Voldoening door Jehovah te dienen
zoals verteld door H. Geiger
TOEN ik aan het eind van de Eerste Wereldoorlog van het front terugkwam, was ik hongerig naar rechtvaardigheid en waarheid. Deze honger werd pas gestild in april 1920, toen er iets bijzonders gebeurde in Straatsburg, Frankrijk, waar ik bij mijn moeder woonde en als bouwkundig ingenieur in de betonbouw werkzaam was. Deze bijzondere gebeurtenis was de komst van het „Photo-Drama der Schepping” van de Watch Tower Bible and Tract Society, een geïllustreerde verklaring van Gods voornemens waarbij dia’s en bewegende beelden werden gebruikt. Door deze aanschouwelijk voorgestelde verklaring van Gods voornemens kwam ik meer over de bijbel te weten dan in alle dertig jaar van mijn leven in de Evangelische Kerk. Deze uitleg schonk mij geestelijke voldoening.
Vanaf die tijd heb ik geen vergadering van de Bijbelonderzoekers, zoals Jehovah’s getuigen toen werden genoemd, meer overgeslagen; en vanaf mei tot en met augustus bestudeerde ik nauwgezet de zes delen van de door de eerste president van het Genootschap, C. T. Russell, geschreven Schriftstudiën. In mei was ik getrouwd en in september symboliseerden mijn vrouw en ik onze opdracht aan de Almachtige God door middel van de waterdoop.
HET BEGIN
De vertoning van het „Photo-Drama der Schepping” was de eerste doeltreffende openbare activiteit van Jehovah’s volk in de Elzas. Daar ik het verlangen koesterde mee te helpen bij dit werk, reisde ik iedere avond per trein naar de plaatsen waar het werd vertoond. Toen J. F. Rutherford, president van het Wachttorengenootschap, in 1920 door Europa reisde, kwam hij ook naar Straatsburg om er zijn lezing „Miljoenen nu levende mensen zullen nimmer sterven” te houden. Wij kondigden deze lezing grondig aan en het werd een reusachtig succes.
De Elzas begon geestelijk wakker te worden en in verscheidene steden ontstonden nieuwe studiegroepen. Het voorrecht deze groepen te bedienen, werd mij toevertrouwd. Daar het Genootschap mij tot gemeente-opziener van Straatsburg had aangesteld, had ik het voorrecht met de geregelde van-huis-tot-huis-activiteit in de stad en op het platteland te beginnen. Onze studiehulpmiddelen waren het eerste deel van de Schriftstudiën en het geïllustreerde boek Het Photo-Drama der Schepping. Het was werk dat ons grote voldoening schonk.
Het bekendmaken van Gods waarheid werd een bron van vreugde in mijn leven. Daar deze vreugde van Jehovah afkomstig was, was ze zeer versterkend. In Straatsburg had ik het vreugdevolle voorrecht een groepstudie te leiden uit het zevende deel, dat „The Finished Mystery” heette, waaraan ongeveer 250 tot 300 personen deelnamen. Ook het tijdschrift Het Gouden Tijdperk (thans Ontwaakt!) droeg bij tot het verbreiden van Gods boodschap. Een van de zusters verspreidde maandelijks tegen de 2000 exemplaren in de restaurants. Het boek De Harp Gods kwam als een extra stimulans bij het verkondigen van Gods voornemen aan de mensen. Ja, Jehovah had ons werk te doen gegeven en dit bracht ons grote vreugde en voldoening.
Mijn vrouw, mijn moeder, ons zoontje en ik vormden te zamen een theocratisch gezin waarin alles in overeenstemming met de belangen van de dienst voor God werd geregeld.
