Hard werken voor de beloning van eeuwig leven
„Altijd volop te doen hebbend in het werk van de Heer, wetend dat uw arbeid niet tevergeefs is in verband met de Heer.” — 1 Kor. 15:58.
1, 2. (a) Welke vragen stellen jonge mensen vaak, en waarom? (b) Wat geven sommigen over het leven dat achter hen ligt toe? (c) Wat hadden de psalmist en Jezus Christus over het leven en datgene wat de mensheid het dringendst nodig heeft te zeggen?
ALS u thans de gelegenheid werd geboden een volkomen nieuw leven te beginnen, zou u deze dan aannemen? Of bent u tevreden met het werk dat u doet en het leven dat u leidt? Jonge mensen vragen vaak aan oudere personen: ’Als u de kans had uw leven over te doen, zou u dan hetzelfde werk doen als nu, of zou u iets anders kiezen? Zou u willen dat uw zoons en dochters hetzelfde werk doen als u?’ Deze onderzoekende vragen zijn de manier waarop de jeugd vaststelt of uw werk waardevol en prettig is geweest en of het voor hen de moeite waard is deze loopbaan ook te volgen.
2 Er zijn echter maar weinig mensen die zullen toegeven hun leven met waardeloze werkzaamheden te hebben verknoeid, hoe nutteloos hun leven ook is geweest. Eén zo’n mens, Andrew Carnegie, een man die om zijn rijkdom werd benijd, zei: „Ik zou al mijn miljoenen geven als ik jong en gezond kon zijn. Als ik de overeenkomst van Faust zou kunnen sluiten, zou ik het doen. Ik zou graag alles willen verkopen om mijn leven te kunnen overdoen.” Maar helaas! eeuwig leven is niet te koop. Jeugd en gezondheid zijn buiten het bereik van rijkdom. Misschien zijn degenen onder de mensen die druk bezig zijn rijkdom te vergaren, alsof het de een of andere panacee is, wel het meest te beklagen, want hun leven is werkelijk een lege illusie. De geïnspireerde psalmist schreef: „Waarlijk, als een schaduwbeeld wandelt een man rond. Waarlijk, tevergeefs zijn zij onstuimig. Men stapelt dingen op en weet niet wie ze zal vergaren” (Ps. 39:6). Dit bepalen van wat het voornaamste belang of streven in het leven is, was nu precies het onderwerp waarin de grootste denker aller tijden onder de mensen, namelijk Jezus Christus, doordrong en waarop hij in twee tot nadenken stemmende vragen nauwkeurig het antwoord vaststelde door te zeggen: „Want wat voor nut zal het voor een mens hebben als hij de gehele wereld wint, maar zijn ziel [of leven] verbeurt? of wat zal een mens geven in ruil voor zijn ziel [of leven]?” (Matth. 16:26) Wat de mens volgens Jezus Christus het dringendst en voortdurend nodig heeft, is niet roem of fortuin, plezier of bezittingen, maar het leven zelf. Ieder mens op aarde dient thans voor de beloning van eeuwig leven te werken. Doet u dit?
3, 4. (a) Wat doen duizenden mensen thans, waarbij zij zich wat ten doel stellen? (b) Wat heeft men nodig om een discipel van Christus te zijn, met welke beloning in het vooruitzicht?
3 Letterlijk honderdduizenden mensen overal op aarde denken thans diep over Jezus’ woorden betreffende het leven na. Zij werken nu hard voor de beloning van eeuwig leven door gunstig op een nieuwe levenswijze in navolging van Jezus Christus te reageren (1 Petr. 2:21). Alleen al in de afgelopen drie jaar — 1969, 1970 en 1971 — hebben in totaal 434.906 personen uit 207 landen grote veranderingen in hun leven ondergaan door zich aanvaardbaar te maken de beloning van eeuwig leven te ontvangen. Zij hebben hun leven aan Jehovah God opgedragen en die opdracht gesymboliseerd door zich in water te laten dopen. Zij hebben materialistische bezigheden op de achtergrond geplaatst. Zij hebben Jezus’ dringende raad ter harte genomen: „Werkt niet voor het voedsel dat vergaat, maar voor het voedsel dat blijft voor het eeuwige leven, dat de Zoon des mensen u zal geven” (Joh. 6:27). Hoewel zij in hun eigen levensbehoeften voorzien, zijn deze dingen niet meer hun voornaamste doel. Zij weten dat Jehovah, als zij volledig op hem vertrouwen, in hun levensbehoeften zal voorzien. Zij zoeken daarom eerst Gods koninkrijk en zijn rechtvaardigheid, en overeenkomstig Gods belofte worden al deze noodzakelijke dingen hun inderdaad toegevoegd. — Matth. 6:25-33.
