Haar hoofdbedekking en gemeenteactiviteiten
1, 2. In welke opzichten kan een hoofddeksel de aantrekkelijkheid van de christelijke vrouw verhogen, en welke aangelegenheden die met het dragen van een hoofddeksel in verband staan, zullen nu worden besproken?
EEN met smaak gekozen hoofddeksel kan in grote mate tot het verhogen van de natuurlijke schoonheid en aantrekkelijkheid van een vrouw bijdragen. Wanneer zo’n hoofddeksel als een teken van christelijke onderworpenheid wordt gedragen, wordt haar geestelijke aantrekkelijkheid, die van nog grotere waarde is, erdoor verhoogd. Alhoewel de christelijke vrouw voor dit doel niet de een of andere wufte en in het oog springende „creatie” zal willen dragen, bestaat er geen reden voor waarom haar hoofddeksel terzelfder tijd niet op een bescheiden en betamelijke wijze tot haar uiterlijke verschijning zou bijdragen.
2 In het voorgaande artikel (paragraaf 3) werden drie fundamentele situaties genoemd waarin het voor een vrouw noodzakelijk is als een teken van christelijke onderworpenheid een hoofddeksel te dragen. De eerste van deze situaties is volledig besproken, zodat wij nu aan de andere twee een beschouwing kunnen wijden. Deze situaties houden verband met de activiteiten die de vrouw met betrekking tot de gemeente ontplooit.
3. (a) Is het voor een zuster noodzakelijk een hoofddeksel te dragen wanneer zij bij het van-huis-tot-huis-werk door een broeder wordt vergezeld, en waarom is dit zo? (b) Wat dienen wij echter nog meer in gedachten te houden?
3 Wij zouden deze aangelegenheid eerst kunnen beschouwen vanuit het oogpunt van de velddienst van Jehovah’s getuigen, wanneer zij van huis tot huis gaan, nabezoeken brengen en huisbijbelstudiën leiden. Is het bijvoorbeeld noodzakelijk dat een vrouw een hoofddeksel draagt wanneer zij bij het van-huis-tot-huis-werk door een manlijke opgedragen verkondiger wordt vergezeld en zij een toespraakje houdt? Neen, er schijnt geen enkele schriftuurlijke reden te zijn op grond waarvan dit wordt vereist. Het behoort tot haar toewijzing het goede nieuws te prediken (Matth. 24:14, NW). Zij eigent zich de positie van een broeder niet wederrechtelijk toe. Hij vergezelt haar alleen maar, wellicht als kringdienaar of als de plaatselijke gemeentedienaar, om haar in de bediening bij te staan, niet om door haar onderwezen te worden. Hetzelfde zou voor het nabezoekwerk gelden. Laten wij echter de kwestie van het geweten in gedachten houden. Het kan zijn dat sommige zusters menen dat zij onder deze omstandigheden een hoofddeksel dienen te dragen, en er is zeker geen bezwaar tegen dat zij dit doen wanneer zij hier door hun geweten toe worden genoopt.
4. (a) Mag een zuster ooit in tegenwoordigheid van een opgedragen broeder een gebed uitspreken? (b) Waarom dient de zuster die een bijbelstudie leidt welke door een opgedragen broeder wordt bijgewoond, een hoofddeksel te dragen?
4 Wanneer het het bijbelstudiewerk betreft, is de situatie echter enigszins anders. Indien een opgedragen broeder een zuster naar een huisbijbelstudie vergezelt, dient hij het gebed uit te spreken, aangezien een zuster nimmer, zelfs niet met gedekt hoofd, in aanwezigheid van een opgedragen broeder zou bidden, tenzij er de een of andere uitzonderlijke reden voor zou zijn, bijvoorbeeld wanneer de broeder zijn spraakvermogen verloren zou hebben. Met het oog op het feit dat de zuster wordt opgeleid, mag zij echter de studie leiden, alhoewel zij dit met gedekt hoofd dient te doen. Waarom? Omdat dit meer is dan het houden van een toespraakje van huis tot huis of op een nabezoek. Het is een van tevoren geregelde bijeenkomst voor het bestuderen van de bijbel, een bijeenkomst die formeel met gebed wordt geopend. Degene die de studie leidt, bekleedt in werkelijkheid het voorzitterschap over een vergadering waar een opgedragen manlijk gemeentelid aanwezig is. In normale omstandigheden zou de opgedragen broeder tijdens zo’n vergadering de leiding hebben, waartoe ook het op georganiseerde wijze geven van onderwijs behoort (1 Tim. 2:12, NW). Maar wegens de uitzonderlijke omstandigheid dat de zuster wordt opgeleid in het bijbelstudiewerk, mag zij de studie leiden. Uit achting voor het aanwezige manlijke gemeentelid, zal zij hierbij evenwel een hoofddeksel dragen.
