De Heilige Schrift voorziet in geestelijke behoeften
„Van Jehovah zijn de schreden van een fysiek sterke man.” — Spr. 20:24, NW.
1. Hoe heeft Jehovah zich als de grote Voedselverschaffer verheerlijkt?
VOEDSEL, onderdak en kleding — ze zijn alle drie noodzakelijk voor ons levensonderhoud. ’s Mensen Schepper, Jehovah God, is zich hier terdege van bewust, en hij heeft er werkelijk voor gezorgd dat in zulke behoeften werd voorzien. Hij gaf de eerste man en vrouw, Adam en Eva, zaaddragende plantengroei en vruchten als voedsel (Gen. 1:29). Later, na de wereldomvattende Vloed in Noachs dagen, voegde God dierlijk vlees aan het menu van de mensheid toe, hoewel hij het eten van bloed verbood (Gen. 9:3, 4). Tot op de huidige dag laat Jehovah „zijn zon opgaan over goddelozen en goeden en laat [hij] het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen” (Matth. 5:45). Zo blijven de kringlopen van de aarde bestaan; plante- en dierenleven komen in overvloedige mate voor en Jehovah wordt als de grote Voedselverschaffer verheerlijkt.
2. Welke rol speelt de atmosfeer in de instandhouding van menselijk leven op aarde, en hoe is er voorzien in onderdak dat voor het leven hier onontbeerlijk is?
2 God heeft de aarde als een tehuis voor de mensheid geschapen, als een beschutte en passende plaats in een uitgestrekt universum. Verscheidene kenmerken maken haar tot de enige thans aan de mens bekende planeet waarop menselijk leven mogelijk is. Betreffende slechts een van deze factoren is opgemerkt: „Behalve vele andere functies houdt de atmosfeer ook de temperatuur binnen grenzen die voor het leven veilig zijn, terwijl ze de uiterst belangrijke voorraad zoetwaterdamp van de oceanen ver landinwaarts voert ten einde de aarde te irrigeren, die zonder deze damp een levenloze woestijn zou worden.”a Wij kunnen ons erover verblijden dat „de Maker van hemel en aarde” deze planeet „aan de mensenzonen” heeft gegeven (Ps. 115:15, 16, NW). Jehovah heeft de mens echter ook verstand gegeven. Met behulp van dit verstand en de grondstoffen die de aarde in overvloed verschaft, zou het mogelijk zijn passende woonplaatsen te bouwen en aldus in het onderdak te voorzien dat voor het leven onontbeerlijk is.
3. Hoe heeft Jehovah voor de noodzakelijke kleding gezorgd?
3 Voldoende kleding vormt nog een menselijke behoefte. Nadat Adam en Eva hadden gezondigd, schaamden zij zich en deden zij er moeite voor zich te bedekken. In zijn barmhartigheid ging „Jehovah God . . . ertoe over voor Adam en voor zijn vrouw lange kleren van vel te maken en hen te kleden” (Gen. 3:6, 7, 21, NW). Als gevolg van door God getroffen regelingen, verschaft de aarde zelf bovendien de noodzakelijke materialen, zodat de mens, die door zijn Schepper met verstand is begiftigd, de benodigde kleding kan maken.
4. Wat dienen wij te erkennen met betrekking tot de bron van voedsel, onderdak, kleding en alle goede gaven?
4 Jehovah is derhalve de grote Verschaffer van voedsel, onderdak en kleding. Ja, „elke goede gave en elk volmaakt geschenk komt van boven, want het daalt neer van de Vader der hemelse lichten” (Jak. 1:17). Toen de bejaarde koning David en zijn mede-Israëlieten bijdragen schonken voor de tempel die door Salomo gebouwd zou worden, moest David toegeven: „HERE, onze God, al deze rijkdom dien wij bijeengebracht hebben om U een huis te bouwen voor uw heiligen naam, komt uit uw hand; U behoort het alles” (1 Kron. 29:16). Hoe dankbaar dienen wij te zijn dat Jehovah, aan wie „de beesten op duizend bergen” en „het produktieve land en zijn volheid” behoort, goedgunstig in ’s mensen fysieke noden heeft voorzien! — Ps. 50:10-12, NW.
