Deel Twee
1. (a) Hoe lang heeft Babylon de Grote in de oude stad Babylon gezeteld? (b) Op welke wijze zwaaide Babylon de Grote de scepter over andere wereldmachten? (c) Met welk doel heeft ze zich haar religieuze macht ten nutte gemaakt?
DE OUDE stad Babylon aan de rivier de Eufraat vormde de belangrijkste plaats waar Babylon de Grote, als een wereldrijk van valse religie, zetelde. Dit bleef zo totdat Babylon in 539 v. Chr. zijn positie als de derde wereldmacht van de bijbelse geschiedenis verloor en plaats maakte voor de Medo-Perzische Wereldmacht. Er waren twee andere wereldmachten aan de Babylonische Wereldmacht voorafgegaan, namelijk 1. de Egyptische en 2. de Assyrische Wereldmacht. Babylon de Grote, het wereldrijk van Babylonische religie, had echter ook over die twee vroegere wereldmachten de scepter gezwaaid. Ze maakte zich haar religieuze macht over deze rijken ten nutte door ze tegen het Zaad van Gods vrouw te gebruiken en aldus te trachten de afstammingslijn waarlangs het Zaad zou komen, te vernietigen. Babylon de Grote is een internationale hoer en ze geeft zich aan de politieke heersers der aarde over ten einde haar religieuze doelstellingen te verwezenlijken. Aldus verenigt ze religie met politiek.
2. Wat poogde Babylon de Grote in Egypte te doen? Met welke mate van succes?
2 Nadat Jozef, de kleinzoon van de patriarch Isaäk, als de eerste minister van Egypte was gestorven, werkte Babylon de Grote als een religieuze macht met Egypte’s farao’s samen in een poging Jozefs volk, de Hebreeën, te vernietigen. Dezen woonden toen als gasten, als tijdelijke inwoners, in het land Egypte. Door hen als slaven zeer hard te laten werken, hoopte Farao te bereiken dat zij zouden uitsterven. Toen dit plan faalde, beval Farao dat alle Hebreeuwse manlijke baby’s bij de geboorte gedood moesten worden. Babylon de Grote moet toen het gevoel gehad hebben dat ze over Gods vrouw, die in Egypte door de Hebreeën, de zonen van Israël, werd vertegenwoordigd, zegevierde. Ondanks de duivelse maatregel welke door Farao, die zich aan religieus overspel met Babylon de Grote schuldig maakte, werd genomen, werden er nog steeds baby’s geboren die in leven bleven, waartoe ook Mozes behoorde.
3. Welke ergernis kreeg Babylon de Grote in Egypte te verwerken?
3 Toen Mozes veertig jaar oud was, trachtte hij een beweging op touw te zetten om de kinderen Israëls te bevrijden, maar hij was gedwongen naar het verafgelegen land Midian te vluchten. Veertig jaar later zond Jehovah Mozes als zijn profeet terug om de Israëlieten uit het land van slavernij te leiden. Door Egypte met een aaneenschakeling van tien verwoestende plagen te teisteren, trad Jehovah ten behoeve van het Zaad van zijn vrouw handelend op, want „de HERE . . . had aan hun goden strafgerichten geoefend”, als gevolg waarvan alle eerstgeboren zonen van Egypte de dood vonden. Wat moet dit het religieuze Babylon de Grote geërgerd hebben! Kort hierna ontmaskerde Jehovah de machteloosheid van haar religie door Farao’s gehele achtervolgingsleger in de diepten van de Rode Zee te verdelgen, maar de Israëlieten er veilig doorheen te brengen en hen naar het land te voeren dat hij aan zijn vriend Abraham zou geven. — Num. 33:4; Ps. 78:43-53; Ex. 15:1-21.
4. (a) De geslachtslijn van welke koning van Israël werd nu het doelwit van de vijandige vrouw? (b) Op welke wijze werd Salomo door Babylon de Grote overmeesterd?
4 Vierhonderd drieënveertig jaar later regeerde koning David als soeverein over alle twaalf stammen van Israël in Sion, de citadel van Jeruzalem. Omdat David een man naar Gods hart bleek te zijn, sloot Jehovah een verbond met hem voor een eeuwig koninkrijk in zijn koninklijke geslachtslijn (2 Sam. 7:1-18; 1 Sam. 13:14). Op grond van dit koninklijke verbond met David wist Gods vrouw dat haar beloofde Zaad via de geslachtslijn van koning David zou komen. De vijandige vrouw, Babylon de Grote, kwam dit ook snel te weten, waarna ze zich onmiddellijk tegen Davids koninklijke geslachtslijn kantte. Salomo, de zoon van David, volgde hem op „Jehovah’s troon” in Sion (Jeruzalem) op en bouwde de schitterende tempel voor Jehovah’s aanbidding. Jeruzalem werd ook verder als de heilige stad van Israëls God door hem verfraaid. Salomo bleek echter niet het beloofde Zaad van Gods vrouw te zijn. Toen hij op hoge leeftijd was gekomen, slaagde het religieuze Babylon de Grote erin hem door bemiddeling van haar vertegenwoordigsters, de vele heidense vrouwen van Salomo voor wie hij religieuze hoogten voor de aanbidding van hun goden bouwde, te overmeesteren. — 1 Kon. 11:1-10.
