Hoe uw waarnemingsvermogen te oefenen
1. (a) Hoe dienen christenen het zoeken naar en het gebruik van wereldse wijsheid te beschouwen? (b) Wat kunnen wij leren van de tegenstellingen die er volgens Paulus’ uiteenzetting tussen Gods wijsheid en die van de wereld bestaan?
DIT lijkt misschien een pakkende titel, want velen zijn er hevig in geïnteresseerd en zouden er alles voor over hebben en er elke prijs voor willen betalen als zij hun waarnemingsvermogen zouden kunnen verbeteren. Voor welk doel? Wij moeten toegeven dat hier vaak een zelfzuchtige beweegreden achter schuilt. Misschien koestert men het verlangen concurrenten in het zakenleven te slim af te zijn of te leren hoe men anderen kan doorzien ten einde een voorsprong op hen te krijgen en hen beet te nemen. Dit kan vanuit het standpunt van wereldse wijsheid bezien gerechtvaardigd lijken, maar iemand die Gods gunst zoekt, kan deze zienswijze niet aanvaarden. De beweegreden is verkeerd. In ieder geval geeft de bijbel een duidelijke waarschuwing voor de gevaren van wereldse wijsheid en een werelds waarnemingsvermogen. De apostel Paulus had hier veel over te zeggen toen hij aan de gemeente te Korinthe schreef. De wijsheid van deze wereld tegenover die van God stellend, zei hij dat „de wereld . . . door middel van haar wijsheid God niet heeft leren kennen”. Hij legde verder uit dat er bij het bijeenroepen van degenen die de christelijke gemeente zouden vormen, „niet veel wijzen naar het vlees werden geroepen, . . . maar God heeft de dwaze dingen der wereld uitgekozen om de wijzen te beschamen”. Waarom? „Opdat geen vlees zou roemen voor het aangezicht van God.” Wanneer wij God zoeken, moet onze beweegreden altijd oprecht en nederig zijn. Vandaar dat wij, zoals Paulus verder zei, „wijsheid [spreken] onder hen die rijp zijn, maar niet de wijsheid van dit samenstel van dingen, noch die van de regeerders van dit samenstel van dingen, die teniet zullen gaan. Maar wij spreken Gods wijsheid in een heilig geheim, de verborgen wijsheid.” En hoe wonderbaarlijk heeft God dat gedaan! Deze wijsheid bevindt zich allemaal in de bijbel, een boek dat iedereen kan lezen; hoe weinig mensen onderscheiden evenwel de verborgen wijsheid van de bijbel! De meerderheid van degenen die van mening zijn dat zij de bijbel als Gods Woord aanvaarden, zeggen dat de bijbel zichzelf tegenspreekt, waardoor zij al meteen te kennen geven dat zij niet half beseffen welk een grootse harmonie er in de gehele bijbel kenbaar is. — 1 Kor. 1:21, 26-29; 2:6, 7.
2. Waarom is rijpheid absoluut noodzakelijk voor een christen, en wat is hierbij betrokken?
2 Wat bedoelde Paulus toen hij zei: „Wij [spreken] wijsheid onder hen die rijp zijn”? (1 Kor. 2:6) Dit is een uiterst belangrijk aspect bij het oefenen van uw waarnemingsvermogen als een christen. Wanneer u een ware christen wordt, betekent dit een grote verandering in uw levensopvatting en levenswijze. Het betekent ook dat u voortdurend vorderingen moet maken en u verder moet ontwikkelen. Laten wij eens zien wat wij van onze broeders in Korinthe kunnen leren. Velen van hen waren er traag in de noodzakelijke veranderingen aan te brengen. Zij maakten gewoon geen vorderingen als christenen. Zij verheugden zich niet in nauwe christelijke eenheid. Integendeel, er bestond verdeeldheid, aangezien zij in een sektarische geest naar mensen als hun leiders opzagen en niet naar Christus als hun ene hoofd. Aangezien Paulus de wereldse geest van „jaloezie en twist” opmerkte, moest hij hun zeggen: „Ik [kon] niet tot u spreken als tot geestelijke mensen, maar als tot vleselijke mensen, als tot kleine kinderen in Christus. Ik heb u met melk gevoed, niet met iets om te eten [zoals vaste spijzen], want gij waart nog niet sterk genoeg.” Merk in overeenstemming met onze voorgaande bespreking bovendien op hoe Paulus later de waarschuwing uitte: „Laat niemand zichzelf verleiden” door te denken dat hij „wijs [is] in dit samenstel van dingen . . . Want de wijsheid van deze wereld is dwaasheid bij God.” Oefen uw waarnemingsvermogen dus niet zelfzuchtig ten einde wereldse wijsheid te verkrijgen! — 1 Kor. 1:10-13; 3:1-4, 18, 19.