4 Voor dit leven in navolging van Jezus Christus is geloof nodig. Men moet hard werken en ijver en bekwaamheid bezitten. Er is zelfopoffering, de bereidheid zijn bezit te delen, voor nodig. Dit werk dat erin bestaat mensen van alle natiën tot discipelen van Christus te maken, vereist geduld. Iemand die ijverig werkt, vindt echter vreugde in dit werk van God, zoals de psalmist met de volgende woorden verklaarde: „In het doen van uw wil, o mijn God, heb ik behagen geschept” (Ps. 40:8). Jezus zei tot zijn toehoorders: „Indien gij deze dingen weet, gelukkig zijt gij als gij ze doet” (Joh. 13:17). Wie niet terugdeinst voor het harde werk dat van iemand als christen wordt verlangd, zal in aanmerking komen voor de schitterende en uiteindelijke beloning — eeuwig leven. — Matth. 16:24, 25.
WELKOM IN JEHOVAH’S HARDWERKENDE ORGANISATIE
5. Hoe werden aanstaande discipelen van Christus op het in 1971 in New York gehouden congres door degene die de dooplezing uitsprak begroet,en in wat voor gemeente heette hij hen welkom?
5 Voor christelijke werkers was de op de voorgrond tredende, vreugdevolle gebeurtenis voor 1971 de schitterende serie „Goddelijke Naam”-districtsvergaderingen. Deze werden overal op aarde gehouden. Een van de ontroerendste dingen op deze congressen was honderden, ja, zelfs duizenden mensen te zien opstaan en hun vaste besluit te horen bevestigen om als een discipel van Jezus Christus hard te gaan werken. Op een van deze congressen, in New York, begroette degene die de dooplezing uitsprak de kandidaten met te zeggen: „Hoe aangrijpend is het en wat stemt het ons gelukkig hier vanmorgen zo’n groot aantal mensen te zien wier liefde voor Jehovah hen ertoe dringt in de voetstappen van zijn Zoon, Jezus Christus, te treden! Maandenlang hebben jullie systematisch de bijbel bestudeerd. Jullie zijn hem als Gods gids voor zijn menselijke schepselen gaan aanvaarden. Jullie hebben de fundamentele leerstellingen ervan geleerd. Jullie zijn te weten gekomen wat er precies bij betrokken is een echte dienstknecht van de Allerhoogste God te zijn. Jullie studie heeft vrucht gedragen, want ze heeft een krachtig verlangen in jullie hart doen ontspruiten, het verlangen te doen wat al Gods met verstand begaafde schepselen terecht behoren te doen — jullie leven aan God op te dragen en daardoor voor altijd gewillige dienstknechten van hem te worden. . . .Wij zijn werkelijk blij voor jullie en heten jullie welkom in de gemeente van Gods gelukkige, hardwerkende dienstknechten, zijn getuigen.”
6, 7. (a) Op welke wijze is het leven van velen die werden gedoopt veranderd, en aan wat voor werk werden zij uitgenodigd een aandeel te hebben? (b) Welke feiten bewijzen dat deze nieuwe werkers in een bezige organisatie zijn gekomen?
