Vrijheid vinden bij Jehovah’s zichtbare organisatie
„Ik wil over hen herders verwekken die hen werkelijk zullen weiden, en zij zullen niet meer bevreesd zijn.” — Jer. 23:4, NW.
1, 2. Wat is Jehovah’s voornemen voor de mens op aarde?
WAT zou u eraan hebben als u een reis om de wereld kreeg aangeboden, wanneer u bedlegerig was? Hoe blij zou u zijn met het nieuwste model kleurentelevisietoestel, als u uw gezichtsvermogen verloren had? Van hoeveel waarde zou dan Gods gave van eeuwig leven op aarde zijn, als de huidige ongelukkige, vrees inboezemende toestand van deze wereld zou blijven voortduren?
2 Gods voornemen de mens tot eeuwig leven op aarde te bevrijden, wordt duidelijk gemaakt in de Psalmen: „De rechtvaardigen beërven het land en wonen daarin voor immer” (Ps. 37:29). De profeet Jesaja bevestigde dat deze belofte van God afkomstig was, door naar Jehovah te verwijzen als „de ware God, de Formeerder van de aarde en de Maker ervan, Hij, Degene die haar stevig heeft bevestigd, die haar niet louter voor niets heeft geschapen, die haar zelfs geformeerd heeft om bewoond te worden” (Jes. 45:18, NW). Verbaast het u dat het Gods voornemen is dat de mens voor altijd op aarde zal wonen? Wanneer u bekend bent met het „Onze Vader” zult u niet verbaasd zijn, want u vraagt er dan herhaaldelijk om als u bidt: „Uw wil geschiede, gelijk in den hemel alzo ook op de aarde.” — Matth. 6:10, SV.
3. Hoe zal Jehovah het leven draaglijker maken?
3 Maar hoe staat het dan met de ongelukkige, vrees inboezemende toestanden op aarde die eindeloos leven tot een probleem zouden maken? U bidt ook om bevrijding hiervan als u zegt: „Uw koninkrijk kome.” Hoe dat zo? Omdat, zoals de profeet Daniël voorzei, „in de dagen van die koningen . . . de God des hemels een koninkrijk [zal] oprichten, dat in eeuwigheid niet zal te gronde gaan, en waarvan de heerschappij op geen ander volk meer zal overgaan: het zal al die koninkrijken verbrijzelen en daaraan een einde maken, maar zelf zal het bestaan in eeuwigheid” (Dan. 2:44). De grote Koning van dat eeuwigdurende koninkrijk onthulde zijn apostel Johannes lang geleden wat er daarna zal gaan gebeuren: „Zie! De tent van God is bij de mensen, en hij zal bij hen verblijven, en zij zullen zijn volken zijn. En God zelf zal bij hen zijn. En hij zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan.” — Openb. 21:3, 4.
ORGANISATIE LIGT TEN GRONDSLAG AAN DE ORDE IN HET UNIVERSUM
4. (a) Wat onthullen Jeremia 23:4 en Jesaja 32:1 met betrekking tot Gods koninkrijk? (b) Wanneer begint volgens Jesaja 32:2 de heerschappij van gerechtigheid door middel van Gods koninkrijk?