5. Door welke ontwikkeling na Salomo’s dood kwam Jeruzalem, de stad die Gods vrouw op aarde vertegenwoordigde, in gevaar te verkeren?
5 Nadat de ontrouw geworden Salomo was gestorven, werd het koninkrijk van het huis van David ten gevolge van een opstand in tweeën gesplitst. Het opstandige noordelijke koninkrijk Israël koos zijn eigen nationale hoofdstad en stelde de aanbidding van gouden kalveren in, terwijl ten slotte in Samaria, de derde hoofdstad, met de Baälsaanbidding werd begonnen. Jeruzalem (Sion) bleef echter de hoofdstad van het koninkrijk Juda, dat slechts uit twee stammen bestond, terwijl de leden van de stam Levi in Jehovah’s tempel dienst verrichtten (1 Kon. 11:41 tot en met 16:33). Nadat er aldus twee eeuwen waren voorbijgegaan, begonnen de Israëlieten in de achtste eeuw vóór Christus de druk van de heerschappij van een nieuwe wereldmacht te voelen. In het jaar 740 v. Chr. werd Samaria, de hoofdstad van het noordelijke koninkrijk Israël, door koning Sargon II van Assyrië ingenomen en geplunderd, het koninkrijk werd omvergeworpen en de overlevende Israëlieten werden naar Assyrische gebieden gedeporteerd. Enkele jaren later volgde de invasie van het land Juda, waarbij koning Sanherib, de zoon van Sargon II, de Assyriërs aanvoerde. Jeruzalem, de stad die Gods vrouw op aarde vertegenwoordigde, kwam in gevaar te verkeren. Babylon was in die tijd aan Assyrië onderworpen, maar Assyrië beoefende de Babylonische religie.
6. Welke arrogante schimpwoorden werden de stad Jeruzalem namens Assyrië’s koning en god toegeworpen?
6 Vanuit zijn vesting vóór de Judese stad Lachis zond de Assyriër Sanherib boodschappers naar Jeruzalem ten einde arrogant van Hizkia te eisen dat hij de heilige stad zou overgeven. De Assyrische woordvoerder, Rabsaké, stond voor de stadsmuren en trad daar als een getuige op voor Nisroch, de god van koning Sanherib. Luid riep hij tot de joden op de stadsmuren: „Luistert niet naar Hizkia, want hij misleidt u door te zeggen: de HERE zal ons redden. Heeft soms één van de goden der volken zijn land ooit kunnen redden uit de macht van den koning van Assur? Waar zijn de goden van Hamath en Arpad, waar de goden van Sefarvaïm, Hena en Ivva? Hebben zij soms Samaria uit mijn macht gered? Wie waren er onder al de goden der landen, die hun land uit mijn macht hebben gered, dat de HERE Jeruzalem uit mijn macht zou kunnen redden?” — 2 Kon. 18:9-37.
7. (a) Gaf Jeruzalem zich over? (b) Welk antwoord gaf Jehovah door bemiddeling van zijn profeet Jesaja?
7 De stad Jeruzalem liet Sanherib weten dat ze weigerde zich over te geven. Daarom achtte hij het noodzakelijk haar nog een boodschap te laten toekomen waarin Jeruzalems God Jehovah werd gekleineerd. Vanuit de heilige stad antwoordde Jehovah toen door bemiddeling van zijn profeet Jesaja met de volgende uitdagende woorden: „Zij veracht u, zij bespot u, de jonkvrouw, de dochter Sions; zij schudt het hoofd achter u, de dochter van Jeruzalem. Wien hebt gij gehoond en gelasterd, en tegen wien de stem verheven en uw ogen trots opgeslagen? Tegen den Heilige Israëls! Door uw gezanten hebt gij den Here gehoond . . . Ik [zal] mijn haak in uw neus slaan en mijn bit in uw mond leggen, en u doen terugkeren langs den weg dien gij gekomen zijt.” — 2 Kon. 19:1-28.