6 Hun aandacht werd toen op Jehovah’s uit zeer bezige mensen bestaande aardse organisatie gevestigd. „Velen van jullie”, zo vervolgde de spreker, „hebben in het verleden hoogstwaarschijnlijk het gevoel gehad dat het leven doelloos was louter een reeks tegenspoeden die ten slotte met de grootste tegenspoed, de dood, wordt afgesloten. Anderen onder jullie zijn zich er misschien . . . sterk van bewust geweest dat het leven vol onrechtvaardigheid en teleurstellingen is . Dit alles is nu echter veranderd voor jullie. Jullie hebben een reden gekregen om te leven. Jullie hebben ontdekt dat Jehovah God en Christus Jezus in deze tijd op de hele aarde een groot werk laten verrichten — meer nog, dat zij talloos velen in de gelegenheid stellen in een levengevend, levenhervormend werk met hen samen te werken. Arbeiders samen met God! Dat klinkt niet als het kalmpjes aan doen, niet waar?”
7 In 1971 hebben degenen die zich in de organisatie van Jehovah’s getuigen bevinden er bijvoorbeeld 291.952.375 uren aan besteed om met anderen over Gods Woord, de bijbel, te spreken. Zij, brachten 133.785.116 nabezoeken, omdat zij zich om het leven van de mensen bekommeren. Zij hebben bovendien bij veel van de geïnteresseerden een huisbijbelstudie opgericht en gemiddeld 1.257.904 studies geleid. Zo zijn tallozen tot discipelen gemaakt, in gehoorzaamheid aan het gebod dat Jezus zijn volgelingen gaf: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën hen dopende.” — Matth. 28:19,20.
8. Waarom werkt Gods volk zo hard?
8 Waarom werkt het aan God opgedragen volk zo hard? Omdat hun hart in Gods werk is. Hun opdracht is oprecht. Zij meenden het toen zij Gods wil de eerste plaats in hun leven verkozen te geven. En bovendien denken zij aan de rijke beloning die God hun in het vooruitzicht stelt — de beloning van eeuwig leven! Wat een krachtige aansporing is dit!
9. Waarom dienen degenen die het leven liefhebben het verlangen te hebben zich bij Jehovah’s getuigen aan te sluiten?
9 Allen die het leven liefhebben, dienen zich in de rijen van Jehovah’s getuigen te scharen, en vooral thans, omdat wij gezegend zijn in een tijd te leven waarin de grootste behoefte aan meer werkers bestaat. Denk aan Jezus’ woorden toen hij met medelijden naar de mensen keek en zei: „De oogst is groot, maar er zijn weinig werkers. Smeekt daarom de Meester van de oogst dat hij werkers in zijn oogst uitzendt” (Matth. 9:36-38). Wij leven nu in het sluitstuk van een ander groot inzamelingswerk. Degenen die God liefhebben, dienen de wens te koesteren een aandeel aan dit werk van God te hebben en de grootste beloning voor hun getrouwe arbeid, namelijk eeuwig leven, te oogsten.
10. Waarom dient de houding van dringendheid te worden aangekweekt, en met welke houding tegenover het vóór ons liggende werk?
10 Als u het werk van God opneemt, moet u zich bewust zijn van de gevaren, de obstakels, die u misschien van de weg van loyale dienst voor God dreigen af te brengen. U moet de juiste kijk op het werk hebben dat het huidige samenstel van dingen zal eindigen, moet worden gedaan — en snel moet worden gedaan — en u moet die juiste kijk behouden (Matth. 24:21). Hoe kan men echter die juiste kijk behouden zonder door de luiheid of onverschilligheid van wereldse mensen of door mensen die geen geloof bezitten te worden beïnvloed?
BEHOUD ALTIJD DE JUISTE KIJK OP ONS HARDE WERKEN
11. (a) Wiens goedkeuring tracht de christelijke werker te verkrijgen, en waarom? (b) Welke houding tegenover werk kenmerkt een ware christen? (c) Welke raad geeft Paulus?