JEHOVAH VOORZIET IN EEN GROTERE BEHOEFTE
5. Met welke drang werd de mensheid geschapen wat de aanbidding betreft? Kan deze worden bevredigd?
5 Er moet echter ook nog in een grotere behoefte worden voorzien. De mensheid werd geschapen met een drang God te aanbidden. In zijn boek Man, God and Magic merkt I. Lissner op: „Men kan zich alleen maar verbazen over de volharding waarmee de mens zich, door de gehele geschiedenis heen, heeft ingespannen om buiten zichzelf te reiken. Zijn energie werd nooit uitsluitend met het oog op de levensbehoeften aangewend. Hij was voortdurend op zoek en vervolgde tastend zijn weg, dingend naar het onbereikbare. Deze vreemde en inherente drang in het menselijke wezen is zijn spiritualiteit. Ze leidt hem voortdurend naar een doel dat net buiten zijn bereik ligt, en dat doel is God” (Blz. 11 en 12). Er zijn inderdaad talrijke personen geweest die naar God hebben getast, en velen hebben hem ook gevonden. De apostel Paulus heeft eens tot zijn luisteraars op de Marsheuvel in het Athene uit de oudheid gezegd: „De God die de wereld heeft gemaakt en alles wat daarin is . . . [geeft] aan allen leven en adem en alle dingen. . . . En hij heeft uit één mens elke natie van mensen gemaakt om op de gehele oppervlakte der aarde te wonen, en hij heeft de gezette tijden en de vastgestelde grenzen van de woonplaats der mensen verordend, opdat zij God zouden zoeken, of zij wellicht naar hem tasten en hem werkelijk vinden zouden, ofschoon hij eigenlijk niet ver is van een ieder van ons” (Hand. 17:24-27). De Almachtige God, die boven allen is en door niemand wordt geëvenaard, „verwaardigt zich te zien op de hemel en de aarde”, en over hem wordt gezegd: „Jehovah is nabij allen die hem aanroepen, allen die hem aanroepen in waarachtigheid” (Ps. 113:5, 6; 145:18, NW). Hoe kunnen degenen die oprecht naar God tasten, hem echter vinden?
6. Hoe heeft Jehovah zich, afgezien van de stoffelijke dingen die hij voor ’s mensen welzijn heeft verschaft, nog meer als een Verzorger onderscheiden?
6 Jehovah heeft niet alleen in stoffelijke dingen voor ’s mensen welzijn voorzien. Hij heeft zich ook als de Auteur en Bewaarder van de bijbel, zijn eigen Woord, onderscheiden. De mensheid heeft deze wonderbaarlijke geestelijke voorziening nodig, want Jezus Christus heeft gezegd, hierbij de woorden van Mozes aanhalend: „De mens moet niet van brood alleen leven, doch van elke uitspraak die uit Jehovah’s mond voortkomt” (Matth. 4:4; Deut. 8:3; 2 Tim. 3:16, 17). De onvolmaakte mens is niet in staat op grond van slechts menselijke wijsheid zijn eigen schreden succesvol te richten. Het is inderdaad zoals in Spreuken 20:24 (NW) wordt gezegd: „Van Jehovah zijn de schreden van een fysiek sterke man. Wat de aardse mens betreft, hoe kan hij zijn weg onderscheiden?” Gods gunst rust op degenen die erkennen dat zij van hem afhankelijk zijn en hij leidt hen, waarbij hij in hun geestelijke behoeften voorziet, zoals de psalmist David opmerkte: „Door Jehovah zijn zelfs de schreden van een fysiek sterke man bereid, en in zijn weg heeft hij behagen.” — Ps. 37:23, NW.
7. Geef voorbeelden om aan te tonen dat mensen uit verschillende maatschappelijke standen de bijbel met eerbied hebben beschouwd.
7 Mensen uit verschillende maatschappelijke standen hebben een grote eerbied voor de bijbel aan de dag gelegd. Merkt u eens op wat erover is gezegd: „De bijbel is Gods communicatie, Gods brief, aan de mens” (M. G. Smith, wiskundige en astronoom). „Er bestaat een Speciale Goddelijke Openbaring. Een andere naam ervoor is de bijbel” (O. L. Brauer, natuur- en scheikundige). „Ik geloof dat de bijbel de beste gift is die God de mens ooit gegeven heeft” (Abraham Lincoln, president van de Verenigde Staten). „De bijbel bezit het kenteken van een Uitzonderlijke Oorsprong, en hij wordt door een onmetelijke afstand van alle mededingers gescheiden” (W. E. Gladstone, Engels staatsman).b Dit is kenmerkend voor het getuigenis van vele nadenkende mensen.