8. Wat gebeurde er als een vervulling van deze woorden met Sanherib en zijn troepen?
8 Die nacht doodde Jehovah’s engel honderd vijfentachtig duizend strijders van Sanheribs troepen en de volgende morgen trok Jehovah Sanherib als het ware met een haak in zijn neus terug naar Ninevé, de hoofdstad van Assyrië. Na deze nederlaag maakte Sanherib echter het opstandige Babylon met de grond gelijk; hij heeft zich er evenwel nooit op kunnen beroemen Jeruzalem te vernietigen of zelfs maar te veroveren. Terwijl Sanherib bezig was met de herbouw van Babylon, werd hij door twee van zijn zoons vermoord toen hij de god Nisroch in diens tempel aanbad (2 Kon. 19:35-37). Wat een grootse overwinning voor Gods vrouw!
GEVANGENSCHAP EN BEVRIJDING
9. Welke ontwikkelingen leidden tot de vernietiging van de stad waarnaar Gods vrouw was genoemd?
9 De strijd tussen Gods vrouw en haar vijandin Babylon de Grote was echter geenszins voorbij. In de volgende eeuw kreeg het herbouwde Babylon, dat toen door de grootste koning die het heeft gekend, Nebukadnezar II, werd bestuurd, als wereldmacht de overhand. De stad Jeruzalem en haar tempel van Jehovah’s aanbidding waren tegen die tijd totaal verontreinigd. Wat nu gebeurde, vormde een schijnbaar blijvende nederlaag voor Gods vrouw en een bekronende overwinning voor haar vijandin, want in 607 v. Chr. werd Jeruzalem, waarnaar Gods vrouw was genoemd, vernietigd.
10. Waarom kon Gods vrouw tot Babylon de Grote zeggen: „Verblijd u niet over mij”?
10 Gods vrouw, het hemelse Jeruzalem, bleef echter bestaan, en ze wist dat de vernietiging van de aardse stad een oordeel vormde dat door haar echtgenoot Jehovah werd voltrokken. Uit verklaringen in de profetieën van Jesaja, Jeremia en andere joodse profeten wist ze dat de vernietiging van het aardse Jeruzalem slechts tijdelijk zou zijn en precies zeventig jaar zou duren. Daarna zouden haar verbannen kinderen uit hun gevangenschap aan Babylon worden bevrijd, zodat zij naar hun land konden terugkeren en de stad Jeruzalem en haar tempel konden herbouwen. Gedurende die jaren van verwoesting kon Gods vrouw, die door het aardse Jeruzalem werd vertegenwoordigd, derhalve tot Babylon en haar tegenhanger, het Babylon de Grote, zeggen: „Verblijd u niet over mij, mijn vijandin: al ben ik gevallen, ik zal weder opstaan; al zit ik in het duister, de HERE zal mij tot licht zijn.” — Micha 7:8.
11, 12. Welke profetieën zouden nu ten aanzien van Babylon in vervulling gaan, en welk spotlied kon tegen haar koninklijke dynastie worden aangeheven?
11 Babylon had verschrikkelijk tegen Jehovah gezondigd. Ze verdiende Jehovah’s onontkoombare wraak. De beker van vernedering, beroving en vernietiging die ze het aardse Jeruzalem te drinken had gegeven, moest nu aan haar worden aangeboden. Bepaalde profetieën die Jehovah lang van tevoren bij monde van zijn heilige profeten had uitgesproken, stonden op het punt in vervulling te gaan. Het was zelfs zo sterk dat de legers waarvan hij de komst had voorzegd en die uit strijders van verscheidene natiën zouden bestaan, tegen haar optrokken om haar ten val te brengen. Ja, de man wiens naam hij van tevoren had bekendgemaakt, namelijk Kores, werd nu door hem geroepen om deze legers aan te voeren! Hij gaf hem de gedachte in, de grote stad van haar rivier, die een verdediging vormde, te beroven. Hij zorgde ervoor dat de stadspoorten voor de invasie van Kores’ troepen werden opengelaten. Hij liet een hand op de muur van de feestelijke eetzaal van koning Belsazar verschijnen die schreef dat het aantal dagen van zijn koninkrijk ten einde liep, dat hij was gewogen en te licht bevonden en dat zijn koninkrijk verdeeld zou worden en onder de gezamenlijke heerschappij van de Meden en de Perzen zou komen te staan. Kort hierna, in dezelfde nacht in 539 v. Chr., werd Belsazar gedood; aldus eindigde de koninklijke dynastie welke zesentachtig jaar daarvoor met Nebukadnezar was begonnen en konden Jeruzalems bannelingen Jesaja’s spotlied tegen die dynastie aanheffen en zeggen:
12 „Hoe zijt gij uit den hemel gevallen, gij morgenster, zoon des dageraads; hoe zijt gij ter aarde geveld, overweldiger der volken! En gij overlegdet nog wel: Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten . . . mij aan den Allerhoogste gelijkstellen. Integendeel, in het dodenrijk wordt gij neergeworpen, in het diepste der groeve.” — Jes. 14:3-15; Dan. 5:1-30 31.