5. (a) Wanneer een niet-opgedragen manlijke verkondiger een zuster naar een bijbelstudie vergezelt, wie dient dan het gebed uit te spreken? (b) Zouden de omstandigheden het voor de zuster noodzakelijk maken een hoofddeksel te dragen, en waarom?
5 Het kan af en toe voorkomen dat een zuster op een bijbelstudie wordt vergezeld door een manlijk persoon die met de gemeente is verbonden maar nog niet is gedoopt, alhoewel hij wel als een verkondiger van het goede nieuws bericht uitbrengt bij de gemeente. Hoe dient er dan te werk gegaan te worden? Daar het, omdat hij zich niet heeft opgedragen, niet passend is dat hij de opgedragen zuster in gebed tot Jehovah vertegenwoordigt, is het juist dat zíj tijdens de studie het gebed uitspreekt. Hij zou echter wel de studie kunnen leiden. Het zou evenwel passend zijn wanneer de zuster onder het bidden, en ook als zij de studie leidt, een hoofddeksel zou dragen. Alhoewel deze man nog niet in de meest volledige betekenis een lid van de gemeente is, zal hij dit in de toekomst wel zijn, en voor het oog van de buitenwereld wordt hij ten gevolge van zijn predikingsactiviteit met de gemeente geïdentificeerd, terwijl hij tevens een gehoorzame handelwijze volgt.
6. Welke procedure dient er gevolgd te worden wanneer een zuster ten behoeve van een broeder die zich pas heeft opgedragen, een bijbelstudie moet leiden?
6 De omstandigheid zou zich kunnen voordoen dat een zuster werkelijk ten behoeve van een opgedragen broeder een huisbijbelstudie leidt. Het kan zijn dat zij de waarheid tot deze man heeft gepredikt, met hem heeft gestudeerd en hem heeft geholpen zover te komen dat hij zich heeft opgedragen en laten dopen en met de dienst is begonnen. Omdat er geen manlijke verkondiger is, kan het zijn dat zij de huisbijbelstudie moet voortzetten om de boeken „God zij waarachtig” en „Dit betekent eeuwig leven” met hem uit te studeren. Het is noodzakelijk dat hij deze dingen leert en in dit geval is zij de enige die hem kan helpen. Onder zulke omstandigheden is het juist dat zij een hoofddeksel draagt terwijl zij de studie leidt, ofschoon de pas opgedragen broeder in gebed zal voorgaan.
7. (a) Wat valt erover te zeggen wanneer een zuster een nieuwe broeder in de velddienst helpt? (b) Op welke wijze kan de zuster deze broeder, zonder hem raad te geven, helpen in de bediening vorderingen te maken?
7 Natuurlijk zal zij hem in het begin wellicht ook in de dienst moeten helpen, ofschoon door de omstandigheden zal worden bepaald tot in welke mate zij dit kan doen en zij hierin oordeel des onderscheids zal moeten gebruiken. Dat een man samen met een vrouw in de dienst uittrekt, vooral wanneer een van hen getrouwd is of beiden gehuwd zijn, zou gemakkelijk verkeerd opgevat kunnen worden en dient zo mogelijk vermeden te worden. In sommige landen zou het helemaal niet op zijn plaats zijn. Indien enigszins mogelijk, dient er derhalve een andere regeling te worden getroffen en in de meeste gemeenten zijn er broeders beschikbaar die deze nieuweling kunnen helpen. Mocht er in de gemeente geen broeder beschikbaar zijn, dan zou er misschien nóg een zuster kunnen meegaan. Zou de zuster de nieuwe broeder onder deze omstandigheden in de dienst meenemen, dan zou zij zich in dit geval niet kwijten van een toewijzing in het gewone opleidingsprogramma, maar de zuster zou de nieuwe broeder kunnen helpen door hem haar predikingsmethode te laten gadeslaan. Zij dient hem niet, zoals een broeder dit zou doen, raad over zijn aanbieding te geven, en aangezien zij dit niet doet, behoeft zij geen hoofddeksel te dragen, maar ook hier geldt weer dat haar geweten een woordje zou kunnen meespreken. Indien de broeder toch om enkele tips vraagt, kan zij hem altijd naar de publikaties van het Genootschap verwijzen of hem wellicht verklaren hoe zij in verschillende situaties handelt, maar zij zal het vermijden kritiek te oefenen op de wijze waarop hij het goede nieuws aanbiedt. Wanneer een zuster een goed begrip heeft van wat al dan niet passend is en wanneer zij de schriftuurlijke gezagsbeginselen in gedachten houdt, zal zij zich onder deze omstandigheden zodanig kunnen gedragen dat zij een grote hulp betekent en toch de situatie eerbiedigt.