8, 9. Welke houding namen christenen ten opzichte van de Schrift in? Bewijs uw antwoord.
8 De dienstknechten van Jehovah hebben de Schrift naar waarde geschat. Vandaar dat de vroege christenen de bijbel bijvoorbeeld in de bruikbaarste vorm wensten te bezitten. Over het onderwerp „De vroegste christelijke boeken” schrijvend, heeft C. C. McCown opgemerkt: „De eenvoudige, praktische, niet-literaire aard van het vroege christendom wordt beklemtoond door wat de recente ontdekkingen met betrekking tot hun gebruik van de codex hebben bewezen. De religieuze boeken van de christenen, zowel het Oude Testament als de nieuwe geschriften die na verloop van tijd heilig werden, vormden geen lectuur die de welgestelden op hun gemak konden doornemen. Hardwerkende zakenmensen stelden zich ten doel zoveel mogelijk materiaal in een boek te krijgen. Zij en de oprechte christelijke zendelingen wilden snel naar deze of die bewijstekst kunnen verwijzen, zonder eerst hele einden papyrus te moeten ontrollen. Zij werden in het geheel niet door snobistische literaire pretenties beheerst. Evenals de inhoud van de boeken, was de vorm waarin ze verschenen een produkt van de vitale morele en religieuze geest die in ongeveer twee eeuwen het Romeinse Rijk veroverde.” — The Biblical Archaeologist Reader, bladzijde 261.
9 Evenals Jehovah’s getuigen in deze tijd, waren de vroege christenen dankbaar voor het Woord van God. Wegens de van waardering getuigende houding die door de gemeenteleden te Thessaloníka aan de dag werd gelegd, kon de apostel Paulus hun schrijven: „Ja, daarom ook danken wij God zonder ophouden, want toen gij Gods woord hebt ontvangen, hetwelk gij van ons hebt gehoord, hebt gij het niet als het woord van mensen aangenomen, maar, wat het ook inderdaad is, als het woord van God, dat ook in u, gelovigen, werkzaam is.” — 1 Thess. 2:13.
EEN DOOR GOD GESCHONKEN GIDS VOOR DE AANBIDDING
10, 11. (a) Hoe voorziet de Schrift in een essentiële geestelijke behoefte in verband met de goddelijke naam? (b) Door middel waarvan zal Jehovah’s naam worden geheiligd, en in welke menselijke behoefte zal als gevolg hiervan worden voorzien?
10 De stoffelijke schepping legt een stil getuigenis af van het bestaan van God. De hemelen maken bijvoorbeeld zijn heerlijkheid bekend (Ps. 19:2 1). Toch kunnen zulke onbezielde dingen niet de naam van de Universele Soeverein onthullen of zijn voornemens verkondigen. De Heilige Schrift, ofte wel Gods Woord, is daarentegen als een lamp die iemands omgeving verlicht en duisternis verdrijft (Ps. 119:105, 130). Hierin wordt de grootste aller namen onthuld, want de Allerhoogste wordt geïdentificeerd als Degene „wiens naam Jehovah is” (Ps. 83:18 [19], NW). Dat God zijn gedenknaam zal heiligen, wordt ook in de bijbel duidelijk gemaakt, want Jehovah verklaart daarin: „Ik zal mijn grote naam stellig heiligen, die onder de natiën werd ontheiligd, die gij in hun midden hebt ontheiligd; en de natiën zullen moeten weten dat ik Jehovah ben” (Ezech. 36:22, 23, NW). Jezus Christus leerde zijn volgelingen bidden „Vader, uw naam worde geheiligd” (Luk. 11:2). Om Gods goedkeuring en leven te kunnen ontvangen, moet men Zijn naam kennen, zich om de heiliging ervan bekommeren en deze naam aanroepen, want „een ieder die de naam van Jehovah aanroept, zal worden gered” (Rom. 10:13; Joël 2:32, NW). De Heilige Schrift voorziet derhalve in een uiterst belangrijke geestelijke behoefte door inlichtingen betreffende de goddelijke naam te verschaffen.