13. Wat konden de joodse bannelingen nu tot de stad Babylon zeggen?
13 De joodse bannelingen konden nu de profetische woorden van Jesaja opnemen en tot de stad Babylon zelf zeggen: „Daal af, en zet u neer in het stof, jonkvrouw, dochter van Babel. Zet u neer ter aarde, zonder zetel, dochter der Chaldeeën, . . . Zet u zwijgend neer en ga in de duisternis, gij dochter der Chaldeeën, want men zal u niet langer gebiedster der koninkrijken noemen.” De joodse bannelingen konden tevens tot haar, die hen vroeger in gevangenschap had gehouden, zeggen: „Er is Iemand die ons terugkoopt. Jehovah der legerscharen is zijn naam, de Heilige van Israël.” — Jes. 47:1-5; vs. 4, NW.
14. Op welke wijze werden de bannelingen hersteld, en hoe verliep de herbouw van de tempel en de muren?
14 Als Israëls Terugkoper wekte Jehovah vervolgens Babylons overwinnaar, Kores de Pers, ertoe op zijn bevel uit te vaardigen op grond waarvan de joodse bannelingen naar de berg Sion konden terugkeren ten einde aldaar Jeruzalem en Jehovah’s tempel te herbouwen. Tegen het einde van Jeruzalems zeventigjarige verwoesting waren een getrouw overblijfsel van de Israëlieten en duizenden van hun niet-joodse dienstknechten weer in hun geboorteland terug en bevonden zij zich weer op de plaatsen waar vroeger hun steden hadden gelegen. Jeruzalems verwoesting eindigde en ze ontwaakte uit de toestand van verdoving waarin ze als gevolg van haar kwellingen was geraakt, schudde het stof van zich af, stond op en ging als een heilige stad op een respectabele stoel zitten. Op de eerste dag van hun zevende maanmaand in 537 v. Chr. werd er in het tempelgebied een altaar gebouwd en werd Jehovah’s aanbidding vernieuwd. Na vele jaren van tegenstand werd de herbouw van de tempel in 516 v. Chr. voltooid. Eenenzestig jaar daarna bevonden de muren zich weer in een goede conditie, tot verdere ergernis van Israëls vijanden, die tegen Jehovah’s aanbidding en het Zaad van Zijn vrouw waren gekant.
15. (a) Op welke wijze bleef Babylon de Grote, alhoewel de stad Babylon steeds meer achteruitging, floreren? (b) Stel de manier waarop vertegenwoordigers van Gods vrouw en Babylon de Grote op de menselijke geboorte van het Zaad reageerden, tegenover elkaar.
15 Op deze wijze oefende Jeruzalem (Sion) weer religieuze invloed uit op Jehovah’s aanbidders. Wat Babylon betreft, deze heidense stad was niet langer een wereldmacht en ging zowel in politiek als in commercieel opzicht achteruit. Haar grotere tegenhangster, Babylon de Grote, bleef echter floreren en haar religieuze koningschap over de heidense koningen en wereldmachten van de aarde, met inbegrip van het Medo-Perzische, het Griekse en het Romeinse Rijk, uitoefenen. Ze bleef waakzaam opletten wanneer het beloofde Zaad van Jehovah’s vrouw zou verschijnen en was bereid de belangen van de Grote Slang, Satan de Duivel, te dienen door eraan mee te werken dat de hiel van het Zaad van de vrouw vermorzeld zou worden. Ze verheugde zich beslist niet toen het Zaad in de herfst van het jaar 2 v. Chr. in Bethlehem uit een joodse maagd werd geboren en Jezus werd genoemd. Vertegenwoordigers van Gods vrouw, een menigte van hemelse engelen, verheugden zich wel en te zamen loofden zij God, zeggende: „Glorie in de hoogste hoogten aan God, en op aarde vrede onder mensen van goede wil.” Babylon de Grote sloot zich echter niet bij deze menigte aan. In plaats daarvan beraamde ze plannen om het kind Jezus door Jeruzalems niet-joodse heerser, de door Rome aangestelde koning Herodes, te laten doden.
