dat hij de Schepper is, niet alleen van het stoffelijke universum, maar ook van ons. Wij leren dat hij de bron is van liefde en wijsheid, dat hij rechtvaardig is en de macht bezit zijn rechterlijke beslissingen en heilige wil kracht bij te zetten. Hoewel hij volmaakt is en geen onrecht van de zijde van zijn dienstknechten duldt, betoont hij zich toch barmhartig jegens onvolmaakte menselijke schepselen zoals zij thans bestaan. Dit alles doet ons ernaar verlangen een leven in zijn tegenwoordigheid te mogen leiden en zijn gunst te genieten. Wij voelen ons één met hem en ons hart zegt ons dat wij onze vrijheid niet werkelijk verliezen wanneer wij ons geheel aan zijn handen toevertrouwen ten einde zijn wil te doen en te leven zoals hij dit van ons verlangt, want daarvoor heeft hij ons geschapen.
2. Hoe wordt in het openbaar getoond dat men zich heeft opgedragen?
2 Wanneer wij een juist inzicht verkrijgen in de verhouding waarin wij tot Jehovah staan, dragen wij ons leven gewillig aan zijn dienst op, zonder er een ogenblik bij te aarzelen hierna de juiste procedure te volgen door dit ten opzichte van hem, onszelf en onze medemensen te tonen. Jehovah heeft in de Schrift uiteengezet op welke wijze dit dient te geschieden en hij heeft zeer terecht voorgeschreven dat wij onze opdracht om zijn wil te doen dienen te symboliseren door als een openbare uitdrukking ervan de waterdoop te ondergaan. Wij worden dan door een opgedragen, dienstknecht van Jehovah in het water neergelaten en volledig ondergedompeld. Daarna worden wij weer uit het water opgeheven om een juiste positie in te nemen en voortaan een leven te leiden dat aan Gods dienst is opgedragen. Hierdoor tonen wij dat wij de vastberaden wens koesteren zijn toegewijde dienstknechten te zijn, ja, slaven in de dienst van onze liefdevolle God Jehovah.
3. (a) Waarom is, hoewel de doop een schriftuurlijk vereiste is, datgene wat aan de doop voorafgaat, nog belangrijker? (b) Waarom kunnen zeer jonge kinderen geen geldige opdracht doen?
3 Sommigen schijnen te denken dat de doop een ceremonie is die bepaalde rechtstreekse geestelijke dispensaties van God tot gevolg heeft. Een zorgvuldige studie van de door Jezus en zijn discipelen gegeven instructies over de doop toont het tegendeel aan. Aangezien de doop een symbool is van iets anders, is het duidelijk dat de doop niet zo belangrijk is als datgene wat erdoor wordt gesymboliseerd, namelijk de opdracht. Iemand kan de stap van de opdracht pas doen wanneer hij voldoende kennis heeft om het ondubbelzinnige besluit te nemen dat hij Jehovah’s wil, en niet die van hemzelf, wenst te doen; anders heeft de handeling van de doop niets te betekenen. Hieruit volgt dan ook dat het onjuist zou zijn wanneer kleine kinderen zouden worden gedoopt. Men dient te weten waarom men wordt gedoopt, en het ontbreekt heel jonge kinderen nu eenmaal aan inzicht. Christus Jezus heeft inderdaad gezegd: „Laat de jonge kinderen tot mij komen”, maar er is geen bericht voorhanden waaruit blijkt dat hij jonge kinderen doopte of de opdracht gaf hen te dopen. Het was veeleer zo dat zij door hun ouders in „het strenge onderricht en de gezaghebbende raad van Jehovah” onderricht moesten worden, opdat zij, wanneer zij dermate in inzicht waren gegroeid dat zij het punt hadden bereikt waarop zij zich met hun volle verstand konden opdragen, op de opdracht en de doop voorbereid zouden zijn. — Mark. 10:14; Ef. 6:4, NW.