11 Aangezien ware christenen dienstknechten van Jehovah zijn en hun leven aan hem hebben opgedragen omdat zij hem liefhebben, doet het er immers niets toe wat andere mensen van hen en hun werk denken? Hetgeen zij verlangen, is Gòds goedkeuring. „Dit betekent de liefde tot God, dat wij zijn geboden onderhouden” (1 Joh. 5:3). Lauwheid voor het werk dat bestaat in het prediken van het Koninkrijk en het maken van discipelen is geen kenmerk van een oprechte, aan God opgedragen dienstknecht van God. Een ware christen wordt veeleer gekenmerkt door ijver en het verlangen deel te nemen aan het harde werk van Gods grote getuigenisorganisatie (Openb. 3:16; Luk. 13:24). Wij dienen steeds meer te willen doen en altijd vooruit te willen gaan in de door ons gekozen carrière als een medewerker van God (2 Kor. 1:24). De apostel Paulus, die onvermoeibare werker, had de juiste raad voor ons toen hij vermaande: „Wat gij ook doet, verricht uw werk met geheel uw ziel als voor Jehovah en niet voor mensen, want gij weet dat gij van Jehovah als rechtmatige beloning de erfenis zult ontvangen” (Kol. 3:23, 24). Neem daar nota van! Jehovah is de beloner. Wij moeten aan zijn maatstaf van dienst voldoen. Wijst dit er niet op dat wij meer zouden kunnen doen?
12. Waartoe zal oprechte liefde voor God een christen aansporen?
12 In plaats van wereldlingen na te bootsen in hun streven zo weinig mogelijk te werken en er zoveel mogelijk voor terug te krijgen, tussen nu en de „grote verdrukking”, waarin moet een christen de dienst van God op een veel hoger peil en een veel hechtere basis plaatsen en dan voortdurend vorderingen blijven maken (Fil. 3:16). Hij zal trachten niet mensen te behagen maar God, die ons hart beproeft (1 Thess. 2:4). Evenals Christus en zijn apostelen, zal hij niet zichzelf behagen of sparen, maar voortgaan met het werk dat door God wordt goedgekeurd. — Joh. 8:29; Hand. 20:31.
13. Waarom is het christelijke inzamelingswerk dringend, en vooral nu?
13 Het is ook dringend noodzakelijk dat Gods inzamelingswerk gereedkomt, want de tijd voordat het einde dit goddeloze samenstel van dingen en allen die er nog steeds deel van uitmaken, overvalt, is nu kort geworden. Bedenk hoevelen er misschien nog geholpen kunnen worden vrede met God te vinden en een vast standpunt vóór hem en tegen dit oude samenstel en zijn god, Satan de Duivel, in te nemen. Wat kunt u, aangezien deze gelegen tijd snel ten einde loopt, doen om deze mensen met Gods reddende Woord der waarheid te bereiken? Het is een werkelijke uitdaging, waaraan u zich niet mag onttrekken. — Ef. 5:15-17.
HOED U VOOR NEGATIEVE EN DEPRIMERENDE KRACHTEN
14. Wat zou een christelijke werker kunnen verwachten, en welke raad om dit te verhinderen, vinden wij in Galáten, hoofdstuk 6?
14 Het is alleen maar te verwachten dat Gods werk en zijn werkers de woede en haat van Satan en zijn organisatie opwekken en dat dezen, op hun beurt, alle mogelijke druk op een christen zullen uitoefenen ten einde hem zijn rechtschapenheid jegens God te doen verbreken. Weiger echter u van uw opgedragen verhouding tot God te laten afleiden, ook al zou een ongelovige huwelijkspartner, een lid van uw eigen gezin of een intieme vriend juist het instrument blijken te zijn dat de Duivel gebruikt om u te ontmoedigen. Zelfs al zouden medewerkers in de gemeente van God u geen troost en hulp bieden als u er het meeste behoefte aan voelt, dan nog is dat voor u geen geldige reden met het eervolle, betekenisvolle werk dat Jehovah u te doen heeft gegeven op te houden. Steun in plaats daarvan volkomen op Jehovah’s Woord en vertrouw onvoorwaardelijk op zijn beloften. Wees ervan overtuigd dat degenen die met het oog op de geest zaaien, eeuwig leven uit de geest zullen oogsten als zij het niet moe worden. — Gal. 6:8-10.