16. Op welke wijze verhinderde Jehovah een tijdlang dat het Zaad werd vermorzeld?
16 Terwijl Jezus in Bethlehem werd grootgebracht, zond ze enkelen van haar religieuze wijze mannen, astrologen uit het oosten, naar koning Herodes om hem ervan in kennis te stellen dat de toekomstige koning van de joden was geboren. Nadat Herodes bij de niets vermoedende joodse priesters en schriftgeleerden inlichtingen had ingewonnen, zond hij de astrologen naar Bethlehem, waar zij het kind aantroffen, echter niet langer in de stal waar hij was geboren, maar in een huis (Luk. 2:7, 12; Matth. 2:11, NW). De Almachtige God verhinderde dat zij Herodes bescheid brachten en zouden verraden waar het Zaad van zijn vrouw zich bevond. Hij liet het kind Jezus naar Egypte brengen, opdat het daar tot de dood van Herodes zou blijven, terwijl hij er daarna voor zorgde dat het kind naar Nazareth, in de Romeinse provincie Galiléa, werd gebracht. Babylon de Grote moest derhalve op een latere gelegenheid wachten om het Zaad te vermorzelen.
17. Op welke wijze werd er een schijnbare overwinning op het Zaad behaald, en wie verheugde zich en wie treurde hierover?
17 In het jaar 33 leenden de in politiek opzicht ambitieuze priesters en religieuze leiders van de ontrouwe joden zich ertoe aan de verwezenlijking van de plannen van Babylon de Grote mee te werken. Zij arresteerden Jezus Christus in het geheim, veroordeelden hem wegens godslastering ter dood en leverden hem met de dringende eis dat hij aan een martelpaal ter dood gebracht zou worden, aan de Romeinse bestuurder van Jeruzalem over. Ten slotte zwichtte de bestuurder, waarna Jezus in de namiddag van de joodse paschadag op Calvarie stierf. Toen hij dood en begraven was, verheugde Babylon de Grote zich, terwijl het aardse Jeruzalem doorging met de viering van het paschafeest en het daaropvolgende feest van de ongezuurde broden. Gods vrouw, vertegenwoordigd door een joods overblijfsel dat het Zaad, toen hij nog in het vlees op aarde leefde, getrouw had gevolgd, treurde echter.
18. Hoe werden de rollen op de derde dag omgedraaid?
18 Maar o, hoe werden de rollen op de derde dag van zijn dood omgedraaid! Zijn hielwond werd volkomen genezen toen zijn hemelse Vader, Jehovah God, hem tot leven in de geest opwekte en Gods vrouw haar Zaad in het hemelse rijk bij zich kreeg. Door bemiddeling van engelen en ook door bemiddeling van haar Zaad zelf, die zich als iemand die uit de dood tot het leven was teruggekeerd, manifesteerde, stelde zij het overblijfsel van zijn volgelingen van haar vreugde in kennis. Hun droefenis veranderde in een grenzenloze vreugde. Gedurende de volgende veertig dagen is hij herhaaldelijk aan de getrouwe apostelen en andere discipelen verschenen. Daarna steeg hij naar de hemel op en bood hij zich aan Jehovah God aan, die zijn geliefde Zoon aan zijn rechterhand liet plaatsnemen. God bekleedde hem met onsterfelijkheid, zodat de Grote Slang, de Duivel, hem verder geen persoonlijk letsel meer kon toebrengen.
DE OVERGEBLEVENEN VAN HAAR ZAAD VERVOLGD
19. Wat gebeurde er tijdens het pinksterfeest, op grond waarvan het hemelse Jeruzalem er reden toe had van vreugde te ’jubelen’?
19 Tien dagen later brak het joodse pinksterfeest aan. Jehovah God maakte zijn vrouw toen verder vruchtbaar, want doordat hij zijn heilige geest op de getrouwen op aarde uitstortte, liet hij zijn vrouw er een begin mee maken de overgeblevenen van haar zaad voort te brengen, namelijk de medeërfgenamen van Jezus Christus, haar Voornaamste Zaad. De met de geest vervulde discipelen, die er blijk van gaven niet langer in gevangenschap aan het religieuze Babylon de Grote te verkeren en daarom in overeenstemming handelden met de vrijheid waarvoor Christus hen had vrijgemaakt, begonnen hun wonderbaarlijke boodschap van bevrijding te prediken. De apostel Petrus, die als de belangrijkste woordvoerder optrad, zei tot de informerende joden: „Dat daarom het gehele huis Israëls met volle zekerheid wete, dat God deze Jezus, die gij aan een paal hebt gehangen, zowel tot Heer als tot Christus heeft gemaakt” (Hand. 2:36, NW). Drieduizend van deze personen geloofden, hadden berouw, werden gedoopt, ontvingen de „vrije gave, de heilige geest” en werden aan het geestelijke zaad van Gods vrouw toegevoegd. Hoe kon het hemelse Jeruzalem nu in vervulling van Jesaja’s profetie als een moeder van vele geestelijke kinderen van vreugde ’jubelen’! (Jes. 54:1-13)
20, 21. (a) Op welke wijze trachtte Babylon de Grote hierna de ontwikkelingen van de overgeblevenen van het zaad van Gods vrouw tegen te gaan? (b) Had Babylon de Grote er bij de vernietiging van Jeruzalem reden toe zich te verheugen?