11 De bijbel toont tevens aan dat Jehovah’s naam door middel van Gods koninkrijk onder Christus geheiligd en hoog verheven zal worden (Ps. 45:2-8 1-7; 110:1, 2; Jes. 9:5, 6 6, 7; Dan. 2:44; 7:13, 14; Openb. 11:15-17; 12:5, 10; 19:11-16). Onder de heerschappij van dit koninkrijk zullen de geestelijke en stoffelijke behoeften van de mensheid volledig worden bevredigd (Jes. 11:9; 65:20-25; Ps. 67:7 6; 72:16). De mens zal dan beschermd zijn tegen de verwoestingen van de oorlog, want zwaarden en speren zullen tot werktuigen worden omgesmeed die een vreedzaam en constructief doel dienen (Micha 4:3, 4). In Psalm 46:10 9 wordt over Jehovah’s vrede bewerkstelligende activiteiten in de nabije toekomst verklaard dat hij „oorlogen doet ophouden tot het einde der aarde, den boog verbreekt, de lans stukslaat, de strijdwagens met vuur verbrandt”. Op deze wijze zullen het natuurlijke menselijke verlangen naar en zijn behoefte aan zekerheid en vrede stellig volledig worden bevredigd. Er is beslist alle reden toe om jegens God van dankbaarheid blijk te geven voor de Schrift, waarin het onderricht wordt verschaft dat men nodig heeft om onder dergelijke gezegende toestanden eeuwig leven te verwerven. — Joh. 17:3.
12. Wat onthult de bijbel in verband met Gods liefde voor de mens, waardoor een basis voor werkelijke hoop wordt verschaft?
12 De bijbel onthult ook dat Jehovah een God van liefde is en dat „de liefde jegens de mens van de zijde van onze Redder, God, openbaar werd gemaakt” door bemiddeling van Jezus Christus. Christenen hebben uit de Schrift geleerd dat God hem heeft uitgezonden „als zoenoffer voor onze zonden” (Tit. 3:4-7; 1 Joh. 4:8-10). Ja, Jehovah’s voornemen in verband met het loskoopoffer van Christus wordt duidelijk in Gods Woord uiteengezet, waardoor het een basis voor werkelijke hoop verschaft. — Joh. 3:16, 36; 1 Tim. 2:5, 6.
13, 14. (a) Geef voorbeelden van religieuze gebruiken van natiën die Israël omringden. (b) In welk opzicht heeft Jehovah in leiding voorzien waardoor het mogelijk wordt gemaakt valse aanbidding te vermijden?
13 Beschouw nu de Israëlieten eens. Zij werden omringd door heidense natiën die vele valse goden aanbaden. De Fenicische en Kanaänitische buren van Israël aanbaden bijvoorbeeld de godin Astoreth of Astarte, van wie wordt gezegd: „In Babylon werd Isjtar, wier naam verwant is met Astarte (Asjtart), met Venus vereenzelvigd. Zij was de godin van seksuele liefde, moederschap en vruchtbaarheid. Dat er in de dienst van deze onder verschillende namen voorkomende godin als een religieuze ritus prostitutie werd beoefend, wordt van alle kanten bevestigd” (The Westminster Dictionary of the Bible, blz. 46). De Ammonieten aanbaden Molech, in wiens rite kinderen werden geofferd. — 1 Kon. 11:7; 2 Kon. 23:10.
14 Jehovah had Israël geestelijk echter van datgene voorzien wat de natie nodig had om zulke vals-religieuze praktijken te vermijden. Hij had hun zijn Woord gegeven, waarin hun werd gezegd religieus schadelijke huwelijksverbintenissen met heidenen te vermijden (Deut. 7:3, 4). Hij gebood ook: „Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben” (Ex. 20:3). Bovendien werd Israël in de Tien Geboden gelast Jehovah exclusieve toewijding te schenken en daarbij immoraliteit te vermijden, hetgeen stellig ’prostitutie als een religieuze ritus’ zou omvatten (Ex. 20:4-6, 14). Door bemiddeling van de profeet Jeremia veroordeelde Jehovah vervolgens eveneens de onzuivere aanbidding die erin bestond kinderen aan een valse god, zoals Molech, in vuur te offeren. Jehovah heeft zoiets nooit geboden en ook is het niet in zijn hart opgekomen (Jer. 32:35). Nu weten wij dat Israël zich niet altijd aan Gods vereisten heeft gehouden. Er waren echter loyale aanbidders van Jehovah in de natie en Gods Woord beschermde hen tegen onzuivere religie. De bijbel doet hetzelfde voor rechtvaardig gezinde personen in deze tijd door hen in staat te stellen Jehovah God „met geest en waarheid” te aanbidden. — Joh. 4:23, 24.