3. Wat is het geheim van ware christelijke groei?
3 Wanneer wij nu onze aandacht op het positieve aspect vestigen, laten wij dan opmerken hoe dezelfde bijbelschrijver uitlegde welk een nauw verband er bestaat tussen dit trainingsproces en de kwestie van rijpheid. Wanneer hij aan de Hebreeuwse christenen schrijft, maakt hij eerst melding van de bovengenoemde neiging in gebreke te blijven op te groeien en vorderingen te maken. Hij zegt: „Gij [zijt] afgestompt van gehoor . . . geworden. Ja, want ofschoon gij eigenlijk leraren moest zijn met het oog op de tijd, hebt gij wederom iemand nodig om u van het begin af de elementaire dingen van de heilige uitspraken Gods te leren”, waaraan hij toevoegde dat „een ieder die melk gebruikt, . . . onbekend [is] met het woord der rechtvaardigheid, want hij is een klein kind”. Vervolgens onthult hij het geheim van ware christelijke groei, door te zeggen dat „vast voedsel . . . bij rijpe mensen [behoort], bij hen die door gebruik hun waarnemingsvermogen hebben geoefend om zowel goed als kwaad te onderscheiden. Laten wij daarom, nu wij de grondleer over de Christus hebben verlaten, tot rijpheid voortgaan”. — Hebr. 5:11–6:1.
4. (a) Waarvoor moeten wij, wanneer wij ons waarnemingsvermogen oefenen, op onze hoede zijn? (b) Hoe is een juiste oefening afhankelijk van een juiste voeding?
4 Hierdoor wordt duidelijk aangetoond dat wij niet alleen de juiste beweegreden dienen te bezitten, maar ook zorgvuldig moeten nagaan of wij in de oefening van ons waarnemingsvermogen wel volgens de juiste methode of het juiste proces te werk gaan. Als christenen wagen wij het niet ons op ons eigen initiatief of oordeel te verlaten en voor onszelf te beslissen hoe een onderscheid te maken tussen goed en kwaad. Dat was Satans argument toen hij het oorspronkelijke „fiat”-teken gaf en zei dat „uw ogen [van uw waarnemingsvermogen] stellig geopend zullen worden en gij stellig als God zult zijn, kennend goed en kwaad”. Met welk gevolg? „Hun beider ogen [werden] geopend”, ja, maar alleen om door hun geweten schuldig te worden verklaard. Zowel hun beweegreden als hun methode deugde niet (Gen. 3:5-7). Merk in tegenstelling hiermee op welk een duidelijk verband er wordt gelegd tussen vast voedsel en de oefening van ons waarnemingsvermogen. Zoals Paulus uitlegt, heeft de melk betrekking op de elementaire dingen van Gods Woord, zodat de moeilijker bijbelse waarheden en de toepassing ervan met vast voedsel worden vergeleken. Het tot ons nemen van deze waarheden is van het grootste belang voor onze groei tot rijpheid, aangezien het de enige veilige gids is waardoor wij er op de juiste wijze voor kunnen zorgen dat ’ons waarnemingsvermogen wordt geoefend om zowel goed als kwaad te onderscheiden’ en te leren hoe wij de dingen vanuit Gods standpunt kunnen bezien.
5. Hoe heeft Jezus deze regel op getrouwe wijze door zijn voorbeeld toegelicht, en welke leiding beloofde hij voor onze tijd?
5 Jezus zelf vormt geen uitzondering op deze regel. Gedurende zijn gehele bediening verliet hij zich bij elke verleiding en uitdaging waaraan hij het hoofd moest bieden op de Schrift door te zeggen: „Er staat geschreven” (Matth. 4:4-10). Hij onderwees en deed niets op eigen gezag. Hij voedde zich niet alleen met Gods Woord door in begrip ervan te groeien, maar ook door het op een praktische wijze op zichzelf van toepassing te brengen, doordat de beginselen en profetieën ervan in zijn leven en bediening in vervulling moesten gaan. Hij kon dus terecht zeggen: „Mijn voedsel is, dat ik de wil doe van hem die mij heeft gezonden en zijn werk voleindig.” Hij voorzei ook dat er aan het einde van dit samenstel van dingen een „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse zou zijn die over al zijn bezittingen aangesteld zou worden, met inbegrip van het verschaffen van „voedsel te rechter tijd”, waardoor de verzekering werd gegeven dat het voedingsprogramma, waarbij zowel de juiste beweegreden als de juiste methode is betrokken, tot in onze tijd zou voortduren. — Joh. 4:34; 14:10; Matth. 24:45-47.
