Christelijke moraliteit
„Het bedenken van het vlees betekent de dood, maar het bedenken van de geest betekent leven en vrede.” — Rom. 8:6.
1. Welke grote verandering heeft Jehovah ingevoerd door zijn geliefde Zoon naar de aarde te zenden, en waarom?
OMDAT Abrahams natuurlijke nakomelingen voortdurend ontrouw waren aan de rechtvaardige maatstaf die Jehovah als leidraad voor hun gedrag had vastgesteld, verwierp hij hen als het volk dat zijn speciale bezit was en ging hij ertoe over degenen bijeen te brengen die een nieuwe natie tot zijn lof zouden vormen. Hij bracht de nieuwe natie van aanbidders van hem niet bijeen door bemiddeling van een gewone menselijke dienstknecht, zoals Mozes, doch deze keer zond hij zijn eigen Zoon uit de hemel „in de gelijkenis van het zondige vlees” (Rom. 8:3). In Jezus verschafte hij het middel waardoor mensen van de macht van de zonde en dood losgekocht konden worden, alsook een volmaakt model in wiens voetstappen andere mensen zouden kunnen treden. — 1 Petr. 2:21.
2. Wat betekende het dat Jezus „in de gelijkenis van het zondige vlees” was, en waarom was dit geschikt in verband met Gods voornemen?
2 Dat zijn Zoon „in de gelijkenis van het zondige vlees” was, wil niet zeggen dat „de twee volstrekt tegengestelde beginselen van menselijke onwetendheid en onvolmaaktheid, en goddelijke alwetendheid en volmaaktheid” in Christus Jezus verenigd waren, zoals de rooms-katholiek Thomas van Aquino heeft verzekerd. Neen, want Jezus was geen God-mens. „Hij heeft zichzelf ontledigd en de gedaante van een slaaf aangenomen en is aan de mensen gelijk geworden”, doch er wordt ons verzekerd dat hij als zodanig „schuldeloos, onbesmet, afgescheiden van de zondaars” was (Fil. 2:7; Hebr. 7:26). Als volmaakt mens verkeerde Jezus in de positie om aan dezelfde proef van gehoorzaamheid en rechtschapenheid onderworpen te worden als waaraan Adam en Eva onderworpen werden. De handelwijze die hij zou volgen, zou zijn houding ten opzichte van Jehovah’s rechtvaardige maatstaf demonstreren.
3. Aan wat voor heerschappij was de mensheid, voordat Jezus verscheen, onderworpen geweest?
3 Toen Jezus verscheen, had het mensengeslacht reeds lang onder de despotische heerschappij van de zonde gestaan. ’De zonde regeert als koning in hun sterfelijke lichaam’, is de wijze waarop de christelijke apostel Paulus het heeft uitgedrukt (Rom. 6:12). En het behoeft haast geen betoog dat het sterfelijke lichaam met zijn gevoelens of gewaarwordingen de gedachten en daden van de meeste mensen kan beheersen en dit ook doet. Denk alleen maar eens aan de sterke invloed welke door de zintuigen die het gevoel, de smaak, de reuk, het gezicht en het gehoor beheersen, op het leven van de mens wordt uitgeoefend!
4. Op welke wijze worden onvolmaakte mensen door zinnelijke gewaarwordingen getiranniseerd?
4 Wanneer aan zinnelijke gewaarwordingen de vrije teugel wordt gelaten, kan hierdoor een gulzigaard, een dronkaard en een liefhebber van luxe en gemak ontstaan. Zo zijn er afgunstige ogen die alles willen hebben wat ze zien en de bezitter ervan als een slaaf de weg van het materialisme opdrijven (Pred. 4:8). Als wij toelaten dat de tastzin ons denken beheerst, kan dit leiden tot ontuchtige en smerige praktijken (Matth. 5:30). Zelfs het oor kan ons misleiden door alleen de aangename klanken te willen horen en de hardere geluiden, die wellicht in de vorm van ernstige raad en gezond streng onderricht komen, buiten te sluiten. — Zach. 7:11.