VERDERE DIENSTVOORRECHTEN
Het „Photo-Drama” werd nog vier maal overal in de Elzas vertoond. Toen het de laatste maal werd aangekondigd, werd het door de Directeur des cultes, een regeringsbeambte die tevens predikant was, verboden. Evenals bij vele vroegere gelegenheden had ik een onderhoud met hem, in de loop waarvan hij toegaf dat ’indien de geestelijken in 1914 hun plicht hadden gedaan, er geen wereldoorlog geweest’ zou zijn. Deze predikant erkende dat ’de vernietiging van de huidige wereldorde en de oprichting van Gods koninkrijk de enige echte oplossing vormde’, maar dat hij er niet in kon geloven, daar hij er niet van overtuigd was dat de bijbel Gods geïnspireerde Woord was. Hij zei echter tegen mij: ’Indien de apostel Paulus thans op aarde was, zou hij op dezelfde manier werken en dezelfde methoden volgen als u.’ Daarna gaf hij toestemming voor verdere vertoningen van het „Photo-Drama”.
Daardoor konden wij twee vertoningen in Straatsburg geven, waarvoor wij de Aubettesaal op de Kleberplatz, precies middenin de stad, gebruikten. Het bezoekersaantal bedroeg ruim 3000. Personen die ons gunstig gezind waren, waarschuwden ons dat het katholieke studentencorps op aanstoken van hun hoogleraren van plan was de laatste avond een aanval te doen om de bijbelse voorstelling op te breken. Wij troffen de nodige maatregelen. Toen deze vredeverstoorders met hun aanval begonnen, bevonden zij zich binnen enkele minuten weer buiten de zaal. Toen probeerden vijftig studenten zich met geweld toegang te verschaffen, maar nu was de politie ons te hulp gekomen; de belhamels werden gearresteerd. Hoewel de menigte die zich midden op het plein bevond katholieke gezangen begon te zingen, werd de vertoning vreedzaam tot het einde toe voortgezet.
Daar het werk toenam, achtte het Wachttorengenootschap het nodig een kantoor en lectuurdepot voor Elzas-Lotharingen in de stad Straatsburg te vestigen en deze dienst werd mij toevertrouwd. Met mijn gezin woonde ik in een klein gebouw van twee verdiepingen waar wij alles konden onderbrengen. Ik ging door met mijn wereldse werk en behield mijn ambt als gemeentedienaar. ’s Avonds verzorgde ik het bureauwerk en op de weekeinden bezocht ik de gemeenten om hen te helpen vooruitgang te boeken met Gods werk. Deze activiteit bezorgde mij veel vreugde en voldoening, en ik was Jehovah dankbaar voor de mij toevertrouwde voorrechten.
De grotere vergaderingen die ieder jaar in Zwitserland en Parijs werden georganiseerd en waar vaak de president van het Genootschap aanwezig was, waren altijd bijzonder versterkend en stimulerend. Onze nieuwe naam „Jehovah’s getuigen” werd met grote vreugde ontvangen en onze positie voor het aangezicht van God en de mensen werd zeer versterkt. Onze vreedzame activiteit werd in 1939 echter wreed onderbroken doordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Binnen drie dagen werden Straatsburg en de grensbevolking langs de Rijn door de regering geëvacueerd naar het gebied Dordogne, waar ik gelukkig een gemeubileerde woning voor mijn gezin kon vinden.
TOENEMENDE VREUGDE ONDANKS BELEMMERINGEN
Twee weken later ontving ik instructies van het bureau in Bern om naar Parijs te gaan en daar de bijkantoordienaar, broeder Knecht, die ernstig ziek was, te helpen. Ik liet mijn gezin in Dordogne achter en reisde naar Parijs. Kort daarna, in oktober, werd ons predikingswerk door de Franse regering verboden en werden de eigendommen van het Genootschap verbeurd verklaard. Veertien dagen later stierf broeder Knecht en broeder Harbeck, het hoofd van het bureau voor Centraal-Europa, vertrouwde mij dit ambt toe. Wij probeerden de regering ertoe te brengen het verbod op te heffen, maar alle verzoekschriften werden afgewezen. Wij organiseerden het werk in overeenstemming met onze nieuwe omstandigheden en gingen vastberaden door.
