Waardering voor de dingen van God
1, 2. Op welk schitterende voorbeeld van waardering vestigde Jezus in de tempel de aandacht van zijn discipelen?
TOEN Jezus op zekere dag in de tempel te Jeruzalem was, wees hij zijn discipelen op een voortreffelijk voorbeeld van waardering voor de dingen van God. In het bijzijn van het volk had Jezus zijn discipelen net gewaarschuwd voor „de schriftgeleerden, die graag in lange gewaden rondlopen, er van houden zich op de markt te laten groeten en belust zijn op de voornaamste zetels in de synagogen en op de ereplaatsen bij de maaltijden”. Deze personen hadden geen werkelijk respect voor Gods huis van aanbidding. In plaats daarvan trachtten zij het te exploiteren ten einde er zelf beter van te worden en de aandacht op zichzelf te vestigen. Jezus zag daar in de tempel hoe rijke mensen hun gaven in de schatkisten wierpen. Hij zag ook hoe een behoeftige weduwe er twee kleine geldstukken van zeer weinig waarde in wierp, en hij vestigde de aandacht van zijn discipelen op wat er plaatsvond door te zeggen: „Waarlijk, ik zeg u: Deze weduwe heeft, ofschoon zij arm is, meer dan hen allen daarin geworpen. Want al dezen hebben van wat zij over hadden, gaven daarin geworpen, maar deze vrouw heeft van haar gebrek alles wat zij voor haar levensonderhoud bezat, daarin geworpen.” — Luk. 20:45-47, Sint-Willibrordvertaling; 21:1-4.
2 Wat interessant dat Jezus zei dat deze vrouw, die twee kleine geldstukken van zeer weinig waarde in de schatkist wierp, „meer dan hen allen daarin geworpen” had! Jezus wist dat deze vrouw waardering voor de tempel had. Zij wist dat er voor de tempel gezorgd moest worden en zij schonk haar bijdrage voor het onderhoud van de tempel. „Zij moest het van haar armoede doen, en toch gooide ze er al het geld in waarvan ze moest leven” (Het Nieuwe Testament in de omgangstaal). Wat in verband met deze tempel bracht deze behoeftige weduwe ertoe zulk een waardering ten toon te spreiden?
3. Voor welke aspecten in verband met de tempel kon de weduwe waardering hebben?
3 Naar deze plaats kwamen joden uit het gehele gebied van Israël op zijn minst driemaal per jaar voor speciale feesten in verband met de ware aanbidding. Hier kon deze weduwe haar slachtoffers brengen en de priesters vragen ze voor de vergeving van haar zonden en als een uiting van haar dankbaarheid aan Jehovah te offeren. Hier kon zij het Woord van God horen voorlezen en verklaren. Hier kon zij antwoord krijgen op haar vragen betreffende Jehovah en hoe zijn Wet van invloed was op haar leven. Hier kon zij omgang genieten met oudere mannen van de gemeente van God en met haar vrienden, die hier eveneens voor aanbidding zouden komen. Zij had een grote waardering voor de tempel. In het geloof dat God in haar behoeften zou voorzien, stelde zij de belangen van Jehovah’s aanbidding nog vóór de zorg in verband met het verwerven van de stoffelijke levensbehoeften. — Vergelijk Matthéüs 6:31-33.
4. Wat is Gods grote geestelijke tempel, en hoe dienen wij deze te bezien?
4 Die tempel te Jeruzalem, die eens het centrum van Jehovah’s aanbidding hier op aarde was, is er niet meer. Omdat hij werd misbruikt en door de mensen die beweerden God te dienen als iets profaans werd behandeld, liet Jehovah toe dat hij door de Romeinen werd verwoest. Die aardse tempel vormde echter een afbeelding — en wel op een wijze die het menselijke verstand kon bevatten — van Gods grote geestelijke tempel. Deze tempel is Gods geestelijke bouwwerk door middel waarvan mensen hier op aarde Hem, de heilige en onzichtbare God die in de hemel woont, in aanbidding kunnen naderen op grond van de zonden-verzoenende waarde van het slachtoffer van Jezus Christus. In de aardse voorhoven van deze tempel kunnen wij slachtoffers van lof aan Jehovah brengen (Hebr. 13:15). En via deze geestelijke tempel ontvangen wij onderricht in de wegen van God. Waarderen wij die tempel wel ten volle? Bezien wij hem net als de psalmist David, die betreffende Jehovah’s huis zei: „Eén ding heb ik van Jehovah gevraagd — dat zal ik zoeken: Dat ik al de dagen van mijn leven in het huis van Jehovah mag wonen, om de aangenaamheid van Jehovah te aanschouwen en met waardering zijn tempel te bezien”? — Ps. 27:4.
5. Hoe weerspiegelt onze aanwezigheid op gemeentevergaderingen onze houding ten opzichte van Jehovah’s geestelijke tempel?