LEIDING MET BETREKKING TOT EEN JUISTE LEVENSWIJZE
15. Vermeld in welke opzichten de Schrift in geestelijke behoeften voorziet door ons de juiste leiding in het leven te geven.
15 De Schrift voorziet ook in geestelijke behoeften door ons de juiste leiding te geven in het leven. Zo identificeert ze bijvoorbeeld de werken van het vlees, terwijl ze ervoor waarschuwt, door ze tegenover de vruchten van de geest te stellen en aan te tonen dat „zij die Christus Jezus toebehoren, het vlees met zijn hartstochten en begeerten aan de paal [hebben] gehangen” (Gal. 5:19-24). Als iemand acht slaat op de bijbel, zal hij niet aan zulke schadelijke emoties als woede en jaloezie toegeven, want de bijbel zegt: „Laat af van toorn en laat de woede varen; betoon u niet verhit enkel om kwaad te doen.” „Een zachtmoedig hart is leven voor het vlees, maar jaloersheid is vertering voor de beenderen” (Ps. 37:8, NW; Spr. 14:30). Iemand die waakzaam blijft door Gods Woord toe te passen, zal tevens immoraliteit vermijden (Ps. 119:9-16). Hij zal beseffen dat degenen die Jehovah willen behagen en die eeuwig leven wensen te verwerven, zich niet aan immoreel gedrag kunnen overgeven (1 Kor. 6:9, 10). Uit Spreuken hoofdstuk zeven kan hij leren hoe hij zich kan beschermen tegen de listige verlokkingen van een prostituée, welk hoofdstuk besluit met de aansporing: „Nu dan, zonen, luistert naar mij, slaat acht op de redenen van mijn mond. Uw hart wijke niet af naar haar wegen, dwaal niet af op haar paden. Want velen zijn de verslagenen die zij heeft geveld, talrijk zijn degenen die zij allemaal heeft gedood. Haar huis zijn wegen naar het dodenrijk, die afdalen naar de binnenkameren van den dood.” — Spr. 7:24-27.
16. Om welke reden slaan Jehovah’s dienstknechten acht op de Schrift?
16 Eeuwen geleden werd er met klem tot Israël gezegd: „Zoekt het goede, en niet het kwade, opdat gijlieden moogt blijven leven; en opdat aldus Jehovah, de God der legerscharen, met u mag blijken te zijn, juist zoals gij hebt gezegd. Haat het kwade en hebt het goede lief, en geeft gerechtigheid een plaats in de poort. Het kan zijn dat Jehovah, de God der legerscharen, de overgeblevenen van Jozef gunst zal betonen” (Amos 5:14, 15, NW). De fundamentele reden waarom Jehovah’s dienstknechten op de Schrift acht slaan, is niet slechts om moeilijkheden of verdriet te vermijden. Zij hebben werkelijk het punt bereikt dat zij ’het kwade haten en het goede liefhebben’. Ook koesteren zij de wens Jehovah te behagen en zijn hart blij te maken. — Spr. 27:11.
DE BEHOEFTE AAN BETROUWBARE PROFETIEËN BEVREDIGEN
17, 18. In welk opzicht bevredigt de Schrift het verlangen naar kennis betreffende de toekomst? Geef een voorbeeld.
17 In deze tijd zijn vele mensen erg bevreesd en bezorgd over de toekomst. Vandaar dat sommigen, net als koning Saul, kennis over de toekomst proberen te verkrijgen door geestenmediums te raadplegen, een handelwijze die door God wordt veroordeeld (1 Sam. hst. 28; Deut. 18:10-12). Het zou echter voldoening schenken te weten wat de dag van morgen zal brengen. Ook in dit opzicht voorziet de Schrift in een uiterst belangrijke behoefte. De bijbel bevat namelijk betrouwbare profetieën, een feit dat steeds weer opnieuw kan worden aangetoond. Toch zijn enkele korte voorbeelden reeds versterkend voor het geloof.
