Hoe de Nederlandse kerk met Rome overhoop kwam te liggen
„WEET u wat het is, mijnheer, ik kom hier nu vijfentwintig jaar dagelijks bij de mensen over de vloer, maar wij voelen ons allen genomen door de kerk. Al die veranderingen hebben ons enthousiasme weggenomen. Niet dat wij nu allemaal en bloc uit de kerk gaan, maar wij kunnen er niet langer warm voor lopen. En onze kinderen gaan nog een stap verder. Die gaan er helemaal niet meer heen.”
Aldus een gesprek tussen een zakenman van middelbare leeftijd in een katholieke provinciestad in Nederland en een reizende prediker die bij hem aan de deur kwam. Is dit echter een geïsoleerd geval? Neen, zijn gevoelens worden gedeeld door vele anderen, zowel onder de geestelijken als onder de leken.
Dit blijkt uit de sterke achteruitgang in kerkbezoek — 420.000 kerkgangers minder aan het einde van 1969 dan in 1966 — en het blijkt uit de gestage uitdunning van de gelederen der geestelijken. In het gehele land heerst er onder de Nederlandse katholieken een gevoel van groot onbehagen. Dit is te wijten aan de veranderingen in hun kerk en aan de slechter wordende verhouding tot Rome.
De recente gebeurtenissen in verband met het priestercelibaat hebben de verhouding tussen de Nederlandse (katholieke) Kerk en Rome op de spits gedreven. De situatie werd werkelijk kritiek tijdens de vijfde zitting van het pastorale concilie, dat van 4 tot 7 januari 1970 in Noordwijkerhout werd gehouden.
Daar werd de aanbeveling gedaan het celibaat niet langer te koppelen aan het priesterambt. De bisschoppen onthielden zich tijdens de zitting van stemming. Nadat het Vaticaan zijn ernstige ontstemming over deze uitspraak van het Nederlandse concilie had uitgesproken, verklaarden evenwel ook de Nederlandse bisschoppen dat zij de weg vrij wilden maken voor de gehuwde priester. Dit was dwars tegen de uitdrukkelijke wens van paus Paulus VI in.
Dat Rome met ernstig misnoegen van dit besluit kennis nam, blijkt uit de felle veroordeling in L’Osservatore Romano van 30 januari 1970, waarin de celibaatsactie „een manoeuvre tegen de paus” werd genoemd. De Parijse Le Monde schreef: „Het is de eerste keer in de geschiedenis van de Katholieke Kerk dat een nationale bisschoppenconferentie zich in zijn geheel openlijk keert tegen duidelijke pauselijke richtlijnen.” Een bekend Nederlands dagblad kenschetste de situatie door de krantekop: „Nederlandse kerk dwars tegen Rome in.”
Heeft de Nederlandse kerk echter altijd overhoopgelegen met Rome? Indien dit niet het geval is, hoe is de situatie dan zo explosief geworden? Een beknopt overzicht van de geschiedenis van de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland zal in dit verband nuttig blijken te zijn.
DE GESCHIEDENIS VAN DE NEDERLANDSE KERK
In de loop van de zesde tot de achtste eeuw G.T. werden de mensen in het gebied dat nu Nederland is, ertoe gebracht lid te worden van de Rooms-Katholieke Kerk. Onder Karel de Grote werden wel bijzonder krachtdadige middelen gebruikt om een gehele volksstam de Saksen in de kerk in te lijven. Geschiedschrijvers zeggen dat deze „kerstening” met krachtige hand werd doorgevoerd, terwijl de doop soms op straffe des doods verplicht was.
Geleidelijk aan accepteerde de gehele bevolking het „christendom.” Dit weerhield hen er echter niet van hun onderlinge geschillen zeer bloedig uit te vechten. Bij deze onderlinge veten nam de bisschop van Utrecht menigmaal het initiatief tot strooptochten in de wijde omgeving. Hij onderscheidde zich hierin in niets van de wereldlijke vorsten van die tijd.
In de zestiende eeuw maakte de Nederlandse kerk een ernstige crisis door. Dit hield verband met de opkomst van de Reformatie welke in dit land een gunstige weerklank vond. De hervormers hadden veel succes doordat zij de mensen ertoe aanspoorden beter met de bijbel vertrouwd te geraken. Voor het eerst verschenen er volledige bijbelvertalingen in het Nederlands. De katholieke geestelijken bestreden de nieuwe richting echter fel, en menig bijbellezer vond de dood op de brandstapel. Over en weer vonden er wreedheden plaats. De godsdiensttwisten namen het karakter van een burgeroorlog aan.
Het einde van deze langdurige oorlog kwam met de Vrede van Münster in 1648. Bij dit vredesverdrag werd erkenning verleend aan een protestants noordelijk gedeelte, dat ongeveer de grenzen had van het huidige Nederland, en een overwegend katholiek zuidelijk gedeelte, dat ongeveer het huidige België vormde.