20 De vijandige vrouw, het religieuze Babylon de Grote, kon haar koningschap over de politieke heersers der aarde niet langer aanwenden om de hiel van het Voornaamste Zaad van Jehovah’s vrouw te vermorzelen, aangezien hij nu als een onsterfelijk schepsel aan Gods rechterhand van macht in de hemel zat. Ze kon echter wel proberen de ontwikkeling van de overgeblevenen van het zaad van Gods vrouw tegen te gaan door hen tot de dood toe te vervolgen. Tot het jaar 64 (n. Chr.) bediende ze zich voornamelijk van de ontrouwe joden in Jeruzalem en in de synagogen die elders binnen en buiten het Romeinse Rijk waren gelegen. Toen kwam de toevallig ontstane brand van het oude Rome. Het op aarde vertoevende overblijfsel van het zaad van Gods vrouw werd ervan beschuldigd deze brand te hebben gesticht en werd door de Romeinse autoriteiten vervolgd. Zes jaar later volgde de verschrikkelijke vernietiging van het aardse Jeruzalem, die evenwel niet door op aarde vertoevende geestelijke kinderen van Gods vrouw werd teweeggebracht, maar door de Romeinen, tegen wier heerschappij de ontrouwe joden waren opgestaan.
21 Babylon de Grote had er geen reden toe zich zegevierend over deze vernietiging van het aardse Jeruzalem te verblijden, want Jezus’ discipelen hadden zijn waarschuwing opgevolgd; zij waren de ten ondergang gedoemde stad ontvlucht en konden hun aanbidding buiten de Romeinse provincie Judéa voortzetten.
22. Had Gods vrouw er reden toe te treuren?
22 Wat Gods vrouw, het hemelse Jeruzalem, betreft, er bestond voor haar geen reden toe om te treuren zoals ze dit in 607 v. Chr. had gedaan, toen de Babyloniërs de aardse stad Jeruzalem met haar tempel vernietigden. Ze werd niet langer door het aardse Jeruzalem vertegenwoordigd, maar bezat nu het overblijfsel van haar kinderen, en deze kinderen waren nog steeds vrij en vormden, te zamen met de verheerlijkte Jezus Christus, een geestelijke tempel die Babylon de Grote niet kon vernietigen door aardse, stoffelijke religieuze gebouwen te verwoesten, zelfs niet door de gebouwen te vernietigen waarin de gemeente van Christus’ getrouwe volgelingen voor het houden van haar religieuze vergaderingen bijeenkwam.
23. Wie vormen samen Christus’ Bruid, en in welke verhouding staan zij tot Gods vrouw?
23 De gehele gemeente van 144.000 getrouwe geestelijke volgelingen van Christus zou een figuurlijke Bruid voor de Heer Jezus Christus vormen, en Gods vrouw had tot taak al deze 144.000 personen op succesvolle wijze als de overgeblevenen van haar zaad voort te brengen, opdat ze haar Voornaamste Zaad, Jezus Christus, aldus een Bruid zou kunnen schenken. Gods vrouw zou voor Christus’ Bruid dus als een moeder zijn, terwijl de gemeente als Bruid haar geestelijke dochter zou vormen.