Toen de Duitse troepen naderden, raakte de bevolking van Parijs en geheel noord-Frankrijk in paniek en vluchtten velen naar het zuiden en westen. Ik had mijn wereldse werk bij dezelfde firma in Parijs weer opgevat en nu kreeg mijn werkgever instructies van de regering met al zijn arbeiders naar Dordogne terug te keren, maar toen wij daar aankwamen, moest alles ten gevolge van de overwinning van de Nazi’s geliquideerd worden. Na het sluiten van de wapenstilstand tussen Frankrijk en Duitsland begonnen de mensen weer naar hun huizen terug te keren en ik ging naar Parijs terug en nam mijn gezin mee.
Frankrijk was verdeeld en nu er door de Duitsers een censuur was opgelegd en er een beperking op papier, schrijfmachines en drukpersen rustte, lagen er vele belemmeringen op onze weg. Ondanks dit alles drukten wij boeken en brochures en ontvingen wij regelmatig het noodzakelijke geestelijke voedsel. Doordat wij ijverig en onbevreesd in Gods dienst gingen, smaakten wij de voldoening de gemeenten te zien groeien en het werk zich te zien uitbreiden. In gunstig gelegen plaatsen organiseerden wij grotere vergaderingen voor de broeders, tot vreugde en aanmoediging van ons allen. Vele beambten bij de Franse politie waren ons gunstig gezind en slechts weinigen van ons werden door de Gestapo gearresteerd.
Nogmaals trof de oorlogsgesel het land en door de bombardementen werden grote verwoestingen aangericht. Hoewel er nog steeds een verbod op het werk rustte, konden wij nu een vrijere en doeltreffender activiteit ontplooien. Ik gaf mijn wereldse werk, dat ik tot op die tijd had aangehouden, op, zodat ik al mijn tijd aan de belangen van Gods koninkrijk kon wijden.
Direct nadat de oorlog was beëindigd, ondernam ik, bijgestaan door nog twee broeders, de nodige stappen om het verbod opgeheven te krijgen. En op 31 augustus 1947 werden het Wachttorengenootschap en onze christelijke activiteit weer wettig door de regering erkend. Wij slaagden er ook in onze verbeurd verklaarde eigendommen langs gerechtelijke weg terug te krijgen. Naar aanleiding van instructies van de president van het Genootschap kochten wij daarna een huis in Parijs dat als bureau en Bethelhuis zou dienen.
Jehovah heeft onze volharding rijkelijk gezegend. Aan het begin van de oorlog waren wij met 800 verkondigers in heel Frankrijk en toen het verbod werd opgeheven, waren er 2800. Toen wij weer vrij konden vergaderen, oogstten wij de jaren die daarop volgden veel van wat wij in de oorlogsjaren hadden gezaaid, want het aantal Koninkrijkspredikers steeg en bereikte in 1951 zelfs het aantal van 7136.
De daaropvolgende jaren bleef het werk in Frankrijk toenemen en nu zijn wij de mijlpaal van 16.000 predikers van het goede nieuws gepasseerd. Wij hebben een mooi nieuw gebouw van vijf verdiepingen met een drukkerij en woonruimte voor de werkers op het bijkantoor. Ik zie met vreugde terug op de voorrechten die ik heb genoten bij het dienen van de belangen van Gods koninkrijk en ben nog steeds dankbaar dat in 1920 het „Photo-Drama” in Straatsburg werd vertoond. Ik ben er met het verstrijken van de jaren niet jonger op geworden en een ziekte die ik tijdens de oorlogsjaren heb opgelopen, heeft mijn krachten enigszins ondermijnd, maar toch blijft de vreugde van Jehovah mij kracht en grote voldoening schenken. — Neh. 8:11 10.
(Broeder Geiger heeft zijn aardse loopbaan getrouw volbracht en is op 29 augustus 1962 in het huis van zijn zoon in Frankrijk overleden.)