5 Indien dit zo is, zullen wij geregeld samenkomen met degenen die Jehovah aanbidden wanneer zij op de gemeentevergaderingen bijeenzijn. Hoewel de Koninkrijkszaal waar zij vergaderen niet Jehovah’s tempel is, kunnen zij hier het Woord van God horen voorlezen en bespreken, evenals dit in de oudheid in de tempel te Jeruzalem gebeurde. Hier kunnen zij leren hoe zij de raad uit Gods Woord in hun eigen leven kunnen toepassen. Hier kunnen zij zich verheugen in omgang met geestelijk oudere mannen en met andere aanbidders van Jehovah. Door hun aanwezigheid op deze vergaderingen, door nauwlettend aandacht te schenken en door de dingen die zij uit Gods Woord leren, toe te passen, tonen zij op een zinvolle wijze dat zij Jehovah’s grote geestelijke tempel werkelijk waarderen. Waardeert u deze dingen van God? Ieder moet persoonlijk beslissen welke weg hij zal gaan — of hij te zamen met Gods volk een rechtvaardige handelwijze zal volgen of omgang met de wereld zal hebben en onrechtvaardig zal handelen. Waar hebt u waardering voor? Wat acht u van grote waarde? — 1 Joh. 2:15, 17.
„EEN PAREL VAN GROTE WAARDE”
6. Op welke wijze illustreerde Jezus de diepte van waardering die een ware christen voor Gods koninkrijk moet hebben?
6 Ten einde zijn discipelen te helpen waardering aan te kweken voor de dingen die de grootste waarde hebben, de dingen van God, maakte Jezus veelvuldig gebruik van illustraties. Toen hij bij een zekere gelegenheid in Galiléa was, zei hij tot hen: „Het koninkrijk der hemelen [is] gelijk een reizende koopman die op zoek is naar zeer mooie parels. Toen hij een parel van grote waarde had gevonden, ging hij heen en verkocht dadelijk al wat hij had en kocht ze” (Matth. 13:45, 46). Het betrof hier een koopman die de waarde van parels kende. Toen hij een speciale „parel van grote waarde” vond, stelde hij de waarde ervan boven die van al zijn bezittingen. Hij verkocht prompt alles wat hij bezat, al zijn bezittingen die van waarde waren, ten einde die ene schitterende „parel van grote waarde” te kopen. Degenen die het koninkrijk van God willen binnengaan, moeten er een even grote waardering voor hebben; zij moeten het van een even grote waarde achten. — Vergelijk Lukas 13:24.
7. Hoe gaf Jezus van zijn eigen waardering voor het Koninkrijk blijk?
7 Jezus zelf heeft hierin stellig het voorbeeld gegeven. Terwijl hij te voet van het ene einde van het land Israël naar het andere reisde, predikte hij: „Het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen” (Matth. 4:17). Hij leidde anderen op en zond hen uit om een aandeel aan dat bekendmakingswerk te hebben (Matth. 10:7). Hij zei niet alleen tegen zijn apostelen dat zij te zamen met hem een aandeel aan het hemelse koninkrijk zouden hebben, maar hij legde zijn leven op offerandelijke wijze af teneinde het voor hen mogelijk te maken dit te doen (Luk. 22:19, 20, 28-30). De Schrift toont aan dat degenen die medeërfgenamen met Christus in zijn koninkrijk zouden zijn en die duizend jaar lang met hem zouden regeren, 144.000 in aantal zouden zijn en dat er op aarde een ongetelde „grote schare” zou zijn bestaande uit mensen die zich loyale onderdanen van dat koninkrijk zouden betonen. — Openb. 7:4-10; 14:3-5; 20:6.
8, 9. (a) Hoeveel moet Gods koninkrijk voor degenen betekenen die medeërfgenamen met Christus zullen zijn? (b) Wat zei Paulus waaruit bleek hoe hij erover dacht? (c) Wordt zulk een toewijding eveneens geëist van degenen die de hoop koesteren zich als onderdanen van het Koninkrijk in aards leven te verheugen?
8 Hoeveel moet Gods koninkrijk voor hen betekenen? Degenen die het hemelse koninkrijk met Christus zullen verwerven, moeten uiteindelijk bereid zijn al hun aardse bezittingen achter te laten; zij moeten zover gaan dat zij hun leven afleggen ten einde het hemelse koninkrijk binnen te gaan. Zij moeten echter niet alleen bereid zijn ervoor te sterven; zij moeten ook voor dat koninkrijk leven (Luk. 12:31). In navolging van Christus moeten zij predikers van het goede nieuws van dat koninkrijk zijn. De apostel Paulus bracht als volgt onder woorden hoeveel het voor hem betekende in eendracht met Christus in het hemelse koninkrijk opgenomen te worden: „Alles beschouw ik als verlies, omdat het kennen van Christus Jezus, mijn Heer, alles te boven gaat. Om hem heb ik alles prijsgegeven; voor mij is alles vuilnis, omdat het mij erom gaat Christus te winnen en met hem één te zijn. Ik ben gerechtvaardigd, niet door de wet na te leven maar door te geloven in Christus, ik ben gerechtvaardigd door God op grond van het geloof. Al wat ik wens is hem te kennen en de kracht te ondervinden van zijn opstanding; te delen in zijn lijden en aan hem gelijk te worden in zijn dood, in de hoop zelf de opstanding uit de dood te bereiken. Ik beweer niet, dat ik al geslaagd of al volmaakt ben. Maar ik zet wel door om eens te grijpen waarvoor Christus Jezus mij gegrepen heeft. Nee, broeders, ik verbeeld me niet, er al te zijn. Alleen dit: ik vergeet wat achter mij ligt en doe mijn best om te bereiken wat voor mij ligt; ik ga recht op mijn doel af om de hemelse prijs te behalen waartoe God mij geroepen heeft in Christus Jezus” (Fil. 3:8-14, Het Nieuwe Testament in de omgangstaal). Ja, Paulus had werkelijk waardering voor de dingen van God. U ook?