4 Maken deze beloften van God zijn koninkrijk niet tot een concrete werkelijkheid? Ze maken dat God in zijn koninkrijk onder Christus de regeringsfuncties net zo werkelijk zal maken als dat bij de menselijke regeringen die nu aan de macht zijn het geval is. Gods beloften betekenen bovendien dat er voorzieningen moeten worden getroffen om dat koninkrijk te besturen en erop toe te zien dat er op juiste wijze de hand wordt gehouden aan de wetten ervan. De profeet Jeremia voorzei dat dit het voornemen is van Jehovah, die zegt: „Ik wil over hen herders verwekken die hen werkelijk zullen weiden, en zij zullen niet meer bevreesd zijn” (Jer. 23:4, NW). Jesaja legt getuigenis af van de voordelen van deze regeling: „Zie, een koning zal regeren in gerechtigheid en vorsten zullen heersen naar het recht” (Jes. 32:1). Maar deze profetie van Jesaja onthult nog iets meer, namelijk dat deze heerschappij van Gods gerechtigheid zelfs nog zal beginnen voordat God de regeringen van dit samenstel van dingen zal verwijderen. Want de profetie gaat verder: „En ieder van hen zal zijn als een beschutting tegen de wind en als een toevlucht tegen de stortbui, als waterstromen in een dorre streek, als de schaduw van een machtige rots in een dorstig land” (Jes. 32:2). Dit alles legt de nadruk op een goedgeordend samengaan van personen, een gezamenlijke, verenigde krachtsinspanning om een doel te bereiken. Dat betekent organisatie.
5. Waarom hebben sommigen bezwaren tegen organisatie, maar in welk opzicht is een dergelijke redenatie kortzichtig?
5 Sommige personen echter vinden dat, wanneer zij zich moeten schikken naar de regels en bepalingen van een organisatie, dit een beknotting is van hun individualiteit. Anderen, die op overeenkomstige wijze redeneren, zeggen dat God zich met hen persoonlijk inlaat en ieder afzonderlijk helpt een begrip van de bijbel te verkrijgen. Gods geestelijke wetten zijn echter net zo noodzakelijk voor ons welzijn als natuurwetten; en wie van die individualisten zou weigeren zich bijvoorbeeld naar Gods wet betreffende eten en drinken te schikken, uit angst zijn individualiteit te verliezen? Mensen kunnen in hongerstaking gaan als protest tegen sociale of politieke wantoestanden, maar zij ontkomen niet aan de noodzaak zich te voeden. Bovendien zijn deze fysieke behoeften en de wetten waardoor ze beheerst worden, op alle mensen van toepassing. Wij kunnen het ons niet permitteren naar believen onze persoonlijke grillen te volgen.
6. Waarom is theocratisch organiseren van mensen nodig, en waarop legt dit feit de nadruk?
6 Is het dan niet redelijk te geloven dat geestelijke wetten met dezelfde onveranderlijkheid op allen van toepassing zijn? In feite is het voor Gods levende, met intelligentie begiftigde schepselen nog belangrijker over wetten, orde en organisatie te beschikken dan het dat voor de levenloze, onbezielde lichamen in de natuur is. Planten groeien en sterren bewegen zich voort in hun baan, doch niet uit vrije verkiezing. Ze worden door Gods wetten der natuur beheerst en ze kunnen er geen weerstand aan bieden. Als gevolg hiervan heerst er in het gehele universum met al die lichamen orde en harmonie. De mens heeft echter een vrije wil en kan, als hij dat verkiest, in het wilde weg zijn eigen keuze maken. Als iedereen dat zou doen, zou er echter slechts een toestand van anarchie ontstaan. Het is dus een ontkenning van de orde die er als gevolg van de onderlinge afhankelijkheid der dingen in het universum heerst, en van de algemene voorzieningen die Jehovah voor de instandhouding van onze fysieke noden heeft getroffen, als wij zouden zeggen dat wij geen organisatie nodig hebben of dat God een ieder persoonlijk en onafhankelijk van anderen leidt. Eigenlijk dient alleen al het feit dat wij een vrije wil bezitten, er voor ons de nadruk op te leggen hoe noodzakelijk organisatie is, en wel theocratische, dat wil zeggen, door God van boven af geregeerde organisatie.