5. Met welke bedoeling heeft God zijn menselijke schepselen met die zintuiglijke krachten toegerust?
5 De alwijze Schepper heeft ons natuurlijk niet met die zintuiglijke krachten toegerust opdat ze onze levensweg zouden dicteren. Volledig bekend met de krachtige invloed die lichamelijke gewaarwordingen op mannen en vrouwen zouden uitoefenen, heeft Jehovah ervoor gezorgd dat het door goddelijke wijsheid gevoede verstand als tegenwicht zou dienen. Zo geeft hij in zijn Woord de raad: „Mijn zoon, sla acht op mijn wijsheid, neig uw oor naar mijn verstandigheid, om bedachtzaamheid in acht te nemen en laten uw lippen kennis bewaren.” — Spr. 5:1, 2.
JEZUS VOERT ONS OP DE JUISTE WEG
6. (a) Met welke vroegere ervaring in gedachten zou de Verleider de volmaakte mens Jezus hebben benaderd? (b) Wat was het resultaat?
6 Satan de verleider wist heel goed dat mensen door hun lichamelijke gevoelens beïnvloed konden worden en daarom raadde hij, in een poging Jezus zijn rechtschapenheid jegens zijn God te doen verbreken, de hongerige Zoon van God aan gebruik te maken van de wonderbare kracht van zijn Vader ten einde zijn honger te stillen. Zou Jezus nu ’het vlees bedenken’, dat wil zeggen, aandacht schenken aan de eisen die het stelde met de bedoeling er gehoor aan te geven, of zou hij ’de geest bedenken’, dat wil zeggen, aandacht schenken aan de geestelijke leiding van zijn Vader in de hemel? Tot Satans teleurstelling koos hij het laatste en verklaarde: „De mens moet niet van brood alleen leven, doch van elke uitspraak die uit Jehovah’s mond voortkomt” (Matth. 4:4). Jezus onderwierp zich aan de juiste morele maatstaf.
7. Hoe toonde Jezus aan dat hij een nauwkeurig begrip had van menselijke zwakheid?
7 Aantonend dat hij zich bewust was van de gevaarlijke invloed die de ledematen en organen van ons menselijk lichaam op ons leven kunnen hebben, waarschuwde Jezus: „Ik zeg u echter dat een ieder die naar een vrouw blijft kijken ten einde hartstocht voor haar te hebben, in zijn hart reeds overspel met haar heeft gepleegd. Indien nu uw rechteroog u doet struikelen, ruk het uit en werp het van u weg. Want het is nuttiger voor u dat gij een van uw ledematen verliest, dan dat uw gehele lichaam in Gehenna [waaruit geen opstanding mogelijk is] wordt geworpen. Zo ook indien uw rechterhand u doet struikelen, hak ze af en werp ze van u weg. Want het is nuttiger dat gij een van uw ledematen verliest, dan dat uw gehele lichaam in Gehenna terechtkomt.” — Matth. 5:28-30.
8. Waarom kunnen wij er zeker van zijn dat Jezus hier geen zelfverminking onderwees?
8 Het spreekt vanzelf dat Jezus hier geen zelfverminking onderwees, iets wat in strijd zou zijn geweest met de beginselen van Gods wet aan de joden. Hij wist echter dat het oog in staat is een vuur van begeerte in de geest te doen ontbranden en dat de hand kan worden gebruikt om handelingen te verrichten die tot zelfzuchtige vormen van bevrediging leiden. Jezus wist tevens dat het oog en de hand nuttig zijn voor veel godvruchtige activiteiten, mits ze bestuurd worden door een geest die met godvruchtig onderwijs is gevoed. In plaats dat de vleselijke ledematen het denken besturen, dient de geest die ledematen in bedwang te hebben.
9. Hoe identificeerde Jezus bij een andere gelegenheid de ergste vormen van verontreiniging en de bron ervan?
9 Bij een andere gelegenheid verzekerde Jezus zijn volgelingen: „Niet wat de mond ingaat, verontreinigt de mens, maar wat de mond uitgaat, dat verontreinigt de mens” (Matth. 15:11). In antwoord op hun verzoek om opheldering, legde Jezus uit: „Beseft gij niet dat alles wat de mond ingaat, via de ingewanden in het riool terechtkomt? Maar de dingen die de mond uitgaan, komen uit het hart voort en die dingen verontreinigen de mens. Uit het hart komen bijvoorbeeld goddeloze overleggingen, moord, overspel, hoererij, diefstal, valse getuigenissen en lasteringen voort. Die dingen verontreinigen de mens.” — Matth. 15:17-20.