Aanvankelijk moest de katholieke minderheid in Nederland haar geloof in het geheim belijden, maar geleidelijk aan ontstond er meer vrijheid. Gedurende de lange tijd dat de katholieke eredienst officieel was verboden bestond de Katholieke Kerk niet als een zelfstandige kerkprovincie met een eigen hiërarchie, maar werd het bestuur rechtstreeks vanuit Rome gevoerd. Het is begrijpelijk dat zich daardoor een sterkere invloed van Rome deed gelden dan normaal het geval geweest zou zijn.
Wellicht verklaart dit waarom het eeuwenlang vrij rustig is geweest in de verhouding tussen de Nederlandse kerk en Rome, met uitzondering dan van het Utrechtse Schisma in 1723. In het midden van de negentiende eeuw was het na een grondwetswijziging mogelijk de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland te herstellen. Thans bestaat ongeveer 40 percent van de Nederlandse bevolking van ruim twaalf en een half miljoen personen uit rooms-katholieken.
HET CONFLICT SPITST ZICH TOE
Tot aan de Tweede Wereldoorlog bevond de Nederlandse kerk zich in een positie die wel is beschreven als „het rijke Roomsche leven”. Er was een zeer sterke aanhankelijkheid jegens Rome kenbaar en er bestond een bloeiend katholiek verenigingsleven. Het aantal priesters dat vanuit Nederland naar de missiegebieden werd gezonden, was zeer groot. Op religieus gebied heerste er een toestand van gezapige rust. Alleen hierdoor is het wellicht verklaarbaar waarom de Nederlandse kerk van die dagen zich niet openlijk uitsprak tegen het concordaat dat het Vaticaan met Hitler sloot. De tijd was er kennelijk nog niet rijp voor.
Gedurende en na de Tweede Wereldoorlog veranderde de situatie evenwel. De bevolking leed sterk onder de Duitse nazi-onderdrukking en de Nederlandse bisschoppen namen stellig een andere houding aan tegenover deze onderdrukking en het wegvoeren van de joden dan de paus zelf. In verband met het opvoeren van het toneelstuk „De plaatsbekleder” van Hochhuth enkele jaren geleden laaide de discussie van het standpunt van de paus in die jaren weer hoog op. Een bekend katholiek journalist schreef ten tijde van de toneeluitvoering dat het zwijgen van de paus in de tijd dat de Nederlandse bisschoppen moedig hun stem tegen de jodenvervolgingen door de nazi’s verhieven, als een pijnlijke zaak was ervaren.
Het was evenwel het tweede Vaticaanse concilie, dat in de jaren 1962-1965 werd gehouden, dat de inleiding vormde tot de huidige situatie. Zoals paus Joannes XXIII had gezegd, had dat concilie ten doel ’een frisse wind in de kerk te doen waaien’. In plaats daarvan werden er geschilpunten opgeworpen die de kracht van een orkaan bezaten en de kerkelijke structuur dreigden te verpletteren.
In 1966 gaf het Nederlandse episcopaat een nieuwe catechismus uit. Nu begonnen de verhoudingen met Rome behoorlijk te verslechteren. De geloofszuiverheid van deze catechismus kwam aan kritiek van de zijde van het Vaticaan bloot te staan. Er ontstond een geweldige polemiek over de voor- en nadelen van deze catechismus. De beschuldiging van ketterij werd langdurig en uitgebreid onderzocht en ten slotte werd er door een kardinalencommissie een aantal herzieningen voorgesteld die door de Nederlandse kerk als aanvulling moesten worden uitgegeven.
REGELRECHTE BOTSING
De situatie werd wel bijzonder kritiek toen de Nederlandse bisschoppen het besluit namen ’de priester een trouwring te gunnen’, zoals in een krantekop werd gezegd. Dit bracht de Nederlandse kerk regelrecht met Rome in botsing. De bisschoppen waren van mening dat er in de kerk plaats moest zijn voor de gehuwde priester. Dit was lijnrecht tegen de uitdrukkelijke wens van de paus in om geen negatieve uitspraak over het celibaat te doen.
De zaak kan niet worden afgedaan door te zeggen dat het slechts een groepje rebellerende priesters betreft die graag willen trouwen. Sommigen hebben de situatie zo willen verklaren. De feiten wijzen evenwel uit dat de meeste priesters en 70 percent van de Nederlandse katholieken er voorstanders van zijn dat priesters mogen trouwen terwijl zij hun volledige autoriteit behouden. Ongeveer de helft van het totale aantal katholieken vindt dat de plaatselijke bisschoppen het recht toekomt het verplichte priestercelibaat op te heffen.
Ondertussen blijft de paus „Neen” zeggen tegen de gehuwde priester. Hij wil dat de Nederlandse bisschoppen hun standpunt met betrekking tot de celibaatskwestie herzien. Sinds hij dit heeft bekendgemaakt, treden steeds meer priesters uit de kerk. In januari van dit jaar was het aantal uitgetreden priesters zelfs dubbel zo hoog als in de maanden daarvoor.
REACTIE VAN DE BEVOLKING
Hoe reageren de katholieke mensen op dit alles? Er heerst vanzelfsprekend veel verwarring. Maar over het algemeen kunnen er vier verschillende groepen worden onderscheiden. Eén groep bestaat uit mensen die de situatie opvatten als een uitdaging om de kerk te vernieuwen. Zij zijn van mening dat hierdoor de gelegenheid wordt geboden de nodige veranderingen aan te brengen.