15. Van wie zullen wij trachten antwoord te krijgen als er vragen van twijfel rijzen? Wiens voorbeeld kunnen wij navolgen?
15 Wat dient iemand te doen als de Duivel zijn geest met gedachten van twijfel kwelt, gedachten zoals: ’Is het allemaal nutteloos? Bereik ik werkelijk iets? Wordt er van mij verwacht dat ik al dit werk te midden van druk, kritiek en spotters doe?’ Bedenk dat alleen Jehovah het juiste, het betrouwbare antwoord kan geven, want hij heeft zijn dienstknechten opgedragen dit werk, dat bestaat in het maken van discipelen, te doen. Als er vragen rijzen, hebt u Zijn antwoord nodig. Wend u onmiddellijk tot hem en vraag het hem (Spr. 3:5, 6; Matth. 7:7). Denk aan de profeet Job! Hoe bleef hij God niet door bittere beproevingen op zijn geloof heen met zijn lippen eren. God heeft hem er ook voor gezegend. Denk ook aan de mannen des geloofs die in het elfde hoofdstuk van Hebreeën worden genoemd en trek profijt uit hun ervaringen. „Ziet! Wij verklaren hen die hebben volhard, gelukkig”, schreef de discipel Jakobus. „Gelukkig is de man die beproeving blijft verduren, want nadat hij is goedgekeurd, zal hij de kroon des levens ontvangen, die Jehovah beloofd heeft aan hen die hem blijven liefhebben.” — Jak. 5:11; 1:12.
HET VROEGERE VERZUIM GODS WIL TE DOEN GOEDMAKEN
16. (a) Welke overdenkingen kunnen nuttig blijken te zijn, en waarom? (b) Welke woorden van de apostel Petrus kunnen wij ter harte nemen? (c) Hoe is Jona’s voorbeeld nuttig?
16 Het is goed nu en dan eens over het verleden na te denken en ons onze vroegere situatie, voordat wij een dienstknecht van God werden en zonder hoop in de wereld waren, te herinneren. Dergelijke overdenkingen dienen een ernstig verlangen in ons wakker te roepen zulk een vroeger verzuim, toen God nog niet in onze gedachten was, goed te maken. Hoe kunnen wij het feit dat wij vroeger God en zijn wil hebben genegeerd echter goedmaken? Door ons in Jehovah’s dienst in te spannen en daardoor te bewijzen dat wij berouw over ons verleden hebben. Petrus spoorde ons ertoe aan ons met deze juiste gezindheid te wapenen „om de rest van [onze] tijd in het vlees niet meer voor de begeerten van mensen te leven, maar voor Gods wil. Want het is voldoende dat gij in de voorbijgegane tijd de wil van de natiën hebt volbracht, toen gij u overgaaft aan daden van losbandig gedrag” (1 Petr. 4:2-11). De profeet Jona is een goed voorbeeld. Toen hij tot bezinning kwam en besefte hoe hij zich aan zijn verantwoordelijkheid jegens God had onttrokken, keerde hij zich om en verkondigde luid: „Jehovah, de God van de hemel, vrees ik, Degene die de zee en het droge land heeft gemaakt.” Hij verklaarde verder: „Wat mij betreft, met de stem van dankzegging wil ik u slachtoffers brengen. Wat ik plechtig beloofd heb, wil ik betalen. Redding behoort Jehovah toe” (Jona 1:9; 2:9). Hij wilde zijn vroegere verzuim graag goedmaken, en dat dienen wij ook te willen.
17. (a) Wat dienen bezige christenen in gedachten te houden? (b) Hoe toonde Paulus dezelfde bezorgdheid?