6. Op welke manieren dienen wij altijd naar groei en vooruitgang te streven?
6 In fysiek opzicht bereiken en overschrijden mensen de leeftijd van volwassenheid, maar toch moeten zij nog steeds vast voedsel tot zich blijven nemen. In mentaal en geestelijk opzicht is er echter altijd groei mogelijk, vandaar dat de noodzaak om het geestelijke voedsel voortdurend tot zich te nemen en te verwerken, veel groter is. Wij dienen er altijd op uit te zijn ’tot rijpheid voort te gaan’ (Hebr. 6:1). Geen melkspijs voor ons! In het begin, als wij als „pasgeboren baby’s” voor het eerst tot een kennis van Gods Woord komen, vormen wij „een verlangen naar de onvervalste melk behorend tot het woord”, maar wij dienen altijd bereidwillig en verlangend vorderingen te willen maken, met een groeiende waardering en bereidwilligheid om de grotere verantwoordelijkheid die er het gevolg van is, op ons te nemen. — 1 Petr. 2:2.
7. Wat wordt erdoor te kennen gegeven wanneer er geen vooruitgang wordt gemaakt, en hoe waarschuwde Paulus voor de gevaren die erbij zijn betrokken?
7 Het gaat erom dat wij in dit opzicht niet stil kunnen staan. Als wij geen vorderingen maken, beginnen wij terug te vallen. Dat was de moeilijkheid met velen van die Hebreeuwse (joodse) christenen. Hun belangstelling verminderde. Hun gehoor werd afgestompt en zij hadden opnieuw iemand nodig die hun de elementaire dingen vanaf het allereerste begin onderwees. Zij hadden hun greep op het woord der waarheid verloren en waren er onbekend mee. Wij horen hetzelfde bericht van sommigen in deze tijd die nonchalant worden nadat zij door middel van opdracht en waterdoop als ware christenen waren begonnen te leven. Kunnen wij, of wij deze neiging nu bij onszelf of bij anderen waarnemen, het ons veroorloven onverschillig te zijn en te hopen dat zulke personen op de een of andere manier redding zullen verkrijgen? Paulus nam die houding niet aan, maar hij gaf duidelijk te kennen waartoe zo’n handelwijze zou leiden als men ermee zou doorgaan totdat men het punt bereikt dat men elk aanbod van hulp geïrriteerd afwijst. Hij zei: „Het is onmogelijk om hen die eens voor al verlicht zijn geweest . . . en die het voortreffelijke woord van God en krachten van het toekomstige samenstel van dingen hebben gesmaakt, maar die zijn afgevallen, wederom tot berouw te brengen.” — Hebr. 6:4-8.
8. Op welke wijze dienen waarschuwingen op juiste wijze in evenwicht te worden gebracht met aanmoedigingen?
8 Wij moeten er echter goed voor oppassen dat wij niet snel ongeduldig worden met personen die in onverschilligheid dreigen af te drijven en hen in de steek laten. Paulus deed dit niet. Merk op wat hij vervolgens schrijft: „Al spreken wij ook zo, geliefden, toch zijn wij in uw geval overtuigd van betere dingen en dingen die met redding gepaard gaan.” Hij gaf ons een voortreffelijk voorbeeld van de wijze hoe het juiste evenwicht bewaard moet worden door waarschuwingen met aanmoedigingen te combineren. Hij schreef later namelijk: „Blijft . . . aan de vroegere dagen denken, waarin gij, na verlicht te zijn, onder veel lijden een zware strijd hebt verduurd.” Na vervolgens Habakuk 2:4 aangehaald te hebben — „’mijn rechtvaardige zal wegens geloof leven’ en ’indien hij terugdeinst, heeft mijn ziel geen behagen in hem’” — voegt Paulus hieraan toe: „Welnu, wij behoren niet tot het soort dat terugdeinst, wat tot vernietiging leidt, maar tot het soort dat geloof heeft, wat tot het in het leven behouden van de ziel leidt.” Wat aanmoedigend! — Hebr. 6:9; 10:32, 38, 39.