10. Hoe komen slechte dingen in het hart op en met welk verschrikkelijke gevolg?
10 Slechte dingen komen op hun beurt in het hart en de geest van de mens op door middel van zijn zintuiglijke organen, het oog, de hand, de tong, enzovoort. Niet dat die organen op zichzelf slecht zijn, doch ze eigenen zich de macht toe over het denkvermogen en dringen de voortreffelijke raad van God uit de geest weg. Dan wordt zo iemand er waarschijnlijk toe gebracht een immoreel gedrag aan de dag te leggen en de wet te trotseren, want „het bedenken van het vlees betekent vijandschap met God, omdat het niet onderworpen is aan de wet van God”. — Rom. 8:7.
11. Hoe verklaart de bijbelschrijver Jakobus het proces dat tot de dood leidt, en wat wordt daarom voor elk godvrezend mens van levensbelang?
11 Jakobus, een van Gods geïnspireerde bijbelschrijvers, schetst het proces dat tot dit wetteloze, doodaanbrengende gedrag leidt: „Een ieder wordt beproefd doordat hij door zijn eigen begeerte meegetrokken en verlokt wordt. Vervolgens baart de begeerte, als ze vruchtbaar is geworden, zonde; de zonde op haar beurt, wanneer volbracht, brengt de dood voort” (Jak. 1:14, 15). De slechte weg vindt dus zijn oorsprong in het hart (de zetel der genegenheid), dat wordt beïnvloed door de op aangename gewaarwordingen gestelde leden van het lichaam. Hoe uiterst belangrijk is het dus ons hart te behoeden en te voeden met de kostbare gedachten van onze God, gedachten die hij ons in zijn geschreven Woord rijkelijk ter beschikking heeft gesteld!
APOSTELEN HOUDEN ZICH AAN DE LEER VAN JEZUS
12. Wat is de raad van de apostel Paulus, en met het oog op welke neigingen van het vlees?
12 Aan hen die zich vrij willen houden van de bezoedelingen en immoraliteit waarvan de wereld thans zo vol is, heeft de apostel Paulus de raad gegeven hun geest met goede dingen te vullen, met inbegrip van „al wat eerbaar is” (Fil. 4:8). Dit houdt stellig in dat zij steeds meer tijd aan het bestuderen van de bijbel moeten besteden, want de inhoud van dat unieke boek is „nuttig om te onderwijzen, terecht te wijzen, dingen recht te zetten, streng te onderrichten in rechtvaardigheid” (2 Tim. 3:16). Met het oog op de slechte neigingen van het vlees, hebben wij het allen nodig dat ons voortdurend zulk een terechtwijzing en streng onderricht wordt toegediend.
13. In welk opzicht dienen wij terecht kleine kinderen te zijn, doch in welk opzicht is het verkieslijk volwassen te zijn?
13 Wederom op de noodzaak van een goedgevoede geest wijzend, geeft de apostel deze uitstekende raad: „Broeders, wordt geen jonge kinderen in verstandelijke vermogens, maar weest kleine kinderen ten opzichte van het slechte; wordt daarentegen volwassen in verstandelijke vermogens” (1 Kor. 14:20). Weliswaar zijn wij in deze wereld geboren met de handicap van onvolmaaktheid en eigenzinnigheid die wij van onze voorouders geërfd hebben, maar wij behoeven niet in de gewoonten van deze goddeloze wereld tot de manlijke leeftijd op te groeien. Wij kunnen van de gewoonten van de wereld bevrijd worden door de leiding te aanvaarden van Gods van zijn geest vervulde Woord.
14. Voor wie waarschuwt de apostel Paulus medechristenen, en waarom?
14 De apostel dacht ook aan de invloed die omgang zou uitoefenen op het feit of wij tot „het bedenken van het vlees” of tot „het bedenken van de geest” worden geleid. Hij gaf medechristenen de waarschuwing: „Wordt niet misleid. Slechte omgang bederft nuttige gewoonten” (1 Kor. 15:33). Hoe waar is dit, of wij nu in het fysieke gezelschap verkeren van personen wier god hun buik is, of hen door middel van de gedrukte bladzijde of de film gezelschap houden! (Fil. 3:19) Als wij gehoorzaam zijn aan de aansporing de omgang te staken met hen wier begeerte naar lichamelijke bevrediging hun god is geworden, kunnen wij stellig ook niet lezen wat zij hebben te zeggen of kijken naar wat zij doen, uit vrees dat iets van hun denken op ons zou overgaan.