DE BIJBEL IS EEN BOEK VAN ORGANISATIE
7. Waardoor wordt aangetoond dat de natie Israël door Jehovah als een theocratische organisatie werd behandeld?
7 De bijbel zelf is een boek van organisatie. De eerste woorden die door de vinger Gods geschreven werden, de Tien Geboden, werden opgesteld met het doel de basis te vormen voor het theocratische bestuur van een nationale regering, met de nakomelingen van Jakob of Israël als uitverkoren volk, en Mozes als middelaar (Ex. 19:3-8; 31:18). De kinderen Israëls waren slaven geweest in Egypte. Mozes had zich al bevrijd van het juk van Egypte door naar Midian te vluchten, waar hij veertig jaar had gewoond. Maar Jehovah leidde hem naar Egypte terug om de Israëlieten als één verenigde volksmassa te vertegenwoordigen. Jehovah trof toen een gemeenschappelijke voorziening voor hen allen, en ieder die de voordelen hiervan wilde ontvangen, moest op precies dezelfde manier handelen. Zij moesten allen een dier uitkiezen, een mannetjesschaap of een mannetjesgeit van een jaar, en het bloed daarvan op de deurposten van hun huis sprenkelen. Daarna moesten zij per gezin het dier roosteren en het vlees ervan eten, en omstreeks middernacht moesten zij Egypte en masse verlaten als een ordelijk geheel, dat gemeenschappelijke instructies gehoorzaamde en een gemeenschappelijke bevrijding ontving (Ex. 12:1-13, 21 tot 39). Toen Jehovah hen allen in de wildernis bij de berg Sinaï had gebracht, gaf hij hun zijn Wet waardoor zij als een theocratische natie werden georganiseerd.
8. Hoe werden de Hebreeuwse Geschriften een leerboek voor christenen?
8 De hele Wet of Torah die Jehovah Mozes door inspiratie liet opschrijven, was voor deze theocratische organisatie Israël bestemd. Dat was ook het geval met de andere boeken die nu deel uitmaken van de Hebreeuwse Geschriften, of het „Oude Testament” zoals sommige personen ze noemen. Maar meer dan vijftien eeuwen later schreef Paulus, die zelf een Israëliet en een apostel van Jezus Christus was, over deze boeken die drie vierde deel van onze bijbel beslaan: „Want alle dingen die eertijds werden geschreven, werden tot ons onderricht geschreven, opdat wij door middel van onze volharding en door middel van de vertroosting uit de Schriften hoop zouden hebben” (Rom. 15:4). Paulus bedoelde hiermee dat de bijbel, een leerboek voor de theocratische organisatie Israël, nu een leerboek was geworden voor de organisatie van de christelijke gemeente.
9. In welk opzicht kan er worden gezegd dat de bijbel voor de christelijke gemeente een boek van organisatie is?
9 Toen de canon van boeken van Gods Woord werd uitgebreid en de christelijke Griekse Geschriften eraan werden toegevoegd om de bijbel compleet te maken, werd elk boek rechtstreeks aan de christelijke gemeente geschreven, of aan een lid van de christelijke gemeente ten behoeve van de hele gemeente. De bijbel is daarom een boek van organisatie dat aan de christelijke gemeente als organisatie, niet aan individuele personen toebehoort, ongeacht hoe oprecht zulke personen ook mogen geloven dat zij de bijbel kunnen uitleggen. Om deze reden kan de bijbel niet op de juiste wijze worden begrepen zonder Jehovah’s zichtbare organisatie in gedachten.
DE CHRISTELIJKE GEMEENTE ALS ORGANISATIE
10. Wanneer en hoe begon de christelijke gemeente?
10 Jezus maakte geen begin met de christelijke gemeente terwijl hij nog op aarde was. Hij koos toen echter twaalf apostelen uit, hoewel Judas, die hem verraden heeft, na Jezus’ hemelvaart naar zijn Vader in de hemel, door een andere volgeling werd vervangen. Deze „apostelen van het Lam” begonnen, nadat de gemeente was georganiseerd, als fundamentstenen en pilaren ervan te dienen (Openb. 21:14). Dit gebeurde op de pinksterdag van het jaar 33 G.T., toen de eerste christelijke gemeente in Jeruzalem werd georganiseerd. Honderdtwintig van Jezus’ discipelen waren daar in één geest en met één doel vergaderd toen Jehovah’s geest op hen werd uitgestort, en zolang de apostelen in leven bleven, verloor de christelijke gemeente deze eenheid van gedachte niet. — Hand. 1:12-15; 2:1-4.