BABYLON DE GROTE WORDT ALS VIJANDIN AAN DE KAAK GESTELD
24. Welke openbaring van God over een Groter Babylon waartegen gestreden moest worden, werd door Johannes onthuld?
24 Of de leden van de christelijke gemeente, de Bruidsklasse, dit nu van tevoren, door een begrip van de oude Hebreeuwse profetieën over Babylon aan de rivier de Eufraat, hebben begrepen of niet, zij werden er voordat de laatste van de twaalf apostelen van Christus stierf, definitief van in kennis gesteld dat zij tegen een Groter Babylon moesten strijden. De apostel die alle andere apostelen heeft overleefd, namelijk Johannes, ontving van God een openbaring waarin dit Babylon werd beschreven als een vrouw die de mysterieuze naam „Babylon de Grote, de moeder van de hoeren en van de walgelijkheden der aarde” droeg. Uit de symbolische beschrijving die er van haar werd gegeven, wisten zij dat deze religieuze, internationale hoer „dronken [zou worden] van het bloed der heiligen en van het bloed van de getuigen van Jezus”. Dit duidde op het bloed van leden van de christelijke gemeente van 144.000 discipelen, de Bruid van Christus. Zij wisten dat deze vrouw een verscheurend politiek stelsel, dat door het scharlakengekleurde zevenkoppige en tienhoornige beest werd afgebeeld, zou berijden en dat dit beest zelf, in zijn geheel, een achtste wereldmacht, een achtste „koning” zou zijn. In de dagen van de apostel Johannes werd Christus’ Bruidsklasse door het Romeinse Rijk vervolgd.
25. Op welke wijze ontstond de christenheid en werd ze een dienares van Babylon de Grote tegen het overblijfsel van het zaad?
25 In het begin van de vierde eeuw werd keizer Constantijn de heidense Romeinse Pontifex Maximus; welnu, deze man beweerde een christen te zijn geworden. In het jaar 325 n. Chr. riep hij het eerste oecumenische concilie van religieuze bisschoppen bijeen, alleen niet in het oude Rome, maar in Klein-Azië, te Nicea. Met de bisschoppen die een compromis met hem sloten, vormde hij wat wel „de eerste christelijke staat” wordt genoemd. Op deze wijze ontstond de christenheid. Als dienares van het Babylon de Grote werd de christenheid wat ze nog steeds is: de ergste vervolgster van het overblijfsel van het zaad van Gods vrouw, ten einde te voorkomen dat de Bruid van Christus voltallig zou worden.
26. (a) Heeft Babylon de Grote, nadat het Romeinse Rijk was uiteengevallen, nog langer de overhand gehad in de wereld? (b) Wat is het scharlakengekleurde wilde beest, en door wie wordt het bereden?
26 Nadat het Romeinse Rijk, met inbegrip van het zogenaamde Heilige Roomse Rijk, was uiteengevallen, oefende Babylon haar religieuze koningschap over de volgende wereldmacht, de zevende of de Anglo-Amerikaanse Wereldmacht uit. Na de eerste Wereldoorlog werd op aanstichting van de zegevierende Anglo-Amerikaanse Wereldmacht de Achtste Wereldmacht gevormd, die werd gesymboliseerd door het scharlakengekleurde, tienhoornige, zevenkoppige wilde beest, namelijk de Volkenbond. Door de geschiedenis van deze twintigste eeuw wordt bewezen dat de Bond door de internationale hoer, Babylon de Grote, werd bereden, en de bijbel bedoelt met Babylon de Grote niet het pauselijke Rome of Vaticaanstad, maar het wereldrijk van Babylonische religie, alle valse religiën te zamen.
27. Wanneer ging het scharlakengekleurde beest in de afgrond, en wanneer en in welke gedaante klom het eruit, waarna het door wie werd bereden?
27 Zoals uit de opgetekende moderne geschiedenis blijkt, ging het scharlakengekleurde beest in overeenstemming met de profetie van Openbaring 17:7, 8 (NW) gedurende de tweede Wereldoorlog de afgrond van machteloosheid in. Toen het in 1945 met behulp van de zegevierende Anglo-Amerikaanse Wereldmacht, uit de afgrond te voorschijn kwam, gebeurde dit in de gedaante van de Verenigde Naties. Onmiddellijk klom Babylon de Grote op zijn rug. De laatste encycliek van de vorige paus getiteld „Vrede op aarde” vormt slechts één van de vele beschikbare bewijzen dat het wereldrijk van Babylonische religie het scharlakengekleurde beest berijdt.
28. (a) Op welke wijze wordt de berijdster van de rug van het beest afgeworpen? (b) Welk oordeel van Jehovah daalt op haar neer, en met welk resultaat? (c) Wat dienen degenen die de reine religie liefhebben, vóór die tijd te doen?