15. Leg uit waarom het gevaarlijk is zichzelf sterk genoeg te achten om aan de omgang met slechte metgezellen te worden blootgesteld.
15 Wij dienen ook nooit de gedachte te koesteren dat wij geestelijk sterk genoeg zijn om ons zonder gevaar aan wereldse omgang bloot te stellen. De apostelen gaven jongere medechristenen niet alleen de waarschuwing afgoderij en de begeerten der jeugd te ontvlieden, doch zij vermeden ook zelf dergelijke gevaren en de apostel Paulus waarschuwde: „Wie daarom denkt te staan, passe op dat hij niet valt” (1 Kor. 10:12). Zelfs toen de apostel tot rijpheid was gekomen, besefte hij nog steeds zijn eigen beperkingen, en sprekend over de beloning voor getrouwheid, zei hij: „Broeders, ik denk niet van mijzelf dat ik het al gegrepen heb.” Neen, hij moest zelf oppassen voor dingen die hem tot ontrouw en immoraliteit konden brengen. — Fil. 3:13.
16. Welke raad geeft de apostel Petrus, waarbij hij welke toepasselijke vragen opwerpt?
16 Petrus, een van Jezus’ andere apostelen, had ondervonden dat iemand die besluit zich aan de leiding van Gods geest te onderwerpen in plaats van aan de leiding van het vlees met zijn begeerten, voor vleselijk gezinde mensen een vreemde wordt. Hij kon medeaanbidders van God dus terecht vermanen zich „als vreemdelingen en tijdelijke inwoners . . . te blijven onthouden van vleselijke begeerten, die strijd voeren tegen de ziel” (1 Petr. 2:11). Vleselijke begeerten moeten daarom altijd gewantrouwd worden. Zijn ze in strijd met rechtvaardige beginselen? Belemmeren ze uw dienst voor Jehovah? Vormen ze een prikkel tot seksuele losbandigheid? Deze verlangens dienen voor onze eigen bescherming nauw onder controle te worden gehouden.
17. Wat wordt bedoeld met de uitdrukking „in het bezit . . . komen van zijn eigen vat”, en welk gevolg heeft het als men dit niet doet?
17 Wanneer iemand macht weet te verkrijgen over zijn lichaamsleden en zijn lichaam in overeenstemming met de door God vastgestelde juiste maatstaf voor gedrag weet te leiden, wordt er ook wel van hem gezegd dat hij ’in het bezit komt van zijn eigen vat’. Paulus brengt hen die oprechte volgelingen van Christus willen blijven dus ernstig in herinnering: „Dít wil God, de heiliging van u [broeders en zusters], dat gij u onthoudt van hoererij; dat een ieder van u weet hoe in heiliging en eer in het bezit te komen van zijn eigen vat, niet in hebzuchtige seksuele begeerte, zoals ook de natiën die God niet kennen” (1 Thess. 4:3-5). Door na te laten zulk een door de geest geïnstrueerde raad in gedachten te houden, is het merendeel der mensen blootgesteld aan de sluwe tactiek van de Duivel die, door een beroep te doen op hun vleselijke begeerten, vat op hen tracht te krijgen, zoals hij ook op Jezus probeerde vat te krijgen.
NATIËN SPOTTEN MET CHRISTELIJKE MORALITEIT
18. Welke handelwijze willen goddeloze natiën met alle geweld volgen, en wat zijn de gevolgen van een dergelijk gedrag?
18 Gedurende de afgelopen paar decennia zijn misdaad en immoraliteit over de gehele wereld geweldig toegenomen. De gevolgen daarvan blijken duidelijk uit de grote verbreiding van „sociale ziekten”, liegen, stelen, moord en seksuele perversiteit. Net als in de dagen van de apostelen, geven de mensen der natiën zich over aan „daden van losbandig gedrag, wellusten, overdaad van wijn, brasserijen, drinkpartijen en onwettige afgoderijen” en vallen in wat de apostel Petrus een „lage poel van liederlijkheid” noemde (1 Petr. 4:3, 4). Zelfs een groot aantal personen in vele landen die belijden christenen te zijn, sluiten zich bij het algemene verzet tegen Gods rechtvaardige maatstaf aan. Zij willen met alle geweld doen waar zij zin in hebben. Zij willen zich ontdoen van wat zij als ouderwetse maatstaven van moraliteit beschouwen.