18 Jehovah inspireerde de profeet Hosea ertoe te schrijven: „Samaria moet boeten, omdat het weerspannig is geweest tegen zijn God. Door het zwaard zullen zij vallen, hun kleine kinderen zullen worden verpletterd, hun zwangere vrouwen zullen worden opengereten” (Hos. 14:1 13:16). Ondanks Samaria’s zware muren, die onneembaar geleken moeten hebben, viel het de Assyriërs in 740 v.G.T. toch in handen, waardoor deze profetie werd vervuld.
19, 20. (a) Wat zag Daniël in zijn visioen van een ram en een geitebok? (b) Hoe legde Gabriël dit visioen uit, en was zijn uitleg juist?
19 De profeet Daniël zag in een visioen een tweehoornige ram en vervolgens een geitebok met een opvallende horen tussen zijn ogen. Deze viel de ram aan en sloeg hem neer, waarbij hij diens twee horens brak. Hierna brak de grote horen van de bok, en er rezen vier horens in diens plaats (Dan. 8:1-8). Wat had dit alles te betekenen? De engel Gabriël legde uit: „De ram dien gij gezien hebt, met de twee horens, doelt op de koningen der Meden en Perzen, en de harige geitebok op den koning van Griekenland, en de grote horen die tussen zijn ogen stond, dat is de eerste koning. En dat die afbrak en er vier in zijn plaats kwamen te staan: vier koninkrijken zullen uit het volk ontstaan, doch zonder zijn kracht.” — Dan. 8:20-22.
20 Had Gabriël gelijk? Natuurlijk had hij dit, zoals de geschiedenis heeft aangetoond. De ’tweehoornige’ ram, het Medo-Perzische Rijk, is aan zijn einde gekomen. Hoe? De figuurlijke geitebok, de „koning van Griekenland”, met de ene opvallende horen, Alexander de Grote, wierp de Medo-Perzische wereldmacht omver. In overeenstemming met de profetie is Alexander, de ene „grote horen”, na zijn dood bovendien vervangen door zijn vier generaals, de ’vier horens’, doordat zij zichzelf in macht aanstelden.c
21. Geef voorbeelden om aan te tonen hoe schrijvers van de christelijke Griekse Geschriften de in de Hebreeuwse Geschriften opgetekende Messiaanse profetieën op Jezus Christus van toepassing brachten.
21 De Schrift voorziet ook in een essentiële behoefte door de Messías te identificeren. En hierbij dient in aanmerking genomen te worden dat er vele valse Messiassen zijn geweest. In M’Clintock en Strongs Cyclopædia wordt over hen gezegd: „Er zijn niet minder dan vierentwintig van zulke bedriegers geteld die op verschillende plaatsen en tijden verschenen; en hiermee is de lijst nog lang niet volledig” (Deel VI, blz. 141). Er zouden tientallen in de Hebreeuwse Geschriften opgetekende Messiaanse profetieën genoemd kunnen worden die in verband met Jezus Christus in vervulling zijn gegaan. Sommige van deze profetieën werden echter onder goddelijke inspiratie door schrijvers van de christelijke Griekse Geschriften zelf rechtstreeks op hem van toepassing gebracht. Hier volgen enkele voorbeelden. Matthéüs werd door Jehovah God geïnspireerd om aan te tonen dat Jezus uit een maagd werd geboren, zoals in Jesaja 7:14 was voorzegd (Matth. 1:18-23), dat de kindermoord na zijn geboorte Jeremia 31:15 vervulde (Matth. 2:16-18), dat hij volgens Hosea 11:1 uit Egypte werd geroepen (Matth. 2:14, 15), dat hij in overeenstemming met Jesaja 40:3 een voorloper had (Matth. 3:1-3) en dat Jezus onze ziekten heeft gedragen, zoals in Jesaja 53:4 was geprofeteerd (Matth. 8:16, 17). Onder goddelijke inspiratie toonde de apostel Johannes aan dat Zacharia 9:9 in vervulling ging toen Jezus op het veulen van een ezelin Jeruzalem binnenreed (Joh. 12:12-15), dat de profetie van Psalm 22:19 18 in vervulling ging nadat Jezus aan de paal was genageld, toen de soldaten zijn kleding onder elkaar verdeelden en voor zijn onderkleed het lot wierpen (Joh. 19:23, 24) en dat het feit dat Jezus’ beenderen niet werden gebroken en dat hij werd doorstoken, eveneens een vervulling van de profetieën vormde. (Vergelijk Psalm 34:21 20 en Zacharia 12:10 met Johannes 19:33-37.) Dit zijn slechts enkele voorbeelden van Messiaanse profetieën in de Hebreeuwse Geschriften die door geïnspireerde bijbelschrijvers zelf op Jezus van toepassing worden gebracht. Doch voor degenen die de gehele bijbel als Gods Woord accepteren, zijn deze paar voorbeelden al voldoende om Jezus Christus in hun geest als de Messías te identificeren. Wij kunnen Jehovah dankbaar zijn dat de Schrift zulke inlichtingen verschaft.