OP GEMEENTEVERGADERINGEN
8. (a) Op grond van welk beginsel kan het voor vrouwen noodzakelijk zijn op gemeentevergaderingen een hoofddeksel te dragen? (b) Welke situatie kan zich op bijeenkomsten voor de velddienst voordoen, welke procedure dient er gevolgd te worden, en waarom?
8 Wat de noodzaak betreft dat vrouwen op een vergadering van Jehovah’s getuigen een hoofddeksel dragen, kan worden gezegd dat dit normaal gesproken in de meeste gemeenten niet aan de orde zal komen. Zoals reeds is opgemerkt, is het beginsel dat hierop van toepassing is het volgende: Een hoofddeksel is vereist wanneer een zuster ten gevolge van het feit dat er geen manlijke persoon aanwezig is die hiervoor in aanmerking komt, op een vergadering moet bidden of de vergadering moet leiden. Deze situatie zou zich bijvoorbeeld kunnen voordoen op een velddienstbijeenkomst die wellicht midden in de week wordt gehouden en die alleen door zusters wordt bijgewoond. Bij zulke gelegenheden dient er ten behoeve van de groep zusters een gebed te worden uitgesproken voordat zij gezamenlijk in Jehovah’s dienst uittrekken en zal er iemand moeten voorgaan of de vergadering moeten leiden (Ef. 6:18, NW). Aangezien dit een vergadering is die door de gemeente is georganiseerd, kwijten de zusters die voorgaan of die een gebed uitspreken zich van taken die gewoonlijk door broeders worden verricht en daarom dienen zij een hoofddeksel te dragen, ook al zijn er alleen maar zusters aanwezig. Een zuster die een aanstelling als boekstudieleidster heeft ontvangen, moet ook een hoofddeksel dragen wanneer zij de studie leidt en eveneens wanneer zij — ingeval er geen opgedragen broeder aanwezig is die het gebed kan uitspreken — in gebed voorgaat.
9. Hoe dienen zusters de aandelen die zij aan de dienstvergadering en bedieningsschool hebben, te beschouwen, en zou het in dat geval onder normale omstandigheden noodzakelijk zijn dat zij een hoofddeksel dragen?
9 Zusters die een aandeel hebben aan een demonstratie, die ervaringen vertellen of die op de school der theocratische bediening in de vorm van een demonstratie een oefenlezing houden, hoeven geen hoofddeksel te dragen. In zulke gevallen gaan de zusters de gemeente niet voor. Zij trachten niet de broeders te onderrichten of hun voor te schrijven wat zij moeten doen, en wanneer zij geen hoofddeksel dragen, schenden zij dus geen schriftuurlijk beginsel. De zusters dragen er evenwel in belangrijke mate toe bij dat allen in de gemeente worden opgebouwd. Daarom dient een zuster nooit te onderschatten welk nut het heeft wanneer zij een aandeel aan het programma heeft door bijvoorbeeld een ervaring te vertellen of aan een demonstratie deel te nemen.
DIENARESSEN VAN GEMEENTEN
10. (a) Welke situatie doet zich thans af en toe voor in de gemeenten van Jehovah’s getuigen, zoals door Romeinen 16:1 (NW) wordt geïllustreerd? (b) Wat betekent het Griekse woord voor opziener, en op wie is het van toepassing?