11, 12. (a) Welke verkeerde gedachte hebben sommigen over de christelijke gemeente? (b) Hoe tonen Paulus en Petrus aan dat de gemeente één lichaam moet zijn?
11 Hoewel verdeeld in personen en groepen die als christelijke gemeenten samenkomen, zijn degenen die de christelijke gemeente vormen nog steeds één verenigd lichaam, zoals ook Israël één voorbeeldige theocratische natie was. Paulus zei: „Eén lichaam is er en één geest, zoals gij ook werdt geroepen in de ene hoop waartoe gij werdt geroepen; één Heer, één geloof, één doop; één God en Vader van allen, die boven allen en door allen en in allen is.” (Ef. 4:3-6; Gal. 6:16; zie ook 1 Petrus 2:5.) Het is echter onmogelijk deze beschrijving te rijmen met het beeld van een kerk van Christus die uit verschillende leden is samengesteld die overal zijn verspreid in alle elkaar tegensprekende sekten van de christenheid, die allemaal de bijbel volgens hun eigen denkwijze uitleggen. Hoe zouden zij, als ze maar zo weinig met elkaar gemeen hebben, iets kunnen vormen dat ook maar in enig opzicht op een verenigde „heilige priesterschap” lijkt?
12 Hoe zouden bovendien deze leden van de gemeente, in overeenstemming met de boven aangehaalde profetie van Jesaja 32:1, 2, als een „beschutting tegen de wind” kunnen dienen en degenen die zij onderwijzen, tegen de wind van valse leerstellingen kunnen beschermen, wanneer zij zelf met betrekking tot Gods waarheid niet één zijn? Paulus was namelijk sterk gekant tegen een dergelijke onsamenhangende, verdeelde handelwijze, want hij gaf de gemeente in Korinthe de raad: „Nu vermaan ik u, broeders, bij de naam van onze Heer Jezus Christus, dat gij allen in overeenstemming met elkaar spreekt en dat er geen verdeeldheid onder u is, maar dat gij nauw verenigd zijt in dezelfde geest en in dezelfde gedachtengang. Er is mij namelijk door de huisgenoten van Chlóë omtrent u onthuld, mijn broeders, dat er onenigheden onder u bestaan. Ik bedoel dit, dat een ieder van u zegt: ’Ik behoor bij Paulus’, ’Maar ik bij Apóllos’, ’Maar ik bij Céfas’, ’Maar ik bij Christus.’ Bestaat de Christus dan verdeeld?” — 1 Kor. 1:10-13.
13. In welke toestand bevindt de christenheid zich, en wie zal Jehovah hiervoor verantwoordelijk stellen?
13 Maar hoe is de situatie tegenwoordig? Gedurende de negentien eeuwen die verlopen zijn sinds de zichtbare theocratische organisatie van de eerste eeuw, heeft de christelijke gemeente ernstige veranderingen en scheuringen ondergaan. De kudde van God is verstrooid en in de gehele christenheid bevinden zich nu honderden sekten, net als waarvoor Paulus de gemeente in Korinthe waarschuwde. Is hierdoor de theocratische ordening en de broederschap van de christelijke gemeente bevorderd? Integendeel, de godsdienstige verwarring in de christenheid heeft tot gewelddadige godsdienstoorlogen en vervolging geleid. Als voorbeeld en profetisch beeld van deze laakbare leiders der christenheid werden op last van Jehovah de afvallige priesters van Israël als volgt door Jeremia toegesproken: „Wee den herders, die de schapen welke Ik weid, verderven en verstrooien, luidt het woord des HEREN. Daarom, zó zegt de HERE, de God van Israël, tot de herders die mijn volk weiden: Gij verstrooit en verstoot mijn schapen, en zoekt ze niet op” (Jer. 23:1, 2, 11, 12). Jehovah zal dergelijke valse schaapherders niet ongestraft laten.