19-21. Hoe wordt de opkomende generatie van jongens en meisjes door de houding van deze wereld ten opzichte van christelijke moraliteit aangetast?
19 Recente interviews met een groep gemiddelde Engelse jongens en meisjes hebben aan het licht gebracht dat één van de vijf jongens en één van de tien meisjes tegen dat zij vijftien jaar waren seksuele ervaringen hadden gehad. In een stad in het noorden van Engeland leden naar wordt bericht 700 meisjes aan gonorroea. In een groot industriegebied van het land is venerische ziekte in de afgelopen tien jaar met 58 percent bij jongemannen en 346 percent bij meisjes toegenomen. In geheel Engeland is twee derde van alle baby’s die uit meisjes onder de twintig jaar worden geboren, buitenechtelijk verwekt.
20 In Zweden geven studies aan dat ongeveer 80 percent van de jongens en 67 percent van de meisjes onder de leeftijd van achttien jaar seksuele betrekkingen hebben gehad en bijna de helft van alle eerstgeboren kinderen zijn buitenechtelijk geboren. Praktisch 90 percent van de Zweedse samenleving accepteert thans dat verloofd zijn, gepaard gaat met het voorrecht van seksuele intimiteit. In Tsjechoslowakije wordt één van de drie kinderen vóór het huwelijk verwekt. In West-Duitsland en Denemarken is het cijfer naar word bericht één op de twee. In de Verenigde Staten hebben, volgens de beste nationale statistieken die ter beschikking staan, 40 tot 65 percent van alle meisjes geslachtsgemeenschap gehad voordat zij trouwen.
21 In veel landen wordt een groot aantal onwettige geboorten voorkomen door abortus. In Hongarije gaan wettige abortusgevallen zowaar het aantal levend geborenen te boven. In sommige delen van Griekenland wordt geschat dat het verhoudingsgetal wel 50 gevallen van abortus op 100 levend geborenen is. In Japan breken een miljoen moeders elk jaar ongewenste zwangerschappen af door wettige abortus. In de Verenigde Staten worden meer dan 1.200.000 ontijdige bevallingen veroorzaakt of pogingen daartoe gedaan.
22-24. Wat doen de geestelijken der christenheid in verband met de slechter wordende morele toestanden onder de natiën?
22 Spotten met de christelijke maatstaf van moraliteit is niet beperkt tot personen in het Oosten en het Westen die van zichzelf zeggen dat zij atheïst zijn. Het wordt zelfs aangemoedigd en bevorderd door geestelijken en andere tot de gestudeerde stand behorende mensen die beweren christenen te zijn. Denk bijvoorbeeld eens aan de unitarische predikant in de Verenigde Staten die beweert dat „de staat geen vrijwillige voorechtelijke geslachtsgemeenschap tussen personen die meerderjarig zijn dient te verbieden of te straffen”. Vervolgens heeft een hoogleraar in de ethiek aan een anglicaanse theologische school verklaard: „Er dient geen seksuele daad te worden verboden tussen personen die competent zijn er over en weer in toe te stemmen, behalve wanneer daarbij verleiding van minderjarigen of een vergrijp tegen de openbare orde is betrokken.”
23 Een werkgroep van de Britse Raad van Kerken heeft een speciaal rapport samengesteld over „Sex en moraal”, in de loop waarvan zij weigerden overspel te veroordelen en de opvatting huldigen dat het af en toe beleven van sex „wat genot kan verschaffen of een zekere therapeutische waarde kan hebben”. Op het punt van masturbatie verklaren zij in hetzelfde rapport: „Het is ons helemaal niet duidelijk dat het kwaad zou kunnen als het wordt gedaan om, bij gebrek aan andere middelen, lichamelijke spanningen op te heffen.”