10 In Romeinen 16:1 (NW) wordt over Fébe gesproken als een dienares . . . van de gemeente te Kenchrea”. Wij weten niet waaruit haar plichten precies bestonden, maar zoals blijkbaar met Fébe het geval was, komt het ook tegenwoordig wel voor dat er ten gevolge van een tekort aan bekwame broeders zusters gebruikt moeten worden om in een gemeente een ambt van dienaar te vervullen. Dit zou zelfs kunnen betekenen dat een zuster een taak als gemeentedienares te vervullen krijgt. In zulke gevallen zouden wij een zuster echter niet een opziener noemen, aangezien door de betekenis van het Griekse woord epískopos — „iemand die bezoekt met het doel te inspecteren” — te kennen wordt gegeven dat zulk een positie alleen op juiste wijze kan worden ingenomen door een opgedragen man, die — indien gehuwd — de echtgenoot van slechts één vrouw mag zijn. Zeer terecht lezen wij in 1 Timótheüs 3:2 (NW) dan ook: „De opziener moet daarom onberispelijk zijn, de man van één vrouw.”
11. Met het oog waarop draagt de vrouw een hoofddeksel wanneer zij in gebed voorgaat of een gemeentevergadering leidt?
11 Wanneer de gemeentedienares of een andere opgedragen en gedoopte zuster bij het vervullen van haar plichten taken op zich neemt waarbij zij leiding moet uitoefenen, taken die normaal door een opziener, een assistent in de bediening of een studieleider zouden worden behartigd, is het voor haar noodzakelijk een hoofddeksel te dragen. De zuster dient tijdelijk of door omstandigheden genoopt, op de plaats van een man, en door een hoofddeksel te dragen, geeft zij blijk van een juiste en gewetensvolle achting voor haar verhouding tot de theocratische organisatie. Wij zouden ook kunnen zeggen dat het hoofddeksel als een waarschuwing dient, niet te trachten vooruit te lopen of enige ontheocratische invloed op de gemeente uit te oefenen, zoals het geval was in de gemeente Thyatíra, die in Openbaring 2:20 (NW) wordt beschreven.
12. Welke procedure dient er gevolgd te worden wanneer er op een Wachttoren-studie geen bekwame broeders aanwezig zijn, en wat valt er over het bedekken van het hoofd te zeggen voor de zuster die de studie leidt en de zuster die de paragrafen leest?
12 Ter illustratie het volgende: en zuster die de gemeentelijke Wachttoren-studie of — zoals reeds werd vermeld — een gemeenteboekstudie leidt, dient een hoofddeksel te dragen, evenals een zuster die tijdens zulke vergaderingen een gebed uitspreekt, en zij zullen dit zelfs doen wanneer zij hierbij blijven zitten. In de meeste gevallen zal het aantal bezoekers op de vergaderingen waar een zuster met gedekt hoofd de leiding heeft, tamelijk gering zijn, en het zou normaal gesproken niet nodig zijn de studie staande te leiden. Zelfs op de Wachttoren-studie is het aantal wellicht niet groter dan wat gewoonlijk op een gemeenteboekstudie wordt aangetroffen, en daarom kunnen de aanwezigen zich net zo groeperen als bij zo’n studie gebeurt, terwijl de studieleidster in bijna alle gevallen met het gezicht naar de aanwezigen gekeerd kan blijven zitten. De zuster die de paragrafen leest, kan dit vanaf haar stoel doen en als degene die leest, hoeft zij geen hoofddeksel te dragen. De Wachttoren onderwijst. Zelfs wanneer de zuster, doordat er geen broeder beschikbaar is die daarvoor in aanmerking komt, bij het lezen zou moeten staan om voor iedereen verstaanbaar te zijn, zou zij niet noodzakelijkerwijs een hoofddeksel behoeven te dragen, aangezien zij niet onderwijst of de vergadering leidt. Zij houdt geen lezing, maar leest slechts een samenvatting uit De Wachttoren. Ook in dit geval zou de zuster er echter de voorkeur aan kunnen geven een hoofddeksel te dragen als iets wat voor deze gelegenheid passend is en zij zou aldus de stem van haar geweten volgen. Wanneer een zuster gewoon is een hoofddeksel te dragen, behoeft zij dit beslist nooit onder het beoefenen van de ware aanbidding af te zetten.
13. Op welke wijze kan materiaal dat op dienstvergaderingen gewoonlijk in lezingvorm wordt behandeld, aan een beschouwing worden onderworpen?