THEOCRATISCHE ORDE HERSTELD
14, 15. (a) Hoe is in de christelijke gemeente de theocratische orde hersteld? (b) Wat is het resultaat van dit herstel geweest? (c) Welke vraag dienen allen die christenen belijden te zijn, zich in ernst te stellen?
14 Maar hoe staat het met de verstrooide schapen? Als in de christelijke gemeente de theocratische ordening hersteld moet worden, moet men terugkeren naar het apostolisch onderricht. Er moet volbracht worden wat Jeremia’s profetie vervolgens zegt: „’En ikzelf zal het overblijfsel van mijn schapen bijeenbrengen uit al de landen waarheen ik ze verdreven had, en ik wil ze terugbrengen naar hun weide, en ze zullen stellig vruchtbaar zijn en tot velen worden. En ik wil over hen herders verwekken die hen werkelijk zullen weiden, en zij zullen niet meer bevreesd zijn, noch zullen zij met enige verschrikking geslagen worden, en er zullen er geen gemist worden’, is de uitspraak van Jehovah” (Jer. 23:3, 4, NW). Dank zij Jehovah en zijn voornemen is dit tot stand gebracht, niet door middel van een rooms-katholiek Oecumenisch Concilie of een religieus intergeloofprogramma, maar door menselijke tradities omver te werpen en door mensen volledig aan de verderfelijke invloed van het sektarisme te onttrekken. Het heeft betekend dat mensen die de apostolische methoden en onderwijzingen volgen, dichter tot elkaar getrokken zijn.
15 Jehovah’s zichtbare theocratische organisatie is tegenwoordig weer hersteld. „’Zie! Er komen dagen’, is de uitspraak van Jehovah, ’en ik zal David stellig een rechtvaardige spruit verwekken. En een koning zal stellig regeren en met doorzicht handelen en gerechtigheid en rechtvaardigheid in het land oefenen. In zijn dagen zal Juda gered worden, en Israël zelf zal in zekerheid verblijf houden’” (Jer. 23:5, 6, NW). Onder leiding van Christus Jezus, Jehovah’s op de troon geplaatste hemelse Koning, is de christelijke gemeente op aarde weer apostolisch geworden wat het treffen van regelingen en wat hun activiteiten betreft, die zijn aangepast aan de behoeften van onze moderne tijd. Dit heeft bijgedragen tot eenheid, harmonie, vrede en doeltreffendheid van werken binnen de rijen van de ware christenen. Volgt de organisatie waarnaar u voor leiding opziet dit theocratisch patroon? Onderwerp de volgende vragen eens aan een ernstig onderzoek.
16, 17. Door welke gebruiken in de apostolische gemeente kan Jehovah’s zichtbare organisatie thans geïdentificeerd worden?