4. Waarom dient men niet te aarzelen de stap van de doop te doen?
4 Wanneer men begrijpt waarom men gedoopt dient te worden, bestaat er in feite geen reden om te aarzelen overeenkomstig dit vereiste te werk te gaan. Wij kunnen niet iemand liefhebben die wij niet kennen, maar door een nauwkeurige kennis van God zullen wij ertoe gebracht worden op juiste wijze geloof in hem te stellen. Geloof en toewijding aan God zullen ertoe leiden dat wij zijn liefde en de redenen waarom hij het waard is eer en aanbidding te ontvangen, gaan begrijpen. De zuiveren van hart zullen zich tot hem aangetrokken voelen, want liefde zoekt van nature het voorwerp van haar genegenheid. Jehovah zou ons tot gehoorzaamheid kunnen dwingen, maar hij heeft de mens de vrijheid geschonken zelf te kiezen. Het ontgaat velen echter dat God degenen die hem en zichzelf tegenstaan niet eeuwig kan tolereren. Hij heeft bepaald hoe lang deze oude wereld zal voortduren. Intussen heeft hij alle mensen van goede wil in de gelegenheid gesteld kennis over hem tot zich te nemen en hem exclusieve toewijding te geven, zodat zij ervoor in aanmerking kunnen komen eeuwig leven en de daarmee gepaard gaande zegeningen te ontvangen.
5. Welke uitnodiging heeft Jehovah ons doen toekomen, opdat wij zijn liefde zouden kunnen beantwoorden?
5 Wij leren uit de Schrift dat ’God liefde is’. Hij werd er door liefde toe bewogen zijn Zoon voor de verlossing der mensen naar de aarde te zenden. Aangezien God zoveel liefde voor ons tot uitdrukking heeft gebracht, dienen wij hier met dankbaarheid en waardering op te reageren. Wij moeten hem met ons gehele hart en met onze gehele geest, ziel en kracht liefhebben. Ware liefde is nu eenmaal zo allesomvattend. In feite behoren wij onszelf niet toe, of wij nu genegen zijn hem te dienen of niet. Door ons een uitnodiging te doen toekomen, staat hij ons echter toe onze eigen vrije morele wil te gebruiken om te kiezen of wij ons leven en onze energie willen wijden aan datgene wat goed is, aan godvruchtige toewijding. „Godvruchtige toewijding is heilzaam voor alles, daar ze de belofte heeft van het tegenwoordige en het toekomstige leven.” — 1 Joh. 4:8; 1 Tim. 4:8, NW.
WAAROM SOMMIGEN AARZELEN GEDOOPT TE WORDEN
6. (a) Hoe was de wijze waarop Jehovah’s volk in de laatste dagen zou reageren profetisch voorzegd? (b) Wat dient er gedaan te worden wanneer men vindt dat zijn kennis onvolledig is of wanneer men zich onbekwaam voelt?
6 Er staat profetisch over Jehovah’s volk geschreven dat het gedurende de ’laatste dagen’ en vlak voor de strijd van Armageddon ’zich gewillig zou aanbieden op de dag van zijn militaire strijdkracht’. Het behaagt Jehovah ten zeerste wanneer zij zijn wil gewillig en gehoorzaam onderscheiden en zich er ijverig op toeleggen er tot het einde in overeenstemming mee te leven. Toch zijn er verscheidene personen die om verschillende redenen aarzelen zich te laten dopen. Zij hebben een gedeeltelijke kennis, zij hebben enkele twijfels en in sommige gevallen komt het erop neer dat zij weigeren verantwoordelijkheid te aanvaarden. Wat dient er in zulke gevallen te worden gedaan? In de eerste plaats zijn er dus personen die van mening zijn dat hun kennis onvolledig is of dat zij niet voor Jehovah’s dienst geschikt zijn. Zij zouden graag langer wachten voordat zij de stap van de opdracht en de doop doen. Het is natuurlijk juist dat iedereen die in een verbondsverhouding met Jehovah treedt een fundamentele kennis van de waarheid bezit en door middel van het geloof en het oog des verstands een juiste opvatting over Jehovah en zijn rechtvaardige beginselen heeft, maar wij treffen in de Schrift vele voorbeelden aan van mensen die zich met slechts een fundamentele kennis der waarheid onmiddellijk opdroegen en werden gedoopt. Het gaat er niet altijd om hoeveel u weet, maar hoe groot uw liefde is voor datgene wat u weet. — Ps. 110:3, NW.