Een tweede groep bestaat uit mensen die helemaal niet zijn ingenomen met de „janboel in de kerk”, zoals zij het noemen. Zij houden er daarom mee op de kerk te bezoeken en in God te geloven. Hieronder bevinden zich veel jonge mensen. Zij willen niet als hun ouders bedrogen worden. Maar vormt oneerlijkheid onder mensen het bewijs dat God niet bestaat? De apostel Paulus zei dat God niet kan liegen (Hebr. 6:18). Zijn Woord der waarheid, de bijbel, houdt zowel jonge als oude personen een nieuwe toekomst voor ogen. En veel van deze mensen in Nederland worden nu door Jehovah’s getuigen geholpen de bijbel en Gods voornemens te begrijpen. Om de mensen bij hun studie van de bijbel te helpen, gebruiken Jehovah’s getuigen het boek De waarheid die tot eeuwig leven leidt. Eén lezer noemde de inhoud van dit boek ’een goudmijn van bijbelkennis’.
Een derde groep omvat de katholieken die op het standpunt staan dat zij de kerk niet willen verlaten, ook al zijn zij het niet met de verwarde situatie eens. Velen van hen hebben echter hun enthousiasme verloren en zijn passieve waarnemers geworden. Hun mening over de vernieuwing is: „Ze gaan hun gang maar. Het zal mijn tijd wel uitdienen.” Maar als er niets is om warm voor te lopen, wordt het dan niet hoog tijd naar iets anders uit te zien? Een vooraanstaande Nederlandse geestelijke schreef eens dat de kerk Gods graf is. Maar het feit dat de kerk een graf is, betekent nog niet dat God zich erin bevindt of dat mensen erin dienen te blijven. God leeft, en hij waarborgt de komst van ’nieuwe hemelen en een nieuwe aarde waarin rechtvaardigheid zal wonen’ (2 Petr. 3:13; 1 Tim. 3:15). Mensen die God werkelijk liefhebben, dienen zo’n hartverwarmende belofte vreugdevol te aanvaarden.
Dan is er een hard groeiende groep katholieke mensen die de gebeurtenissen in hun kerk heel anders beoordelen. Zij zien in dat beide zijden in dit conflict zich niet werkelijk op de bijbel verlaten. Toch geeft de bijbel duidelijk te kennen hoe alle facetten van het conflict bezien dienen te worden. Daarom wenden deze mensen zich tot de bijbel en bestuderen zij deze met Jehovah’s getuigen, die aan alle mensen een gratis zesmaandse bijbelstudiecursus aanbieden.
Zo was er bijvoorbeeld een jonge katholieke man die van huis tot huis geld ophaalde voor de parochie. Bij één deur ontmoette hij een Getuige, die hem binnennodigde. De Getuige zei dat hij aan een predikingswerk deelnam, alleen met dit verschil dat hij de bijbel onderwees zonder er geld voor te ontvangen, zoals de pastoor. De Getuige bood hem een gratis huisbijbelstudie aan voor één uur per week.
De jongeman en zijn vrouw accepteerden dit aanbod en maken snelle vorderingen in het leren van de bijbelse waarheden. Zij zien er nu de noodzaak van in van huis tot huis te werken, niet om geld op te halen, maar om anderen over Gods schitterende beloften voor de toekomst in te lichten. Zij verkeren niet langer in onzekerheid omdat zij door hun geestelijke leiders in de steek zijn gelaten. Zij hebben weer geloof in God en zijn betrouwbare Woord gekregen. Zij achten het niet nodig de kerk te moderniseren, maar zijn van mening, zoals zij zeiden, dat ’wij individueel moeten veranderen om in overeenstemming met Gods Woord te kunnen leven’.
Steeds meer mensen gaan deze noodzaak inzien. Wanneer zij hetzij direct of indirect met de conflicten in de kerk te maken krijgen, doen zij de juiste stappen om God te behagen.
Zij handelen niet louter in een geest van rebellie, en ook laten zij niet toe dat zij jegens God onverschillig worden. Zij zijn er werkelijk op uit in vrede met God te leven en zijn wil te doen.
Hoewel de verwarring in de Katholieke Kerk toeneemt, gaan dus van steeds meer mensen de ogen open. Zij grijpen de gelegenheid aan, hun verhouding tot God vanuit het standpunt van de bijbel te beoordelen. En zij zijn overgelukkig met de kennis van Gods voornemen om aan alle verwarring in de wereld een einde te maken en degenen die werkelijk zijn wil doen eeuwig leven onder rechtvaardige toestanden te schenken. — Matth. 7:21-23; Ps. 37:10, 11, 29.
[Kader op blz. 709]
DE NEDERLANDERS ZEGGEN —
„Wij voelen ons genomen door de kerk.”
Het is „zo’n janboel in de kerk”.
’Gun de priester een trouwring.’
„Nederlandse kerk dwars tegen Rome in.”
„Individueel moeten wij veranderen.”