16 Aanvaarden zij die in uw organisatie de leiding nemen de bijbel als Gods Woord, dat door hem is geïnspireerd als een openbaring van zijn voornemen en als een leerboek om ons op de juiste weg te leiden? Jezus deed dit en onderwees zijn discipelen hetzelfde te doen (Joh. 8:31, 32; 17:17; Ps. 119:105). Belegt de organisatie waar u naar opziet regelmatig vergaderingen waar Gods Woord wordt bestudeerd? De christenen uit de eerste eeuw hadden deze hulp (Hebr. 10:25; Matth. 18:20; Rom. 16:5). Dringt uw organisatie aan op volledige eenheid in leer en gedachten binnen de organisatie? Dat was wel het geval met Jezus’ discipelen (1 Kor. 1:10-13; Jak. 3:16, 17). Wordt er een theocratische procedure gevolgd wanneer er aanstellingen worden gedaan in dienstposities? In de vroege christelijke gemeente was dit zo (Hand. 6:1-6; 14:23; 20:28). Geven allen die met uw organisatie verbonden zijn de Koninkrijksbelangen de eerste plaats in hun leven? Jezus leerde zijn discipelen dit te doen (Matth. 6:33). Erkennen zij hun voorrecht en de verantwoordelijkheid van huis tot huis te prediken? De leden van de vroege apostolische gemeente deden dit (Matth. 28:19, 20; Hand. 5:42; 20:20; 1 Kor. 9:16). Prediken zij het goede nieuws van Gods koninkrijk? Jezus zei dat zij dit zouden doen (Matth. 24:14). Als zij tegenstand te verduren krijgen, weigeren zij dan een compromis te sluiten met betrekking tot de boodschap van het Koninkrijk? De eerste gemeente weigerde dit (Hand. 4:19, 20; 5:29-32). Ontvangen en accepteren allen de raad die door bemiddeling van het besturende lichaam wordt gegeven? Het is een verantwoordelijkheid die de eerste christenen erkenden, waardoor zij stabiliteit verkregen (Hand. 2:42; 16:4, 5; Hebr. 13:17). Werken degenen die belast zijn met de verantwoordelijkheid voor de organisatie er ijverig aan haar rein te houden? De apostelen van Jezus schoten hierin nooit te kort (1 Kor. 5:1-5, 13; 1 Tim. 5:19-21). Blijkt er duidelijk een oprechte liefde onder de leden van uw gemeente te bestaan? Jezus heeft gezegd dat dit een teken van de ware gemeente zou zijn. — Joh. 13:35.
17 Wanneer wij de zaak nu van een andere kant gaan bekijken, vragen wij of de organisatie die u ondersteunt onderscheid maakt tussen „geestelijken” en „leken”? Onder de vroege christenen was een dergelijk onderscheid ongehoord (Matth. 23:8-12; 20:25-28; 1 Petr. 5:2, 3). Geschiedt de financiële ondersteuning van uw organisatie geheel op strikt vrijwillige basis? De eerste gemeente vroeg nooit om geld (Hand. 11:29, 30; 2 Kor. 9:5-7). Houdt uw organisatie zich actief met wereldse zaken bezig? Jezus en zijn apostelen weigerden een deel van deze wereld te worden (Joh. 17:16, 17; Jak. 4:4). Trachten degenen die met uw organisatie verbonden zijn politieke posities te verkrijgen of hervormingen tot stand te brengen? Zij die tot de eerste gemeente behoorden, hadden een duurzamer hoop die op Gods koninkrijk was gebaseerd (2 Petr. 3:13, 14). Bestaan er binnen uw organisatie nationale of raciale barrières? Die bestonden niet in de eerste-eeuwse gemeenten (Gal. 3:28; Openb. 7:9). Wordt er discriminatie toegepast? De eerste christenen hielden vast aan het beginsel dat „er . . . bij God geen partijdigheid” is maar dat het zijn „wil . . . is dat alle soorten van mensen worden gered en tot een nauwkeurige kennis van de waarheid komen”. — Rom. 2:11; 1 Tim. 2:4; Jak. 2:1-4.
DE THEOCRATISCHE ORGANISATIE IDENTIFICEREN
18. Welk kenmerk van de ware zichtbare organisatie werd door Jezus genoemd, en welke beloning zou hij volgens zijn zeggen schenken?
18 Zij die tot de apostolische organisatie behoorden, brachten deze vereisten voor de christelijke gemeente niet slechts symbolisch ten uitvoer. Zij beschouwden de positie die zij in Jehovah’s uitverkoren zichtbare organisatie bekleedden, als heilig en zij zouden niet toestaan dat er ook maar iets hun verhouding tot God in gevaar zou brengen. Zij koesterden geen vrees voor deze wereld (Matth. 10:26-28). Het enige waar zij belang in stelden, was te zorgen voor de veiligheid en het welzijn van de kudde Gods. Jezus verwees naar dit kenteken van de ware zichtbare organisatie in verband met een uitvoerige profetie die betrekking heeft op deze tijd van het einde. Hij zei: „Wie is werkelijk de getrouwe en beleidvolle slaaf, die door zijn meester over diens huisknechten is aangesteld om hun te rechter tijd hun voedsel te geven? Gelukkig is die slaaf wanneer zijn meester hem bij zijn aankomst daarmee bezig vindt. Voorwaar, ik zeg u: Hij zal hem aanstellen over al zijn bezittingen.” — Matth. 24:45-47.