9. In welk opzicht is Paulus een goed voorbeeld voor ons?
9 Paulus gaf er stellig blijk van dat zijn waarnemingsvermogen goed geoefend was, zoals blijkt uit de wijze waarop hij de vele problemen in de verschillende gemeenten aanpakte en ook door de wijze waarop hij aan de hevige tegenstand van zijn vijanden het hoofd bood en zich hieronder gedroeg. Dit trad ook aan het licht door de wijze waarop Jehovah hem door de werking van de heilige geest gebruikte om de vele brieven te schrijven die een uiterst belangrijk onderdeel van de bijbel vormen. Hoe was deze grondige oefening tot stand gekomen? Zoals hij zelf zegt, was dit „door gebruik” gekomen, door een voortdurend en onvermoeid gebruik, terwijl hij geestelijk werd gesterkt door voortdurend het ’vaste voedsel’ van Gods Woord tot zich te nemen. Paulus volgde in dit opzicht het volmaakte voorbeeld dat door Jezus was gegeven toen hij op aarde was, zodat hij kon zeggen: „Wordt navolgers van mij, zoals ik het ben van Christus.” Waarom zouden wij dus niet beter aandacht schenken aan deze veel gebruikte en getrouwe dienstknecht, ten einde ons waarnemingsvermogen aldus op een godvruchtige wijze te oefenen? — Hebr. 5:14; 1 Kor. 11:1.
SCHENK NAUWLETTEND AANDACHT
10. Op welke wijze dienen wij, zoals in de bijbel wordt aangetoond, nauwlettend aandacht te schenken?
10 In de gehele bijbel treffen wij vele uitdrukkingen aan waardoor wij ertoe worden aangespoord met de juiste beweegredenen waakzaam en aandachtig te zijn. Hier volgen enkele voorbeelden: „Gij moet goed voor uw ziel zorgen . . . opdat gij niet verderfelijk handelt.” „Indien gij . . . werkelijk Jehovah, uw God, zoekt, zult gij hem ook stellig vinden, want gij zult met heel uw hart en met heel uw ziel naar hem vragen.” „Neem u in acht dat gij Jehovah, uw God, niet vergeet.” „Hoe lief heb ik uw wet! De gehele dag heeft ze mijn intense belangstelling.” „Blijft toezien, blijft wakker.” „Schenkt . . . aandacht . . . dat uw hart nooit bezwaard wordt.” — Deut. 4:15, 16, 29; 8:11; Ps. 119:97; Mark. 13:33; Luk. 21:34.
11. Op welke wijze beklemtoont Paulus ditzelfde punt, en in welke mate?
11 Wanneer wij evenwel Paulus’ geschriften aan een onderzoek onderwerpen, treffen wij misschien nog krachtiger uitdrukkingen aan. Een verstandelijke waarneming is belangrijk, maar Paulus heeft het erover dat de „ogen van uw hart verlicht” zijn, waardoor te kennen wordt gegeven dat een van harte gevoelde waardering belangrijker is dan verstandelijke kennis. Dit is alleen mogelijk wanneer er een ongehinderde toevoer is van Gods „geest van wijsheid en van openbaring”, opdat wij kunnen begrijpen „wat de alles overtreffende grootheid van zijn kracht is ten opzichte van ons gelovigen” en „de liefde van de Christus [kunnen] kennen, welke [van menselijk standpunt uit bezien] de kennis te boven gaat”. Verder zegt hij ons niet alleen op onze wandel toe te zien, maar er „nauwlettend op toe [te zien] . . . omdat de dagen goddeloos zijn . . . [en te blijven] inzien wat de wil van Jehovah is”. Paulus bezigt hier superlatieve uitdrukkingen, waardoor ze alle mogelijke aspecten omvatten. — Ef. 1:17-19; 3:18, 19; 5:15-17; zie ook Kolossenzen 1:9-11.
12. Welke overeenkomstige uitdrukkingen komen in de brief aan de Hebreeën voor, en welk verdere aspect vraagt onze aandacht?
12 Paulus’ brief aan de Hebreeën vormt hier geen uitzondering op. Hij spoort er niet alleen toe aan aandacht te schenken, maar „meer dan gewone aandacht [te] schenken”. Hij spreekt niet alleen over degenen die naar Christus uitzien, maar over „hen die vurig naar hem uitzien” en draagt ons op „oplettend het oog gericht te houden op [Jezus] . . . Ja, let nauwkeurig op degene die . . . tegenspraak . . . heeft verduurd, opdat gij niet moe wordt en bezwijkt in uw ziel”. Behalve deze pakkende uitdrukkingen, noemt de apostel echter nog een reden waarom wij nauwlettend aandacht moeten schenken, en wel — iemand schenkt nauwlettend aandacht aan ons. Wie is dit, en hoe wordt het nauwlettende onderzoek ingesteld? — Hebr. 2:1; 9:28; 12:2, 3.
13. (a) Waar wordt, te beginnen met Hebreeën 3:7, de nadruk op gelegd, en hoe wordt Israël als een illustratie gebruikt? (b) Welke krachtige opmerking wordt in Hebreeën 4:11, 12 gemaakt?