24 De redacteur van een religieus blad in Zweden verklaarde „dat er veel jonge, nog niet gehuwde paren zijn die samenwonen en niet immoreel handelen” en gaf terzelfder tijd te kennen dat hij geen bezwaar zou hebben tegen wat hij „voorechtelijke monogamie” noemde, hetgeen in feite neerkomt op samenleven als man en vrouw zonder het voordeel van het huwelijk.
25. Op welke manieren onderdrukken mensen op onrechtvaardige wijze de waarheid, en met welk gevolg voor henzelf?
25 In alle landen wordt de waarheid ten aanzien van de reine, rechtvaardige morele maatstaf van God tegenwoordig op de een of andere wijze onderdrukt. Door sommigen wordt ze belachelijk gemaakt als iets wat in deze moderne tijd ouderwets en onpraktisch is. Door anderen wordt ze verduisterd door religieuze overleveringen die erop gericht zijn haar in diskrediet te brengen. In weer andere landen wordt ze vierkant als een gezaghebbende gids verworpen. Dat is de reden waarom, zoals de apostel Paulus bekendmaakt, Gods toorn rust op de „mensen die de waarheid op onrechtvaardige wijze onderdrukken”. Verder zegt Paulus: „Daarom heeft God hen overgegeven aan schandelijke seksuele begeerten, want ook hun vrouwen hebben het natuurlijke gebruik van zichzelf veranderd in een tegennatuurlijk gebruik; en insgelijks hebben ook de mannen het natuurlijke gebruik van de vrouw laten varen en zijn zeer verhit geworden in hun wellust jegens elkaar.” — Rom. 1:18, 26, 27.
26. Waartoe leidt „het bedenken van het vlees” de natiën dus?
26 Al die natiën hebben verkozen ’het vlees te bedenken’ in plaats van ’de geest’ en moeten er dus op voorbereid zijn dat leven en vrede hun voorbijgaat. Hun uiteindelijke bestemming is de dood. Door de innerlijke aansporing van het vlees te volgen, hebben zij zich de vijandschap van God, de enige bron van leven en vrede, op de hals gehaald. De tijd dat God hun vuile en ontaarde praktijken tolereert, loopt ten einde. De vernietiging van een immoreel geslacht door de grote vloed in Noachs tijd geldt als voorbeeld van wat Jehovah met het huidige verdorven geslacht zal doen.
LEVEN EN VREDE VOOR ONSZELF VERZEKEREN
27. Welke verkeerde handelwijze moeten allen die Jehovah’s goedkeuring genieten thans volkomen vermijden, en hoe kunnen zij hierbij worden geholpen?
27 Hoe uiterst belangrijk is het dus ons af te scheiden van de immorele opvattingen en praktijken van die ten ondergang gedoemde natiën! Dat is de enige manier om te vermijden dat wij in hun rampspoed delen, en het betekent dat wij onze geest moeten reinigen van alle ongezonde denkbeelden die wij vroeger met vleselijk gezinde mensen van de wereld gemeen hadden. De apostel Paulus wist dat velen die tot het christendom bekeerd werden „eens [hebben] gewandeld overeenkomstig het samenstel van dingen van deze wereld” en vroeger onzedelijkheden en andere zonden hadden beoefend. Wordt nu, zo vermaant hij, „veranderd door uw geest te hervormen, opdat gij u ervan kunt vergewissen wat de goede en welgevallige en volmaakte wil van God is”. — Ef. 2:2; Rom. 12:2.
28. Welk voortreffelijke voorbeeld kunnen zij bij elke situatie en onder elke omstandigheid overdenken?
28 Als volgelingen van Christus moeten wij nauwgezet in zijn voetstappen treden en hetzelfde doen, zeggen en denken als hij toen hij op aarde was. Bij elke moeilijke situatie waar wij tegenover komen te staan, bij elke kwestie die een juiste beslissing van onze zijde eist, leidt het tot succes als wij ons afvragen: „Hoe zou Jezus reageren? Wat zou hij beslissen?” Toen hij de vrouw te Sichar bijvoorbeeld de vertroostende Koninkrijksboodschap vertelde, vergoelijkte of bagatelliseerde hij toen het feit dat zij geen rein leven leidde? Neen, hij stond pal voor Gods rechtvaardige maatstaf. — Joh. 4:16-18.