7. Dient iemand te aarzelen zich op te dragen en gedoopt te worden wanneer zijn morele achtergrond niet goed is geweest?
7 Zijn Woord licht ons er ook over in dat Jehovah de uitnodiging doet toekomen aan mensen die onder alle soorten van omstandigheden verkeren, ongeacht wie zij zijn en welke achtergrond zij hebben. Er bestaat derhalve geen reden zich ongeschikt te voelen. Misschien ontbreekt het iemand aan natuurlijke bekwaamheden en voelt hij zich wat beschroomd, of misschien is zijn morele achtergrond niet al te best geweest. Jehovah vraagt u nu echter hem te geloven wanneer hij zegt dat ’al wie den naam des Heren aanroept, behouden zal worden’. Hij zal u opleiden en in rechtvaardigheid onderrichten. Hij zal u tot rijpheid brengen; u moet u alleen bereid tonen uw geest overeenkomstig zijn wil te blijven hervormen. Deze handelwijze wordt met eeuwig leven beloond. — Rom. 10:13.
8. Hoe reageren sommigen wanneer zij verantwoordelijkheid in het verschiet zien? Wat dienen zij te doen?
8 Sommigen aarzelen zich te laten dopen omdat zij zich bewust zijn van de verantwoordelijkheid waarvan zij zich dan moeten kwijten. Zij beschouwen eeuwig leven als iets begerenswaardigs en genieten van de prettige omgang met leden van de Nieuwe-Wereldmaatschappij, maar het op zich nemen van de verantwoordelijkheid het goede nieuws te prediken en anderen te helpen, schijnt teveel van hen gevraagd te zijn. Zij hebben hun vrienden en buren met wie zij rekening moeten houden en bovendien vergt het zoveel tijd om de mensen thuis te bezoeken en de belangstellenden door middel van nabezoeken en huisbijbelstudiën te helpen meer kennis te verkrijgen. Ook schijnen er teveel vergaderingen te zijn die bezocht moeten worden. Waarom zou men Jehovah’s dienst echter uitstellen omdat men ervoor terugschrikt verantwoordelijkheid op zich te nemen of tot christelijke rijpheid te groeien? De apostel Paulus verklaart: „Zo moet men ons beschouwen: als dienaren van Christus, aan wie het beheer van de geheimenissen Gods is toevertrouwd. Voor zulke beheerders is dit ten slotte het vereiste: betrouwbaar te blijken.” Luie mensen schrikken terug voor werk. Ook getuigt het van trots en is het gevaarlijk wanneer men de reputatie die men bij anderen geniet, tracht te beschermen door er niet voor uit te willen komen dat men tot Gods volk behoort. — 1 Kor. 4:1, 2.
9. Waarom is het dwaas de conclusie te trekken dat er, voordat wij onze opdracht symboliseren, tijd voor het genieten van wereldse genoegens is?
9 Dan zijn er ook personen die de stap van de doop uitstellen omdat zij denken dat Armageddon nog wel even kan uitblijven en er nog tijd is om de genoegens van deze wereld te smaken. Het is zeer misleidend zo te redeneren, terwijl men Jehovah’s geduld misbruikt. Luister maar naar de passende woorden die Petrus onder goddelijke inspiratie sprak: „Daar dit alles aldus zal worden opgelost, wat voor mensen dient gij dan wel te zijn in heilige gedragingen en daden van godvruchtige toewijding, verbeidend en goed in gedachten houdend de tegenwoordigheid van de dag Jehovah’s.” Neen, laat u niet door een verkeerde denkwijze misleiden, maar span u in en maak er een begin mee u van de verantwoordelijkheden die u ten opzichte van Jehovah draagt, te kwijten. Men kan o zo gemakkelijk door de bekoringen en het materialisme van deze wereld verzwolgen worden. „Voegt u, als gehoorzame kinderen, niet naar de begeerten uit den tijd uwer onwetendheid.” — 2 Petr. 3:11, 12, NW; 1 Petr. 1:13-15.