13 Het antwoord is kort en bondig dat Jehovah degene is die zo nauwlettend naar ons kijkt, hetgeen hij doet door middel van zijn Woord. Wanneer wij goed begrijpen hoe dit in zijn werk gaat, zullen wij hierdoor worden geholpen ons waarnemingsvermogen op de juiste wijze te oefenen. In het begin van zijn brief, te beginnen met Hebreeën 3:7, waar Paulus vermeldt hoe God met het Israël uit de oudheid handelde, citeert hij twee maal wat „de heilige geest zegt” in Psalm 95:7, 8: „Heden, indien gij naar zíjn [Gods] stem luistert, verhardt uw hart niet” (Hebr. 3:7, 8, 15). Daar legt hij de nadruk op, de noodzaak oplettend en met een ontvankelijke geest te luisteren wanneer God spreekt. Dit zal ons helpen steeds dichter tot hem te naderen, hetgeen een voortdurend groeiend geloof tot gevolg heeft. Paulus waarschuwde met klem dat een tegenovergestelde handelwijze vermeden diende te worden, door te zeggen: „Past op, broeders, dat er zich in niemand van u ooit een goddeloos, ongelovig hart ontwikkelt, doordat hij zich terugtrekt van de levende God”, en Paulus waarschuwt er vervolgens voor niet „verhard [te worden] door de bedrieglijke kracht der zonde” (Hebr. 3:12, 13). Israël als natie bleek ongehoorzaam te zijn aan Gods woord, met het gevolg dat het niet Gods rust binnenging. Merk op dat Paulus een nauw verband legt tussen ongehoorzaamheid en een gebrek aan geloof. (Zie Hebreeën 3:18, 19.) In Hebreeën hoofdstuk vier toont hij vervolgens aan dat er voor de leden van het geestelijke Israël, de christelijke gemeente, nog een beloofde rust in het verschiet ligt, waarna hij de nadruk legt op dezelfde noodzaak nauwlettend aandacht te schenken, zeggende: „Laten wij daarom ons uiterste best doen die rust in te gaan, opdat niemand in hetzelfde model van ongehoorzaamheid vervalle.” Om ons goed van dit punt te doordringen, legde Paulus vervolgens de indrukwekkende verklaring af: „Want het woord van God is levend en oefent kracht uit en is scherper dan enig tweesnijdend zwaard, en het dringt zelfs zover door dat het ziel en geest, en gewrichten en hun merg scheidt, en het kan gedachten en bedoelingen van het hart onderscheiden.” — Hebr. 4:11, 12.
14. (a) Hoe dient de bijbel terecht bezien te worden? (b) In welk opzicht kan er van de bijbel worden gezegd dat hij levend is en leven schenkt? (c) Wat kunnen wij hierdoor leren met betrekking tot de wijze waarop God met zijn volk handelt en het oordeelt?
14 Wat een opmerkelijke beschrijving van Gods Woord, alsof het een levende persoon was met het vermogen anderen te doorgronden en te zien wat zij in hun hart werkelijk voor mensen zijn. Het dringt tot de kern van de zaak door. Hoe dan wel? Welnu, de bijbel is niet slechts een religieus boek dat lang geleden door vrome mensen werd geschreven en samengesteld, een oud bericht dat het dode verleden behandelt. Er kan veeleer worden gezegd dat het, als een kanaal van Gods geest, levend is. Het is Gods Woord, „zíjn stem”. Toen David onder inspiratie schreef en sprak, was het niet slechts David die dit en dat zei, maar kon er worden gezegd dat „de heilige geest zegt”, zoals zowel Paulus als David beseften (2 Sam. 23:2; Hebr. 3:7). Het is niet alleen levend, maar het kan ook leven schenken, en wel op een veel wonderbaarlijker manier dan het geval is met menselijk leven. Zoals de apostel Petrus verklaarde toen hij over degenen sprak die christenen waren geworden, hadden zij „een nieuwe geboorte gekregen, niet door vergankelijk, maar door onvergankelijk wedervoortbrengend zaad, door middel van het woord van de levende en blijvende God” (1 Petr. 1:23). Merk nu evenwel Paulus’ verdere verklarende woorden op in Hebreeën 4:13, waar hij zegt: „En geen schepping is voor zijn ogen niet openbaar, maar alle dingen liggen naakt en openlijk tentoongesteld voor de ogen van hem aan wie wij rekenschap hebben af te leggen.” Paulus spreekt nu over Jehovah zelf en zijn doordringende blik. Zijn waarnemingsvermogen is in elk opzicht voortreffelijk, terwijl hij altijd de juiste beweegreden heeft en de doeltreffendste methode gebruikt. Is het met het oog op het voorgaande niet duidelijk dat God ons altijd door middel van zijn Woord en door de wijze waarop wij erop reageren, beziet en oordeelt? Dit is de beste methode, want hierdoor worden wij in een grote mate in staat gesteld ons aan de hand van hetzelfde middel te onderzoeken en precies te zien hoe wij er voor staan. Doen wij oprecht ons best ons in elk aspect van ons leven aan Gods Woord aan te passen, en proberen wij dit steeds weer opnieuw, ondanks de vele malen dat wij falen? Wij dienen dit te doen, zoals wij later zullen bespreken. — Spr. 17:3.