19. Wat moeten zij die Jehovah’s zichtbare organisatie erkennen, accepteren?
19 Er zijn nu afdoende bewijzen dat Jezus Christus in 1914 G.T. in de hemel op de troon is geplaatst en dat hij in 1918 G.T. Jehovah heeft vergezeld naar zijn tempel, toen het oordeel bij het huis Gods begon (1 Petr. 4:17).a Nadat hij degenen had gereinigd die tot dit huis behoorden en nog op aarde leefden, stortte Jehovah zijn geest op hen uit en gaf hun de verantwoordelijkheid als zijn enige zichtbare kanaal te dienen, en alleen door middel daarvan zou geestelijk onderricht komen. Degenen die Jehovah’s zichtbare theocratische organisatie erkennen, moeten daarom deze aanstelling van de „getrouwe en beleidvolle slaaf” erkennen en accepteren, en zich eraan onderwerpen.
20, 21. Wie zijn tegenwoordig belast met de verantwoordelijkheid Jehovah’s Koning te vertegenwoordigen, en door welk verslag worden zij aanbevolen?
20 Tegenwoordig worden zij die alom belast zijn met dit grootse voorrecht en deze verantwoordelijkheid, Jehovah’s getuigen genoemd en dit is sinds 1931 het geval. Sinds de jaren 1870 hebben zij zich als groep steeds meer van het sektarisme van de christenheid afgescheiden. Sinds 1879 wordt het tijdschrift De Wachttoren door deze collectieve groep gebruikt om regelmatig geestelijk voedsel uit te delen aan de leden van deze „kleine kudde” van ware christenen (Luk. 12:32). In 1884 hebben zij een wettelijke dienstknecht, een corporatie, gesticht, die Zion’s Watch Tower Tract Society werd genoemd en nu bekend staat als de Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania. Toen deze „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse tegen 1919 de vurige beproevingen van de Eerste Wereldoorlog had overleefd, was hij geen organisatie van nieuwelingen meer. Weliswaar waren de apostelen niet langer in hun midden, maar zij hadden geschreven instructies achtergelaten als een deel van Jehovah’s grote Verslag. Daarnaast hadden de hedendaagse leden van deze 1900 jaar oude christelijke gemeente, vanaf de tijd van de apostelen een rijke erfenis ontvangen, bestaande uit christelijke loyaliteit en rechtschapenheid, lang en geduldig ondergaan van vervolging, bestendig geloof in Jehovah’s kostbare beloften, vertrouwen in het leiderschap van de onzichtbare Heer en Koning, Jezus Christus, en gehoorzaamheid aan de eeuwenoude opdracht op de gehele aarde getuigen te zijn. — Hand. 1:6-8.
21 In deze geestelijk rijpe toestand kunnen zij goed worden beschreven als personen „die hen werkelijk zullen weiden, en zij zullen niet meer bevreesd zijn, noch zullen zij met enige verschrikking geslagen worden, en er zullen er geen gemist worden”, want „een koning zal stellig regeren en met doorzicht handelen en gerechtigheid en rechtvaardigheid in het land oefenen”. Vind in hun midden vrijheid en veiligheid. Lees het volgende artikel om te zien hoe dit mogelijk is.
[Voetnoten]
a Zie het boek U kunt Armageddon overleven en Gods nieuwe wereld binnengaan, hoofdstuk 6, getiteld „A·do·naiʹ komt tot zijn tempel”. Uitgegeven door de Watch Tower Bible & Tract Society in 1955 (in het Nederlands in 1959).