10. Hoe vormt een onafhankelijke geest een belemmering voor het doen van een opdracht?
10 Vreemd genoeg is er nog een reden, van een enigszins andere aard dan de drie hierboven genoemde, waarom sommigen er niet toe komen de stap van de doop te doen. Zij laten zich sterk door een zekere geest van onafhankelijkheid leiden, zodat zij niet in hun vrijheid beknot wensen te worden, niet beseffend dat zij zich hierdoor tot slaven van hun eigen redeneringen en deze wereld maken. Ten einde het uitstel van hun zijde te rechtvaardigen, werpen zij soms kleine bezwaren op die op zichzelf onbelangrijk zijn maar die buiten alle verhoudingen worden vergroot, waardoor de kwestie waar het om gaat en Gods ware aanbidding op de achtergrond worden geschoven. Trots, een sterk ego, de geest van deze wereld en een in deze tijd toenemende neiging om alles zelf uit te knobbelen en alleen te geloven wat men kan zien, leiden er alle toe dat de geest van onafhankelijkheid wortel schiet en zich tegen het natuurlijke verlangen van de mens om Jehovah te leren kennen en in een opgedragen verhouding heilige dienst voor hem te verrichten, verzet. Laat u niet door een onafhankelijke geest van deze wereld tegenhouden. Hier staat tegenover dat ’wanneer de Zoon u vrij gemaakt heeft, gij werkelijk vrij zult zijn’. Ja, „opdat wij waarlijk vrij zouden zijn, heeft Christus ons vrijgemaakt. Houdt dus stand en laat u niet weder een slavenjuk opleggen”. Laat u er door uw liefde voor Jehovah toe bewegen u in gehoorzame dienst aan hem te geven. — Joh. 8:36; Gal. 5:1; 2 Petr. 2:19-21.
OVERDOPEN NOODZAKELIJK?
11, 12. (a) Wat dient iemand te doen wanneer hij eraan twijfelt of zijn opdracht en doop wel geldig zijn? (b) Waarom maakt een beperkte kennis of het feit dat men een tijdlang inactief is geweest, het nog niet noodzakelijkerwijs nodig dat men zich laat overdopen?
11 Ten gevolge van bepaalde omstandigheden die ten tijde van de doop bestonden of ten gevolge van latere ontwikkelingen, twijfelen sommigen aan de geldigheid van hun opdracht en doop en vragen zij zich af of zij niet overgedoopt moeten worden. Misschien werden zij op zeer jeugdige leeftijd gedoopt of toen zij nog erg onrijp in de waarheid waren, of misschien zijn zij na hun doop een tijdlang inactief geweest in de bediening. Ter gelegenheid van de doopplechtigheid wordt er altijd een lezing over de doop gehouden ten einde duidelijk te maken wat er bij de opdracht en de doop is betrokken. Indien er later bij iemand enige twijfel rijst over de geldigheid van zijn opdracht, dient hij zich af te vragen of hij begreep dat de waterdoop een symbool vormde van een opdracht om Jehovah’s wil te doen en of hij zich vóór de doop werkelijk aan Jehovah had opgedragen om Zijn wil te doen, ook al was zijn kennis van de waarheid destijds beperkt en had hij slechts gedurende een korte tijd door middel van een bijbelstudie nauwkeurige kennis tot zich genomen. Had hij de vragen die aan het einde van de plechtigheid werden gesteld, bevestigend en met een fundamenteel begrip van de betekenis ervan, beantwoord
12 Het spreekt vanzelf dat de waardering voor de opdracht sinds men deze door de waterdoop heeft gesymboliseerd, bij iedereen toegenomen dient te zijn. Het is beslist waar dat wij de opdracht destijds niet volledig naar waarde schatten, althans niet in dezelfde mate als wij dit thans doen. Dit betekent echter niet noodzakelijkerwijs dat wij overgedoopt moeten worden, ook al heeft onze onrijpheid tot gevolg gehad dat wij later tijdelijk in het vervullen van onze bedieningsverantwoordelijkheden verslapten. Indien men zich echter voornamelijk aan de doop heeft onderworpen op grond van emotionele factoren, zonder dat men een juist inzicht had, of om zijn ouders of anderen een plezier te doen, en indien deze doop er geen symbool van vormde dat men zich daarvóór aan Jehovah had opgedragen om Zijn wil te doen, zal het juist zijn dat men wordt overgedoopt. De opdracht dient vóór de doop, en niet erna, te komen.
13. Wat moet er, voordat wij tot Jehovah komen om ons aan hem op te dragen, eerst gebeuren willen wij in zijn ogen aanvaardbaar zijn?