15. Hoe wordt in de Schrift te kennen gegeven dat alle schepselen „rekenschap hebben af te leggen”?
15 Op de een of andere tijd hebben alle schepselen „rekenschap . . . af te leggen” aan Jehovah, de Opperrechter. Naar het schijnt, wordt dezelfde methode gebruikt, die van iemands reactie op Gods woord ten tijde van het oordeel (Openb. 20:12). Dit is thans het geval. De mensen van dit geslacht openbaren steeds duidelijker wie zij zijn door hun reactie op de bijbelse waarheidsboodschap, de boodschap van Gods koninkrijk (Matth. 24:14). De op de troon geplaatste koning, Christus, gebruikt een overeenkomstig middel om de „schapen” van de „bokken” te scheiden, aangezien hij bepaalt hoe hun houding ten opzichte van hem is door te letten op hun houding en gedrag ten opzichte van „een der geringsten van deze broeders van mij”, dat wil zeggen, een van zijn discipelen met de hemelse hoop. — Matth. 25:31, 32, 40, 45.
SCHENK MEER AANDACHT AAN DE BELANGRIJKERE DINGEN
16. (a) Welke twee dingen vragen al onze aandacht, en waarom? (b) Hoe beklemtoonde Jezus dit in zijn profetie?
16 Wanneer wij ons waarnemingsvermogen oefenen, is het belangrijk goed te beseffen welke dingen de voorrang genieten. Het is goed dit onder de ogen te zien. Er zijn twee dingen die heel kostbaar zijn — tijd en leven. In zeker opzicht hebben wij geen van beide in onbeperkte mate. Onder Gods Koninkrijksregering zal het leven niet beperkt zijn, maar er is slechts één middel tot het verwerven van leven, slechts één weg van redding, door middel van het ’kostbare bloed’ van Christus (1 Petr. 1:19). En tijd is stellig beperkt, terwijl reeds ongeveer 56 jaar van het geslacht dat van het teken van de „tijd van het einde” getuige is, zijn verstreken (Matth. 24:34). Dit betekent dat wij selectief moeten zijn. Wij dienen ons op juiste wijze te laten leiden in het uitkiezen van de belangrijkere dingen waaraan wij meer aandacht dienen te schenken, terwijl wij de minder belangrijke dingen als het ware verkleinen en bagatelliseren ten einde er steeds minder aandacht aan te kunnen schenken. De bijbel dient onze gids te zijn bij het vaststellen van deze dingen. Beschouw bijvoorbeeld eens wat Jezus in zijn profetie over de „tijd van het einde” zei, waarin hij, na de dringendheid van de tijd beklemtoond te hebben, vervolgens zegt: „Schenkt echter aandacht aan uzelf, dat uw hart nooit bezwaard wordt met overmatig eten en overmatig drinken en zorgen des levens, en die dag plotseling, in een ogenblik, over u komt als een strik. . . . Blijft dan wakker [blijft heel oplettend], . . . smekend dat gij erin moogt slagen te ontkomen aan al deze dingen die stellig gaan geschieden”, niet door van het toneel te worden weggenomen, maar door als gevolg van onze waakzaamheid voor de strikken bewaard te blijven. Als gevolg hiervan zullen wij blijken te „staan voor het aangezicht van de Zoon des mensen”, in zijn gunst en in onze rechtschapenheid en volharding. — Luk. 21:34-36; zie ook 1 Korinthiërs 10:13.