13 Hoe dient er op de dienstvergadering en de school der theocratische bediening te werk te worden gegaan wanneer er geen opgedragen manlijke leden aanwezig zijn? De zuster die op deze vergaderingen de leiding heeft, dient hierbij een hoofddeksel te dragen. Er dient bij het behandelen van het materiaal in gedachten te worden gehouden dat het onderwijzen in de gemeente de taak van de manlijke leden is, en daarom dienen zusters het zeer beslist te vermijden in de gemeente materiaal te behandelen in de vorm van een lezing. Wanneer de Koninkrijksdienst voorschrijft dat een onderdeel in lezingvorm behandeld dient te worden, zoals een lezing die is gebaseerd op materiaal in De Wachttoren, kan het artikel in het tijdschrift, of gedeelten eruit, door een van de zusters in de zaal vanaf haar plaats worden gelezen. Het zal van de beschikbare tijd afhangen welke gedeelten van het artikel behandeld kunnen worden, terwijl van tevoren kan worden bepaald welke specifieke paragrafen er zullen worden voorgelezen, zodat deze aangelegenheid niet aan het beleid van de zuster die het materiaal leest, zal worden overgelaten.
14, 15. (a) Op welke wijze kan het materiaal voor de instructielezing en de eerste en tweede oefenlezing op de bedieningsschool worden behandeld? (b) Wat valt er over overzichten in de vorm van een vraag-en-antwoord-bespreking te zeggen?
14 Dezelfde methode dient gevolgd te worden bij de behandeling van het materiaal voor de instructielezing en andere lezingen die op de bedieningsschool gewoonlijk aan broeders worden toegewezen. Het materiaal kan uit de opgegeven publikaties door zusters worden voorgelezen vanaf de plaats waar zij in de zaal zitten, en in zulke gevallen is geen hoofddeksel noodzakelijk. Op deze wijze zal de gemeente, ondanks dat ze geheel uit zusters bestaat, niets missen van de inlichtingen die ook in andere gemeenten worden verstrekt.
15 Wanneer een zuster een toewijzing wordt gegeven om in de vorm van een vraag-en-antwoord-bespreking een overzicht te houden, en dit is altijd nuttig met het oog op de deelname door de zaal, dient zij zich met gedekt hoofd van deze toewijzing te kwijten, aangezien dit in het vlak ligt van het voorgaan op een vergadering, ook al houdt zij het overzicht terwijl zij gezeten is.
16, 17. Op welke wijze kan de zuster die als schooldienares optreedt, hulp bieden aan (a) zusters die op de school zijn ingeschreven? (b) een nieuwe broeder die zich met de gemeente verbindt en zich voor de school laat inschrijven?
16 Met betrekking tot de zuster die als schooldienares optreedt, rijst de vraag: hoe kan zij de leerlingen raad geven zonder dat zij in werkelijkheid in de gemeente onderwijst? Stellig zal zij het willen vermijden op enige manier de indruk te wekken dat zij kritiek levert of als lerares optreedt. Toch kan zij de andere zusters helpen door hun bepaalde ideeën aan de hand te doen, en zij zal hierbij rechtstreeks aanhalingen uit de publikaties van het Genootschap doen, waardoor zij het aan de publikaties van het Genootschap overlaat om te onderwijzen. Zij kan ook het raadgevingenbriefje invullen en de leerlingen die om hulp vragen altijd persoonlijk verder behulpzaam zijn.
17 Wat dient er evenwel te gebeuren wanneer een man zich met het groepje verbindt, zich opdraagt en zich voor de school laat inschrijven? Totdat hij bekwaam genoeg is om zich van de plichten van een schooldienaar te kwijten, kan de zuster deze toewijzing wellicht nog enige tijd blijven behartigen. Wanneer de broeder een lezing houdt, zal zij hem echter geen raad geven en evenmin dient zij zijn raadgevingenbriefje in te vullen. Opdat deze nieuwe broeder echter enige hulp zal ontvangen om zijn bekwaamheid als spreker te vergroten, zou het goed zijn wanneer hij een toewijzing zou ontvangen om gedurende het bezoek van de kringdienaar een oefenlezing te houden, en dan kan de kringdienaar hem raad geven en zijn raadgevingenbriefje invullen. Deze nieuwe broeder zou natuurlijk de wens kunnen koesteren tussen zulke bezoeken door nog wat extra hulp te ontvangen en hij zou naar de zuster die schooldienares is kunnen toestappen en haar om enkele suggesties kunnen vragen, wellicht met betrekking tot een bepaalde moeilijkheid. Zij kan hem beslist helpen nuttige punten in de publikaties van het Genootschap te vinden en misschien zal zij hem erbij kunnen helpen de aldaar besproken beginselen van de spreektechniek te begrijpen, maar zij zal hem hierbij niet rechtstreeks raad geven.