13 Er kunnen zich ten tijde van de doop bepaalde persoonlijke omstandigheden voordoen die het nodig maken dat men wordt overgedoopt. De psalmist David verklaarde in een aan Jehovah opgedragen loflied: „Wie mag den berg des HEREN beklimmen, wie mag staan in zijn heilige stede? Die rein is van handen en zuiver van hart, die zijn ziel niet op valsheid richt, noch bedrieglijk zweert. Die zal van den HERE een zegen weg dragen en gerechtigheid van den God zijns heils” (Ps. 24:3-5). De opdracht is een bilaterale regeling. Jehovah is de superieur en wij zijn de inferieuren. Jehovah stelt de bepalingen van de opdracht vast, wij brengen ons leven ermee in overeenstemming. Hij verlangt dat wij eerst berouw hebben, onze vroegere onreine praktijken de rug toekeren en ons dan rein aan hem vertonen.
14, 15. (a) Welke omstandigheden maken iemands beleden opdracht en doop ongeldig? (b) Maakt de omstandigheid dat de doper het nodig acht overgedoopt te worden, de opdracht en doop van degenen die door hem zijn gedoopt, ongeldig?
14 Wij zouden ons niet kunnen voorstellen dat Jehovah de opdracht zou aanvaarden van iemand die in een immorele situatie verkeert of die ten tijde van de doop dingen doet welke, wanneer hij zich in de christelijke gemeente zou bevinden, tot gevolg zouden hebben dat hij door uitsluiting van Jehovah’s gunst zou worden afgesneden. In het gewone zakenleven is een contract pas geldig nadat het door alle betrokken partijen is getekend en op juiste wijze is verzegeld. Dit beginsel zal het voor iemand die er vroeger niet voor in aanmerking kwam om gedoopt te worden, nodig maken overgedoopt te worden, ook al heeft hij zich na zijn vroegere doop niet meer aan deze verkeerde daden schuldig gemaakt en heeft hij in de waarheid en dienst van Jehovah vorderingen gemaakt. De eerste doop kon niet een opdracht symboliseren die onder juiste omstandigheden was gedaan, zodat deze door Jehovah geaccepteerd kon worden. Hij dient nu het vaste besluit te nemen Jehovah’s wil te doen, waardoor hij zijn leven aan Jehovah’s dienst opdraagt, en zich bij de eerste de beste gelegenheid aan de doop te onderwerpen. Wanneer zich na de opdracht en de doop een onreine situatie ontwikkelt, maakt dit de opdracht nog niet ongeldig. De betreffende persoon zal in dat geval een passende strenge berisping van de zijde van de organisatie moeten verwachten.
15 Hoewel degene die de doop verricht een opgedragen broeder moet zijn, vormt de doper niet de belangrijke factor die in beschouwing moet worden genomen wanneer men wil vaststellen of de doop geldig is geweest. Waar het om gaat is: Hebben wij de lezing over de opdracht die door Jehovah’s theocratische organisatie was georganiseerd, beluisterd en hebben wij ons eraan onderworpen door iemand die daartoe door de organisatie was aangesteld, gedoopt te worden? Het is voor ons later niet van belang wanneer wij bemerken dat degene die ons heeft gedoopt of degene die de dooplezing heeft gehouden, het nodig heeft gevonden zelf overgedoopt te worden. Wat telt, is de geldigheid van de organisatie die hij destijds vertegenwoordigde en die hem ertoe had gemachtigd en aangesteld de waterdoop te verrichten.
GODDELIJKE HULP OM DE OPDRACHT TE VERVULLEN
16. (a) In de naam van welke drie worden wij gedoopt? (b) In de naam van de Vader gedoopt te worden wil zeggen dat wij wat erkennen?
16 Laat niemand van ons echter denken dat hij zijn opdracht in eigen kracht kan vervullen. Jehovah’s hulp is nodig en zelfs onmisbaar. Wij worden op de noodzaak van goddelijke hulp attent gemaakt in het gebod dat Jezus zijn volgelingen gaf: „Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in den naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb” (Matth. 28:19, 20). Ons begrip van de doop wordt vergroot wanneer wij begrijpen waarom wij in de naam van deze drie worden gedoopt. In de naam van de Vader gedoopt te worden, betekent dat wij Jehovah als de geestelijke Vader, de Levengever, erkennen. Wij erkennen dat Jehovah de Soeverein van het universum is en dat hij van ons exclusieve toewijding eist. Door ons leven op te dragen, tonen wij bovendien dat wij de strijdvraag betreffende de universele soevereiniteit begrijpen en ons standpunt aan de juiste zijde ervan wensen in te nemen.