17. Welk verband blijkt er volgens Paulus te bestaan tussen ontkoming en oplettendheid?
17 Dat Jezus hier melding maakt van ontkoming herinnert ons wederom aan de brief aan de Hebreeën. Deze werd kort voordat er vervolging over de joodse christenen te Jeruzalem losbrak en slechts negen jaar vóór de verwoesting van die stad geschreven. Wij staan thans voor overeenkomstige omstandigheden. De tijd loopt ten einde. De „grote verdrukking” nadert snel, en dit brengt de kwestie van ontkoming ter sprake. Luister naar Paulus’ waarschuwing: „Zie toe dat gij hem die spreekt, niet vraagt u te willen verontschuldigen [door niet te luisteren of onoplettend te zijn]. Want indien zij niet zijn ontkomen die verontschuldigd vroegen te worden bij hem die een goddelijke waarschuwing op aarde gaf [toen de Israëlieten bij de berg Sinaï waren], dan nog veel minder wij, als wij ons afkeren van hem die uit de hemelen spreekt”, en die binnenkort het oude samenstel van dingen zal schudden en volledig zal verwijderen. — Hebr. 12:25-27.
18. Dienen wij slechts uit plichtsgevoel nauwlettend aandacht te schenken? Waarom?
18 Bent u van mening dat deze kwestie van nauwlettend aandacht schenken misschien nogal irriterend of misschien zelfs wat beangstigend is? Dit behoeft niet zo te zijn. Het dient niet zo te zijn. Schenk er aandacht aan dat uw geloof en toewijding sterk blijven. Met andere woorden, schenk aandacht aan uw hart. Dat is de sleutel voor de gehele situatie voor zover het u persoonlijk betreft, „want daaruit [uit het hart] zijn de oorsprongen van het leven” (Spr. 4:23). Ziet u niet in dat in plaats van uw hoofd veeleer uw hart, het orgaan dat uw beweegredenen en genegenheden en verlangens bepaalt, in werkelijkheid vaststelt waaraan u de meeste aandacht zult schenken, terwijl u er terzelfder tijd genoegen in zult scheppen dit te doen?
19. (a) Op welke basis kan het schenken van aandacht een absorberend genoegen worden? (b) Is er bij persoonlijke verhoudingen terecht sprake van agape-liefde, en hoe is dit vooral waar met betrekking tot Jehovah?
19 Hebt u, als bewijs hiervan, niet de ervaring opgedaan, vooral toen u de kinderschoenen was ontgroeid, dat u plotseling bemerkte meer dan gewone aandacht aan een bepaalde persoon te schenken? Wat kan dat een verrukkelijke en absorberende ervaring zijn waarmee uw geest alle uren dat u wakker bent, wordt beziggehouden! En wanneer die speciale persoon op een prettige wijze reageert en meer dan gewone aandacht aan u gaat schenken, wat kan dat dan opwindend zijn! Niets kan u ervan weerhouden meer dan gewone aandacht aan hem of haar te schenken. Is dat niet zo? O ja, zegt u nu, maar zo’n persoonlijke verhouding is totaal verschillend van wat wij nu aan het bespreken zijn. Welnu, misschien niet zo totaal verschillend. De kwestie van liefde gaat een rol spelen; dat is stellig een kwestie van het hart. De hoogste vorm van liefde, zoals in De Wachttoren is uitgelegd, is agape-liefde. Van wat soms is opgemerkt, heeft men de indruk gekregen dat deze vorm van liefde zo superieur en wenselijk is omdat ze boven persoonlijkheden uitstijgt, aangezien ze wordt beschreven als een liefde die op juiste beginselen is gebaseerd. Maar dat is niet de manier waarop De Wachttoren het Griekse woord agape definieerde. Toen Petrus ditzelfde woord gebruikte zei hij niet: „Hebt elkaar nauwgezet lief overeenkomstig goede beginselen uit het hart”, maar: „Gij [moet] elkaar intens liefhebben vanuit het hart” (1 Petr. 1:22). Ja, agape-liefde kan intens persoonlijk zijn, maar altijd volledig in overeenstemming met en geleid door juiste beginselen. Zoals in De Wachttoren werd gezegd, is ze een „op beginselen gebaseerde liefde”, maar dit wil niet zeggen dat ze onpersoonlijk is. Dit is vooral het geval met onze liefde voor Jehovah. Het is niet voldoende of juist God lief te hebben, zoals zo velen schijnen te doen, als een ver verwijderde, onzichtbare, abstracte belichaming van goede beginselen, een grote Eerste Oorzaak. Dat is de grote fout die door Jobs vertroosters werd gemaakt. Zij verwezen naar God bij zijn titel, maar nooit bij zijn persoonlijke naam Jehovah. Hetzelfde kan gezegd worden van de geestelijken, de vertroosters van de hedendaagse Job. Jehovah is evenwel het Opperwezen, de grootste Persoonlijkheid, en hij nodigt ons uit, door van onze zijde voortdurend nauwlettend aandacht te schenken, hem te leren kennen en liefhebben als Degene die alles wat wij kunnen geven, geheel ons hart, onze geest, onze ziel en onze kracht, waard is. Hij is de Bron en Rechter van alle juiste en goede beginselen.