18. Hoe staat het met het dragen van een hoofddeksel voor een zuster die als tolk optreedt voor een broeder die een lezing houdt?
18 Sommigen hebben zich afgevraagd hoe het met het dragen van een hoofddeksel staat wanneer een zuster wordt verzocht als tolk op te treden voor een broeder die een lezing houdt. Welnu, de zuster ontplooit geen eigen initiatief in verband met het materiaal dat wordt gebracht, zij geeft het alleen maar weer. Van dit standpunt uit bezien, lijkt het dus niet nodig een hoofddeksel te dragen. Terzelfder tijd zou de vrouw die als tolk fungeert, zich misschien meer op haar gemak voelen wanneer zij wel een hoofddeksel droeg. Zij bevindt zich per slot van rekening wellicht in een enigszins belangrijke positie voor een groot publiek en zij zal gevoel in haar vertaling willen leggen en nadrukkelijk willen spreken ten einde getrouw de gevoelens van de spreker, die wellicht aansporingen en nuttige raad geeft, over te brengen. Ten einde de schijn te vermijden dat zij de broeders onderwijst, zal zij misschien een hoofddeksel willen dragen. Dus ook in dit geval zal de zuster zich bij het nemen van een beslissing door haar eigen geweten laten leiden.
19. (a) Met welk doel zijn deze artikelen over het dragen van een hoofddeksel geschreven? (b) Hoe kan een zuster weten wat zij in de meeste gevallen met betrekking tot het dragen van een hoofddeksel dient te doen?
19 In deze artikelen over godvruchtige vrouwen is niet getracht iedere mogelijke situatie waarin zich de kwestie van het dragen van een hoofddeksel zou kunnen voordoen, te beschouwen en vervolgens voor iedere situatie een regel vast te stellen. In plaats daarvan zijn de begínselen met betrekking tot de gezagsuitoefening als hoofd en het dragen van een hoofddeksel zoveel mogelijk uiteengezet en is geïllustreerd hoe deze beginselen in de gemeente van Gods volk toegepast moeten worden ten einde alle dingen „betamelijk en volgens regeling” te laten geschieden en opdat getrouwe vrouwelijke bedienaren van het evangelie in de Nieuwe-Wereldmaatschappij zullen weten hoe zij zich met een goed geweten en met theocratische aantrekkelijkheid in Jehovah’s dienst kunnen gedragen (1 Kor. 14:40, NW). Wanneer een zuster het doel van het dragen van een hoofddeksel en de fundamentele situaties waarin het voor haar noodzakelijk is het hoofd te bedekken, in gedachten houdt, zal het voor haar niet erg moeilijk zijn vast te stellen wat zij in de meeste omstandigheden dient te doen. — Zie paragraaf drie van het voorgaande artikel.
20. (a) Wat kan het geweten sommige zusters voorschrijven, en hoe dient dit te worden bezien? (b) Wat dient de opgedragen christelijke vrouw in gebieden waar het voor vrouwen gebruikelijk is een hoofddeksel te dragen, in gedachten te houden? (c) Wat kan men in gebieden waar het niet de gewoonte is altijd een hoofddeksel te dragen, het beste doen wanneer het voor een vrouw noodzakelijk is het hoofd te bedekken?
20 Wanneer er wordt gezegd dat er onder bepaalde omstandigheden geen hoofddeksel gedragen behoeft te worden, is dit niet bedoeld als kritiek op de zusters die zich meer op hun gemak voelen wanneer zij bij zulke gelegenheden wél hun hoofd bedekken. Wij respecteren stellig hun geweten en hun verlangen in dit opzicht alle mogelijke aanstoot te vermijden. In sommige landen is het inderdaad de gewoonte dat vrouwen altijd een hoofddeksel dragen wanneer zij zich in publiek of in tegenwoordigheid van mannen bevinden. Het gaat erom dat wanneer er schriftuurlijk gezien een hoofddeksel nodig is als een blijk van onderworpenheid aan een echtgenoot als hoofd of aan manlijke leden van de christelijke gemeente, de zuster zich hiervan bewust dient te zijn, ook al zou zij normaal gesproken ook op andere tijden een hoofddeksel dragen. Wanneer zich in gebieden waar het niet een alledaagse gewoonte is een hoofddeksel te dragen, de mogelijkheid zou voordoen dat een vrouw haar hoofd dient te bedekken — hetzij omdat zij in gebed moet voorgaan of omdat zij, doordat er geen opgedragen broeder aanwezig is, een gedeelte van een vergadering moet leiden — zou het goed zijn de zuster hier van tevoren over in te lichten, zodat zij niet in verlegenheid gebracht zal worden.