17, 18. (a) Waarom worden wij in de naam van de Zoon gedoopt? (b) Waarom worden wij ook in de naam van de heilige geest gedoopt?
17 In de naam van de Zoon gedoopt te worden, betekent dat wij ons volledig bewust zijn van de positie die de eniggeboren Zoon van God bekleedt, dat hij Jehovah’s Koning van de nieuwe wereld is. Wij moeten erkennen dat de gelovige mensheid door middel van het slachtoffer van Jezus van de gevolgen van zonde en dood zal worden bevrijd. Hij is voor de „grote schare” der „andere schapen” de „Eeuwige Vader”. — Jes. 9:5 6; Joh. 10:16.
18 Gedoopt te worden in de naam van de heilige geest betekent dat wij ons volledig bewust zijn van de rol die de werkzame kracht van Jehovah speelt. Deze geest, die geen persoonlijkheid bezit maar tegen elke taak die Jehovah volbracht wil hebben, is opgewassen, kan naar elk deel van het universum uitgezonden worden om Jehovah’s onweerstaanbare wil te volbrengen. Het is de kracht die gewillige menselijke schepselen inzicht in Jehovah’s wil en voornemens schenkt. Het is de kracht die zijn organisatie er thans bij leidt de ware aanbidding hoog te houden en tegenstand van de vijand te weerstaan. Gods Woord de bijbel is het voortbrengsel van de heilige geest, en daarom dienen wij dit boek te bestuderen.
19. (a) Wanneer de opdracht en de doop onder juiste omstandigheden plaatsvinden, welke speciale verhouding wordt er dan door in het leven geroepen? (b) Wat is de zekere hoop van de getrouwen, en welke dienstvoorrechten staan er na de doop open?
19 Welke voorrechten en zekere hoop ontvangen degenen die de stap van de doop doen? In de eerste plaats komen zij door bemiddeling van Gods Zoon, Christus Jezus, in een heel speciale verhouding tot Jehovah te staan. Indien iemand zonder voorbehoud tot Jehovah komt en zijn leven onder reine omstandigheden opdraagt, kan hij erop vertrouwen dat er een dergelijke verhouding bestaat. Het bewijs hiervan wordt geleverd doordat Jehovah zijn dienst zegent en hij in kennis en inzicht en in de vruchten van de geest toeneemt. Hij heeft een sterk geloof in en een zekere hoop op Jehovah’s beloften, die hem een erfenis met de rechtvaardigen op aarde waarborgen. Er komt ook een speciale verhouding tot stand tussen hem en de andere leden van de Nieuwe-Wereldmaatschappij. Hij krijgt er duizenden broeders en zusters bij die ten aanzien van de ware aanbidding van God hetzelfde werk verrichten. Zijn vooruitgang, zijn rijpe kijk op de strijdvraag betreffende de universele soevereiniteit en zijn toewijding aan Jehovah en zijn beginselen kwalificeren hem als een bekwame vertegenwoordiger van Jehovah. Hij is er volledig toe gemachtigd erop uit te trekken ten einde het goede nieuws van het opgerichte koninkrijk te prediken. Hij is waarlijk een door God aangestelde bedienaar van het evangelie, en naarmate hij in rijpheid blijft groeien, staan er extra voorrechten voor hem open, zoals het ambt van dienaar in een gemeente om bepaalde organisatorische taken te vervullen, of het voorrecht door de centrale organisatie die door Jehovah wordt gebruikt om het predikingswerk te leiden, als een volle-tijd-prediker te worden aangesteld. Na verloop van tijd komt hij er als gevolg van zijn rijpheid en inzicht in Jehovah’s Woord wellicht voor in aanmerking een opziener in een gemeente te worden. — Gal. 5:22, 23; 1 Tim. 3:1-13.
KIES WIE U WILT DIENEN
20. Waarom moeten wij een strijd met deze wereld voeren wanneer wij het besluit nemen ons aan Jehovah’s dienst op te dragen?