20. Wat is altijd en nog steeds een fundamentele oorzaak geweest waardoor mensen van de waarheid afdrijven?
20 Zoals goed bekend is, zijn duizenden in de afgelopen jaren tot een kennis van de waarheid gekomen en werkelijk Jehovah’s getuigen geworden, waarna zij hetzij onmiddellijk uit het gezicht verdwenen of uit de christelijke gemeente moesten worden uitgesloten. In het laatste geval kan de oorzaak van de afdrijving vaak worden teruggevoerd op een krachtige persoonlijke invloed die tegen de waarheid en haar hoge beginselen inwerkt. Waarom gebeuren zulke dingen? In de grond der zaak komt dit doordat deze personen nooit lang genoeg in de waarheid zijn geweest of diep genoeg zijn gegaan om Jehovah werkelijk te leren kennen en liefhebben als een persoon, De Persoon. O ja, zij hadden de waarheid lief en verheugden zich in de prettige omgang met de broeders en de Koninkrijksvooruitzichten, maar zij hebben nooit geleerd tussen zichzelf en Jehovah, als tussen twee personen, die intieme, persoonlijke, bindende gehechtheid en toewijding op te bouwen die door niets kan worden verbroken.
21. Welke aanmoediging krijgen wij wanneer wij aan de juiste handelwijze vasthouden, en uit welke bronnen?
21 Het is niet onmogelijk. Het is niet te moeilijk, niet wanneer u uw hart erop zet. De getrouwe mannen en vrouwen uit de oudheid hebben dat dan ook gedaan, zoals in Hebreeën hoofdstuk 11 staat opgetekend. Door geloof bewezen zij hun loyale toewijding onder zwaar lijden, wetend dat Jehovah degenen beloont die „hem ernstig zoeken” en meer dan gewone aandacht schenken (Hebr. 11:6). Ook in deze tijd, zoals door het verslag in ons Yearbook wordt aangetoond, is er over de gehele wereld een grote schare mensen die hun rechtschapenheid handhaven en die dezelfde handelwijze van standvastige toewijding blijven volgen. Ook bewijzen veel opgedragen gehuwde mannen en vrouwen dagelijks dat zij hun partner trouw zijn, en wij moeten toegeven dat de liefde tussen man en vrouw persoonlijk is, van het allereerste begin af, wanneer zij ermee beginnen speciale aandacht aan elkaar te schenken. Wederom het Griekse woord agape gebruikend, maakt Paulus duidelijk waarin de verantwoordelijkheid van de christelijke echtgenoot in de eerste plaats bestaat: „Mannen blijft uw vrouw liefhebben, evenals ook de Christus de gemeente heeft liefgehad”, ja, ieder lid van zijn bruidsklasse afzonderlijk, allen die deel uit maken van de christelijke gemeente. — Ef. 5:25.
22. Hoe kunnen wij Christus Jezus op juiste wijze leren bezien, en hoe zal dit ons helpen?
22 Jezus Christus is natuurlijk ons voornaamste voorbeeld. Na het zojuist genoemde verslag in Hebreeën hoofdstuk 11 wordt er bij ons op aangedrongen „met volharding de ons voorgestelde wedloop [te lopen], terwijl wij oplettend het oog gericht houden op {Jezus] . . . [en] nauwkeurig [letten] op degene die van zondaars zulk een tegenspraak tegen hun eigen belangen in, heeft verduurd” (Hebr. 12:1-3). Hoe beziet u hem? Door wiens ogen ziet u hem? Beziet u hem als iemand die het waard is gevolgd te worden, of denkt u er net zo over als degenen over wie was voorzegd dat zij zouden zeggen: „Wanneer wij hem zullen zien, is het uiterlijk niet zodanig dat wij hem zouden begeren”? (Jes. 53:2) Om de juiste zienswijze te verkrijgen, moeten wij hem bezien door Gods Woord als een spiegel te gebruiken. Evenals wij iemand via een spiegel vanuit een ander gezichtspunt kunnen waarnemen, beschikken wij over de bijbel om een frisse kijk op Gods Zoon te krijgen. Dit zal ons helpen een nieuwe persoonlijkheid aan te doen, een persoonlijkheid zoals hij die bezit, en dat zal ons ertoe aanmoedigen ons in alle aspecten van ons leven naar het goddelijke patroon te schikken, terwijl wij erdoor worden geholpen te volharden, evenals Jezus helemaal tot het einde toe heeft volhard. — Jak. 1:22-25.
[Illustratie op blz. 728]
God oordeelt ons naar onze reactie op zijn woord