29. Op welke wijze heeft Jezus ronduit Jehovah’s vereisten ten aanzien van gehuwde personen te kennen gegeven?
29 Merk ook op hoe positief Jezus erover sprak dat gehuwde personen „niet langer twee, maar één vlees zijn. Wat God derhalve onder één juk heeft samengebracht, brenge geen mens vaneen”. Hierin is geen ruimte voor spitsvondige redeneringen over excuses om te scheiden. „Ik zeg u dat al wie zich van zijn vrouw laat scheiden, behalve op grond van hoererij, en een ander trouwt, overspel pleegt” (Matth. 19:6-9). Bovendien, zo zegt Jezus, pleegt „wie een vrouw, die [om een andere reden dan hoererij] door haar man weggezonden is, trouwt, . . . echtbreuk” (Luk. 16:18, NBG). In geen enkel opzicht heeft Jezus ooit enige verzachting van Jehovah’s juiste maatstaf voor huwelijkstrouw gesanctioneerd.
30. Hoe kan men zich aan de twee grote geboden van het leven houden?
30 De gehele Mozaïsche wet en het onderwijs van Gods profeten samenvattend, legde Jezus de nadruk op het houden van de twee grote geboden: „Gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. . . . Gij moet uw naaste liefhebben als uzelf” (Matth. 22:37, 39). Wanneer men God wil liefhebben en die liefde wil demonstreren, kan men Gods rechtvaardige maatstaf voor menselijk gedrag niet negeren en overtreden, maar dient men zich veeleer strikt te houden aan de levenswijze die Christus Jezus in zijn leven als voorbeeld heeft gesteld en meer aandacht te schenken aan de leiding van Gods heilige geest dan aan de begeerten van ons onvolmaakte vlees.
31. Hoe kunnen wij bepalen wie onze naaste is?
31 Opdat wij niet op de een of andere wijze een zeer beperkte kijk zouden krijgen op wie onze naaste is, heeft Jezus de illustratie van de Goede Samaritaan gegeven. Aan het einde daarvan stelde hij de toepasselijke vraag: „Wie van deze drie heeft zich, naar uw mening, tot de naaste gemaakt van de man die in de handen van de rovers was gevallen?” (Luk. 10:36) Het gaat er dus om dat wij onszelf tot de naaste van al onze medeschepselen maken, die allen in een of andere vorm onze hulp nodig hebben. Wat voor naaste zijn wij voor iemands vader, of broer, of echtgenoot als wij ons overgeven aan hoererij of overspel? En tot wat voor naaste maken wij ons voor degene wiens of wier zelfrespect wij door zulke onwettige seksuele betrekkingen stelen? De antwoorden zijn stellig voor de hand liggend.
32. Kan er enige twijfel over de juiste morele maatstaf voor christenen bestaan?
32 Toen Gods eigen Zoon in het vlees was, demonstreerde hij door zijn levenswijze welke morele maatstaf door zijn volgelingen in acht genomen moest worden. Het heeft geen zin zich een „christen” te noemen als men een andere gedragslijn volgt. Men maakt zich alleen maar tot een huichelaar. Door iets te onderwijzen en te beoefenen wat tegengesteld is aan de leer die Jezus van zijn hemelse Vader heeft ontvangen, haalt men zich de vijandschap van God op de hals, en een dergelijke handelwijze kan alleen maar in de dood eindigen.
33. Hoe worden Jezus’ volgelingen heilig, evenals hun God heilig is?
33 Als wij daarentegen de gedachten van God en van Christus hebben leren kennen, dienen wij wijselijk de ernstige aansporing ter harte te nemen: „Wordt . . . niet langer gevormd naar de begeerten die gij vroeger in uw onwetendheid hadt, maar wordt ook gij, in overeenstemming met de heilige die u geroepen heeft, zelf heilig in uw gehele gedrag, want er staat geschreven: ’Gij moet heilig zijn, want ik ben heilig’” (1 Petr. 1:14-16). Ook al hebben wij van Adam zonde en de zwakheden van het vlees geërfd, toch kunnen wij heilig worden. God vraagt van ons niet het onmogelijke. En als wij met zijn hulp ’de geest blijven bedenken’, kunnen wij ons thans verheugen in vrede met God en in zijn nieuwe ordening leven en vrede verkrijgen.
[Illustratie op blz. 275]
De Vloed, een voorbeeld van wat God met dit immorele geslacht zal doen