22. Waarom kan er met betrekking tot de profetieën worden gezegd dat de bijbel niet in gebreke is gebleven?
22 De profetieën die door Hosea, Daniël en andere profeten van God werden opgetekend, zijn werkelijk waar gebleken. Wij kunnen derhalve beslist het volste vertrouwen hebben in de profetieën die door niemand minder dan de Zoon van God, Jezus Christus, zijn uitgesproken. Toen Jezus Christus naar onze tijd verwees en naar het laatste geslacht dat in dit samenstel van dingen zou leven, voorzei hij zulke dingen als toegenomen oorlogen, voedseltekorten en aardbevingen. Deze dingen gebeuren nu, waardoor wordt bewezen dat Christus’ tweede tegenwoordigheid in Koninkrijksmacht een feit is (Matth. hst. 24). De toestanden die door de apostel Paulus als een duidelijk kenmerk van de „laatste dagen” werden voorzegd, bestaan eveneens (2 Tim. 3:1-5). Deze profetieën, bevestigd door de feiten uit de hedendaagse geschiedenis, zijn even betrouwbaar als de schriftuurlijke profetieën die in het verleden hun vervulling hebben gevonden. De bijbel is dus niet in gebreke gebleven. Hij heeft in de essentiële hedendaagse behoefte aan betrouwbare inlichtingen over de toekomst voorzien. Hij onthult het goddelijke voornemen voor onze tijd en verschaft inzicht in de schitterende toekomstige gebeurtenissen en zegeningen die Jehovah overeenkomstig zijn liefdevolle voornemen voor de mensheid zal verwezenlijken.
23. (a) In welke opzichten voorziet de Heilige Schrift derhalve in geestelijke behoeften? (b) In welke zegen kan iemand die in Gods Woord gelooft, zich in deze ongelukkige wereld verheugen?
23 Ja, de Heilige Schrift voorziet beslist in geestelijke behoeften. De bijbel is een door God geschonken gids voor de aanbidding. Hij voorziet in leiding op het gebied van een juiste levenswijze en bevredigt de behoefte aan betrouwbare profetieën. Evenals Jehovah er blijk van heeft gegeven de grote Verschaffer van stoffelijke behoeften — zoals voedsel, onderdak en kleding — te zijn, heeft hij zich dus ook verheerlijkt als de Verschaffer van op hoge prijs gestelde en essentiële geestelijke dingen. Hoe dankbaar dienen allen die God liefhebben te zijn dat hij in zijn onuitsprekelijke goedheid jegens de mensheid de Heilige Schrift heeft verschaft. Indien u Gods Woord gelooft, kunt u zich ook in de zegen verheugen anderen over Jehovah’s voornemens te vertellen. Dit zal u gelukkig maken, want in een wereld vol ellende en verdriet zult u aldus „het glorierijke goede nieuws van de gelukkige God” bekendmaken (1 Tim. 1:11). Om dit evenwel met vreugde te doen, kan het voor u noodzakelijk zijn aan bepaalde persoonlijke problemen in het leven het hoofd te bieden. Dit kunt u doen door u voor leiding en troost tot de Schrift te wenden.
[Voetnoten]
a F. Allen, biofysicus, die in The Evidence of God in an Expanding Universe, blz. 21, schrijft over „De oorsprong van de wereld — Door toeval of ontwerp?”
b The Evidence of God in an Expanding Universe, uitgegeven door J. C. Monsma, 1958, blz. 150, 84; Halley’s Bible Handbook, door H. H. Halley, blz. 22 (Drieëntwintigste uitgave, vierde druk, 1964).
c Zie „Uw wil geschiede op aarde”, uitgegeven door de Watch Tower Bible and Tract Society, hoofdstuk 9.
[Illustratie op blz. 617]
De geitebok stormde op de ram af en brak zijn twee horens