17 Houd in gedachten dat, hoewel Jehovah zo goedgunstig is ons een aandeel aan het drukke Koninkrijkswerk te geven, hij ook van ons verwacht dat wij in de dagelijkse betrekkingen van het leven een goed gedrag bewaren. Als men druk met de predikingsactiviteit bezig is, maar terzelfder tijd zijn morele maatstaf laat varen, zou dat bewijzen dat men niet uit liefde voor God dienst verricht. Met de verkeerde beweegreden dienen, zou al ons werk nutteloos kunnen maken. Laat dus een ieder van ons, hoewel wij druk met het werk van de Heer bezig zijn, naar Gods goedkeuring op al ons doen en laten streven. Hierom bekommerde Paulus, stoere werker die hij was, zich toen hij zei: „Ik ben hard voor mijn lichaam en leid het als een slaaf [onder strenge controle], om niet, na tot anderen te hebben gepredikt, zelf op een of andere wijze afgekeurd te worden.” — 1 Kor. 9:27.
18. Wat kan iemand ervoor behoeden door God te worden afgekeurd?
18 Voorkom dat u wordt afgekeurd, door die nieuwe persoonlijkheid waarover de bijbel spreekt aan te doen (Ef. 4:22-24; Kol. 3:9, 10). Laat elk aspect van uw leven door de vrije toestroming van Gods geest leiden zodat de vrucht van de geest aan het licht zal treden. Dan zullen liefde, vreugde, vrede en de andere vruchten van de geest onze verhouding tot anderen ten goede beïnvloeden. Zulk een vastberaden nauwgezetheid van onze zijde is het bewijs van een juiste beweegreden en een zuiver hart in onze dienst van God. — Gal. 5:16-25.
DE JUISTE KIJK OP DE BELONING IS EEN GOEDE STIMULANS
19. Waarom moet men ook een juiste kijk op de beloning hebben?
19 Niet alleen een juiste kijk op het predikingswerk, maar ook op de beloning is noodzakelijk. Vergis u niet, voor een beloning werken kan inderdaad in overeenstemming worden gebracht met uit liefde voor God werken. Hoe dan wel? Het is God die de beloning in het vooruitzicht stelt en ons uitnodigt ernaar te streven deze te verwerven. In Titus 1:2 lezen wij: „Op basis van hoop op het eeuwige leven, dat God, die niet liegen kan, vóór ver in het verleden liggende tijden heeft beloofd.” Met die beloofde gave van leven in gedachten, heeft God zijn eniggeboren Zoon Jezus Christus als loskoopoffer gegeven, „opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben” (Joh. 3:14-16, 36). Daar God zulk een kostbare gave heeft verschaft, kan het niet anders of hij moet degenen die haar ijverig trachten te verkrijgen wel liefhebben. En bovendien verzekert de geïnspireerde Schrift ons dat „het zonder geloof onmogelijk [is] hem welgevallig te zijn, want wie tot God nadert, moet geloven dat hij bestaat en dat hij de beloner wordt van wie hem ernstig zoeken” (Hebr. 11:6). En wat is die beloning? Denk er altijd aan dat de beloning eeuwig leven onder rechtvaardige toestanden in Gods nieuwe ordening is. Streef dus nu, terwijl er nog gelegenheid voor is, naar de beloning en kom ervoor in aanmerking deze te ontvangen.
20, 21. (a) Hoe zal het leven in Gods nieuwe ordening zijn? (b) Waarin zullen mensen zich op de hele aarde verheugen, en waarin zullen zij de aarde veranderen?
20 Hoe anders zal het leven in Gods nieuwe ordening zijn vergeleken bij wat wij thans zien! Nu kan het zijn dat iemand er lange uren aan besteedt om een huis te bouwen of een mooie tuin aan te leggen maar dan plotseling sterft om het aan iemand anders na te laten. In de beloofde Nieuwe Ordening zal men echter eindeloos van zijn arbeid genieten. Denk eens aan alle wonderen van de hemel, de zee en het land! De knapste geleerden hebben in hun poging de wijsheid en beginselen waarop ons universum berust te begrijpen, nog maar nauwelijks de oppervlakte beroerd. De beloning van eeuwig leven waarin de dienstknechten van God die hun rechtschapenheid handhaven zich dan zullen verheugen, zal hen ruimschoots in de gelegenheid stellen al deze scheppingswonderen te onderzoeken. Er zal dan tijd zijn om te reizen en uit de eerste hand medemensen van alle rassen en dieren in alle delen van de wereld te leren kennen.