20 In deze laatste dagen is er een groot wereldstelsel opgebouwd. Het is meedogenloos en zelfzuchtig en het is zo geconstrueerd dat het u tot zijn slaaf wil maken. De commerciële, religieuze en politieke facetten ervan zijn alle zo ontworpen dat ze erop uit zijn u te pakken te krijgen en uw tijd, uw energie, uw talenten en, ja, uw toewijding op te slokken. Dit wereldstelsel is ook erg listig, want het is aantrekkelijk. Of u nu een gemiddeld persoon bent, die in deze wereld een strijd om het bestaan moet voeren en van sommige van de fysieke gemakken van deze wereld profiteert maar daarbij ook vele van haar moeilijkheden moet verduren, of iemand die zich wat van haar wereldse kennis heeft eigen gemaakt, en zijn tijd er ambitieus aan besteedt zich op te werken, het maakt voor de Duivel en voor degenen die door hem worden gebruikt om de gehele wereld te misleiden, geen verschil. Hij is uitermate sluw en weet degenen die aarzelen om positief op Gods liefde en de kracht van de waarheid te reageren, op verschillende manieren te verleiden. Er zijn grote filantropen en de wereld kent op verschillende gebieden van het menselijke streven grote leiders, maar zij hebben zich aan een wérk of, chauvinistisch, aan een belangrijk personage opgedragen. Hoe geheel anders is dit in het geval van een dienstknecht van Jehovah God! Waarom? Omdat hij zich aan zijn God, en niet slechts aan een werk opdraagt, alhoewel zijn opdracht met zich meebrengt dat hij opbouwende werkzaamheden verricht waardoor Jehovah lof wordt toegebracht.
21. Hoe kunnen wij een verstandige keuze doen en leven? Wat dienen degenen die zich nog niet hebben opgedragen en dit nog niet door de waterdoop hebben gesymboliseerd, derhalve te doen?
21 De beslissing waarmee alle leden van de mensheid persoonlijk worden geconfronteerd, is derhalve: Wie zal ik dienen, Jehovah of Satan? Het stelsel van deze wereld of de belangen van het Koninkrijk? Zal uw beslissing zijn als die van Jozua: „Ik en mijn huis, wij zullen den HERE dienen”? En als die van Jezus: „Zie, hier ben Ik om uw wil te doen”? Deze beslissing heeft tevens betrekking op Christus’ gebod dat wij gedoopt moeten worden. De doop vormt een essentiële stap wanneer wij in de speciale verhouding met Jehovah en zijn Zoon worden opgenomen. Wij kunnen niet willens en wetens weigeren gedoopt te worden en dan ook nog zijn gunst genieten. Door Gods Woord ijverig te bestuderen, zal uw inzicht in de verantwoordelijkheden die de opdracht met zich meebrengt, groter worden en zult u de opdracht en de doop vollediger begrijpen. Ga er vervolgens zonder aarzelen gehoorzaam toe over deze stap te doen, indien u deze niet al hebt gedaan, en zorg er aldus voor dat u voor Jehovah’s gunst en leven in zijn nieuwe wereld in aanmerking komt. — Joz. 24:15; Hebr. 10:9.
22. Aan welk werk moeten wij in deze laatste dagen gehoorzaam deelnemen ten einde ons van de verantwoordelijkheden te kwijten die het resultaat zijn van onze opdracht?
22 Laten degenen die zich reeds in een verbondsverhouding met Jehovah bevinden, voortdurend aan hun gelofte denken en deze getrouw vervullen. Mag hun liefde voor hem sterk blijven en mogen zij hun liefde voor hun naaste nooit vergeten. Toen Jezus het bevel gaf heen te gaan om discipelen te maken en hen als een symbool van hun opdracht aan Jehovah te dopen, zei hij: „Mij is gegeven alle macht in hemel en op de aarde.” Wanneer wij wijs willen handelen, kunnen wij het beslist niet uitstellen een discipel van Jezus te worden en het gebod dat hij gaf nadat hem alle macht was gegeven, namelijk gedoopt te worden en een aandeel aan de bekendmaking van het goede nieuws te hebben, te gehoorzamen. — Matth. 28:18.