28 Dit zal echter niet lang duren! Toen de apostel Johannes Gods engel een steen die zo groot was als een molensteen in de diepe zee zag werpen, hoorde hij hem zeggen: „Zo zal Babylon, de grote stad, met een snelle worp worden neergeslingerd, en ze zal nooit meer gevonden worden. . . . Ja, in haar werd het bloed gevonden van profeten en van heiligen en van allen die op de aarde geslacht zijn.” Dit omvat niet slechts het bloed dat ze heeft vergoten door duizenden van Jehovah’s christelijke getuigen te doden, maar ook het bloed dat in de twee wereldoorlogen van onze eeuw heeft gevloeid (Openb. 18:21-24, NW). Ze zal met een snelle worp van de rug van de Achtste Wereldmacht worden verwijderd. Plotseling, als het ware „op één dag”, zal ze ervaren dat Jehovah het oordeel, dat ze al lang verdiende, over haar voltrekt, en dan zal haar gehele religieuze stelsel als een grote stad worden verbrand en met de grond gelijk worden gemaakt. Ze zal, net zo zeker als dit met het Babylon uit de oudheid is gebeurd, tot een hoop ruïnes worden gereduceerd (Openb. 17:12 tot en met 18:20, NW). Laten allen die de reine en ware religie liefhebben, er derhalve in elk geval voor zorgen dat zij zich van die oude vijandin van Gods vrouw losmaken. Zorg ervoor dat u niet in haar vernietiging wordt meegezogen.
29. (a) Wie zullen, behalve de vijandige vrouw, nog meer hun ondergang tegemoetgaan? (b) Tot welke plaats worden ze onder invloed der demonen vergaderd? (c) Aan wie schenkt het Zaad vervolgens aandacht?
29 Wat een overwinning zal Gods vrouw door die vernietiging op haar oude vijandin behalen! Dit is echter nog niet alles. Kort daarna zullen de politieke machten waarover Babylon de Grote een religieus koningschap heeft uitgeoefend of waarmee ze religieuze hoererij heeft bedreven, alle hun ondergang tegemoetgaan. Thans reeds worden ze in een uitdaging aan de universele heerschappij van Gods koninkrijk onder zijn Messias, het Voornaamste Zaad van Gods vrouw, onder invloed der demonen tot het strijdveld Har–mágedon vergaderd. Daar zal het Zaad, met al zijn hemelse legerscharen, die vijandelijke legermachten aanvallen en vernietigen, waardoor hij er blijk van geeft de Koning der koningen en de Heer der heren te zijn. Vervolgens zal er aan de duivelse Vermorzelaar van de hiel van het Zaad van Gods vrouw aandacht worden geschonken en hij zal worden gebonden en met zijn demonen in de afgrond worden geworpen, alwaar hij in gevangenschap zal verkeren. Zo zal het Zaad van Gods vrouw ten slotte de kop van de Slang vermorzelen.
30. Waarom zal Gods vrouw nog meer reden tot vreugde hebben?
30 Na dat uur van triomf zal Gods vrouw nog meer vreugde genieten. Het huwelijk van haar Voornaamste Zaad met de Bruidsklasse, haar figuurlijke dochter, zal dan volledig worden voltrokken. De hemelse Vader, Jehovah God, zal zich met zijn vrouw, zijn universele hemelse organisatie, verheugen. Op aarde zal een „grote schare”, waarvan het uiteindelijke aantal ons nog niet bekend is, de universele oorlog van Har–mágedon overleven en zich over de vereniging van de Bruidegom met zijn getrouwe, maagdelijke Bruid, verheugen. Net zoals Gods vrouw door een stad werd gesymboliseerd, zal de Bruidsorganisatie van 144.000 leden als een heilige, hemelse stad, een Nieuw Jeruzalem, zijn. Figuurlijk gesproken zullen glorierijke nieuwe hemelen over een rechtvaardige, nieuwe aarde regeren. — Openb. 21:1-21, NW.
31. Welke voordelen stromen dan uit de troon van God naar mannen en vrouwen op aarde die waardering hebben voor Gods voorzieningen?
31 Uit de troon van God en zijn met een lam te vergelijken Zoon Jezus Christus stroomt een rivier van water des levens die door het hemelse Nieuwe Jeruzalem loopt en tevens aan beide zijden door bomen des levens wordt geflankeerd, opdat alle mannen en vrouwen op aarde die deze voorzieningen waarderen, er voordeel van kunnen trekken en daardoor eeuwig leven kunnen ontvangen. Zelfs de doden die God zich herinnert, zullen worden opgewekt en de gezegende gelegenheid ontvangen zich die levengevende voorzieningen ten nutte te maken. Het Paradijs zal de gehele aarde omvatten. De van Adam en Eva overgeërfde dood zal er niet meer zijn. De rechtvaardige nieuwe aarde zal voor eeuwig weerklinken van lofprijzingen voor Jehovah God, omdat hij Gods vrouw door bemiddeling van Christus de overwinning heeft gegeven op al haar oude vijanden.
[Illustratie op blz. 111]
Koning Belsazar wordt in 539 v. Chr. door de Meden en Perzen gedood