21. Met welke geloofsbeproevingen hebben christelijke vrouwen thans te kampen, en hoe slagen zij erin deze problemen te overwinnen?
21 Wij danken Jehovah dat hij voorzieningen heeft getroffen op grond waarvan getrouwe vrouwen zulk een groot aandeel kunnen hebben aan het laatste getuigenis dat in deze eindtijd wordt gegeven. De getrouwe vrouwelijke bedienaren van het evangelie in de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen hebben vele problemen te overwinnen en met Jehovah’s hulp overwinnen zij ze. Velen komen uit een verdeeld huisgezin, waar hun geloof wegens de noodzaak die er voor hen bestaat ten opzichte van een niet-opgedragen man een betrekkelijke onderworpenheid aan de dag te leggen, voortdurend op de proef wordt gesteld, en het kan zijn dat zij dag in dag uit met tegenstand te kampen hebben omdat zij met Jehovah’s volk willen bijeenkomen en een aandeel willen hebben aan de openbare prediking van het goede nieuws. Door hun onverbrekelijke trouw aan hun opdracht om Jehovah’s wil te doen, verduren getrouwe vrouwen in Rusland, Oost-Duitsland en andere communistische en dictatoriale landen te zamen met hun broeders de ontberingen van een leven in een gevangenis of in een kamp en riskeren zij zelfs hun leven.
22. Wat wordt er door vrouwelijke bedienaren van het evangelie in de Nieuwe-Wereldmaatschappij bereikt, waardoor wat wordt bewezen?
22 In de meeste landen kan er werkelijk worden gezegd dat deze getrouwe vrouwelijke bedienaren van het evangelie het grootste deel van het van-huis-tot-huis-werk en het bijbelstudiewerk voor hun rekening nemen. Nu en dan zijn hun aantallen groter dan die van de broeders. Zij hebben ook vaak meer tijd beschikbaar om een aandeel aan de bediening te hebben. Doordat deze getrouwe vrouwelijke bedienaren van het evangelie deze tijd verstandig benutten en door hun vriendelijkheid en het geduld, het medeleven en het begrip dat zij aan de dag leggen wanneer zij de mensen bezoeken, bereiken zij dat de mensen in het gebied ontvankelijker worden voor de Koninkrijksboodschap, want zij brengen velen tot de waarheid en door de bijbelstudiën die zij leiden, bouwen zij hen op in juiste kennis. Dit alles getuigt ervan dat zij de plaatselijke gemeentelijke organisaties loyaal steunen om het goede nieuws van het Koninkrijk in het toegewezen gebied gepredikt te krijgen.
23. Hoe beziet de Nieuwe-Wereldmaatschappij haar vrouwelijke bedienaren van het evangelie, en wat hopen wij dat zij zullen blijven doen, met welke resultaten?
23 Spreuken hoofdstuk 31 vertelt wat een zegen een ijverige getrouwe vrouw voor haar gezin en voor anderen kan zijn en toont vervolgens aan hoe zij op haar beurt wordt gezegend. 31 De verzen 28 en 31 luiden: „Haar zonen staan op en prijzen haar gelukkig, ook haar man roemt haar. Geeft haar van de vrucht harer handen, dat haar daden haar roemen in de poorten.” De Nieuwe-Wereldmaatschappij stelt de aanwezigheid van alle getrouwe vrouwelijke bedienaren van het evangelie in haar midden zeer op prijs (1 Petr. 3:4, NW). Moge hun werk goede vruchten blijven afwerpen. Mogen zij ermee voortgaan de Nieuwe-Wereldmaatschappij met hun theocratische bekoorlijkheid te verfraaien, terwijl zij de hun toegewezen plaats in Jehovah’s regeling der dingen behouden, en dit alles tot zijn lof en tot hun eigen eeuwige zegening.
[Illustratie op blz. 398]
Bij het van-huis-tot-huis-werk behoeft geen hoofddeksel gedragen te worden
[Illustratie op blz. 399]
Een zuster zal met gedekt hoofd een gemeentelijke bijeenkomst voor de velddienst leiden of in gebed voorgaan