21 Het beste van alles zal echter zijn dat de mensen overal op aarde als Gods aardse kinderen vrede en vrijheid zullen genieten. Zij zullen vrij zijn van de angsten die dit oude samenstel van dingen verwoesten. Zij zullen in staat zijn Jehovah te dienen met alles wat zij ter hand nemen, want God zal ervoor zorgen dat er voor iedereen zinvol werk is. Neen, geen werkzaamheden die lasten opleveren of hun eigen leven of dat van anderen in gevaar brengen, maar werk dat ertoe zal bijdragen de mens te herstellen en deze aarde in een prachtige paradijstuin te veranderen.
22. Waarom is het niet verstandig zijn verbeelding de vrije teugel te laten als men aan de toekomst in het nieuwe samenstel van dingen denkt?
22 Het is natuurlijk goed ervoor te waken dat men zijn verbeelding niet de vrije teugel laat door aan toestanden in de Nieuwe Ordening te denken die Jehovah niet in zijn Woord de bijbel heeft beloofd. Het is bij voorbeeld niet nodig nu de een of andere bezigheid te leren die men in dat glorierijke tijdperk hoopt te verrichten, want er zal dan volop tijd zijn om een dergelijke opleiding en ervaring te krijgen. Onder Gods Koninkrijksheerschappij zullen de mensen in een samenstel leven waarin geen strijd tegen de tijd zal zijn. De tijd zal nog steeds in dagen en jaren worden afgemeten, maar omdat men dan eindeloos leeft, zal haast onnodig zijn.
23. Waarom zijn christelijke werkers zeker van de beloning, en wier voorbeeld wordt hun aangeraden na te volgen?
23 De beloning waarvoor Gods volk hard werkt, is zeker, want ze wordt gegarandeerd door de Schepper zelf, over wie de apostel Paulus vol vertrouwen zei: „God is niet onrechtvaardig, zodat hij uw werk en de liefde die gij voor zijn naam hebt getoond . . ., zou vergeten” (Hebr. 6:10). Uw harde werk in het verkondigen van zijn koninkrijk, waarbij u zijn heilige naam Jehovah bekendmaakt, zal niet onbeloond blijven. Wees, in de zekerheid van dat feit, als Abraham, die onverbrekelijk vasthield aan zijn geloof in datgene wat God tot hem zei, namelijk: „Vrees niet, Abram. Ik ben u tot schild. Uw beloning zal zeer groot zijn” (Gen. 15:1). Wees ook als de Moabitische Ruth, die in volledig geloof het schitterende vooruitzicht dat haar voor ogen werd gesteld, aanvaardde: „Moge Jehovah uw handelwijze belonen, en moogt gij een volmaakt loon krijgen van Jehovah, de God van Israël, onder wiens vleugels gij toevlucht zijt komen zoeken” (Ruth 2:12). Moge ook u de kracht en moed vinden onder Jehovah’s wijd uitgespreide vleugels toevlucht te zoeken als zijn medewerker.
24. Waarom is het werk van een christen de verhevenste aller zaken, en waartoe zal het uiteindelijk leiden?
24 Als u de juiste houding tegenover werk aan de dag legt, dient u niet in uw krachtsinspanningen te verslappen, maar altijd volop te doen te hebben in het werk van de Heer en, zo mogelijk, steeds meer te doen (1 Kor. 15:58). Onze dienst voor God is de meest verheven vorm van werk waaraan de mens zich kan wijden, de grootste zaak van alle. Deze dienst is datgene wat met de Naam van onze God de Schepper, Jehovah, heeft te maken en dat is stellig geen verloren, maar veeleer een zegevierende zaak, een zaak die degenen die haar ijverig bevorderen de belofte geeft van een gevuld en voldoening schenkend leven in deze tijd en het vooruitzicht op eindeloos leven in Gods nieuwe ordening, die zo nabij is. Moge u ervoor in aanmerking komen u nu in deze dringendste aller zaken bij ons aan te sluiten.