9 Evenals degenen die een plaats in het hemelse koninkrijk ontvangen, moeten bewijzen dat dit koninkrijk kostbaarder voor hen is dan al het andere wat zij bezitten, moeten ook degenen die als aardse onderdanen van dat koninkrijk met eeuwig leven begunstigd zullen worden, een overeenkomstige diepte van waardering voor dat grootse vooruitzicht ten toon spreiden. Hoe zij er werkelijk over denken, zal op de proef gesteld worden. Waarom gebeurt dit?
ONDANKS VERVOLGING STANDVASTIG
10. (a) Indien wij Gods koninkrijk werkelijk voorstaan, wat zullen wij dan van de zijde van de wereld ondervinden? (b) Hoe reageerden de apostelen op zulk een vervolging, en waarom?
10 Iedereen die werkelijk geloof oefent in Gods koninkrijk en het in het openbaar predikt, zal van de zijde van de wereld tegenstand ondervinden. Toen Jezus met zijn discipelen over het besluit van dit samenstel van dingen sprak, bereidde hij hen op zulk een tegenstand voor door te zeggen: „De mensen [zullen] de handen aan u slaan en u vervolgen en u overleveren aan de synagogen en gevangenissen, ja, gij zult voor koningen en bestuurders worden gesleept ter wille van mijn naam. Het zal voor u uitlopen op een getuigenis” (Luk. 21:12, 13) . De apostel Petrus behoorde tot degenen die Jezus dit hoorden zeggen, en hij heeft zelf vervolging ondergaan. Hij en de andere apostelen werden voor het joodse Sanhedrin gebracht. De hogepriester ondervroeg hen en zei: „Wij hebben u uitdrukkelijk bevolen niet door te gaan met onderwijzen op basis van deze naam, en ziet! nochtans hebt gij Jeruzalem met uw leer vervuld, en gij zijt vastbesloten het bloed van deze mens over ons te brengen.” Zonder te aarzelen maar met alle waardering voor het voorrecht Jehovah God en zijn Zoon Jezus Christus te mogen vertegenwoordigen, gaven „Petrus en de andere apostelen . . . ten antwoord: ’Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen.’” — Hand. 5:27-29.
11, 12. (a) Hoe spoorde de apostel Petrus ons ertoe aan de „beproevingen” die ons overkomen omdat wij God dienen, en ook de resultaten ervan te bezien? (b) Hoe kunnen het voorbeeld van Abraham en van Mozes ons thans, nu wij de „grote verdrukking” naderen, helpen de juiste kijk te behouden?
11 Ten einde degenen die groeiden in waardering voor Gods dienst te vertroosten en aan te moedigen, besprak Petrus het resultaat van de vurige beproevingen die zij zouden ondergaan. Hij schreef: „In dit feit verheugt gij u ten zeerste, alhoewel gij op het ogenblik voor een korte tijd, indien het zo moet zijn, door verscheidene beproevingen wordt bedroefd, opdat de beproefde hoedanigheid van uw geloof — welke van veel grotere waarde is dan goud, dat vergaat ook al wordt het door vuur beproefd — een reden tot lof en heerlijkheid en eer bevonden moge worden bij de openbaring van Jezus Christus.” — 1 Petr. 1:6, 7.
12 Wanneer iemand de dingen van God werkelijk van grote waarde acht, deinst hij er niet voor terug de waarheid te spreken enkel omdat hieruit „beproevingen” kunnen voortspruiten. Hij weet dat, evenals Jezus werd vervolgd, ook zijn volgelingen vervolgd zullen worden. Hij beseft dat de „beproevingen” niet eindeloos zullen doorgaan. Ze hebben een begin en zullen ook een einde hebben. Evenals goud dat aan het vuur van de louteraar wordt onderworpen, niet voorgoed in het vuur blijft maar eruit wordt genomen, komen ook christenen uit de hitte van vervolging. Hun geloof dat aldus is beproefd, is echter veel en veel kostbaarder dan goud dat vergaat. Toen Abraham vernam dat zijn neef Lot door heidense koningen was gedeporteerd, deinsde hij er niet voor terug zijn vertrouwen in Jehovah te tonen. Hij handelde met volledig geloof en werd ervoor gezegend (Gen. 14:13-20). Ook Mozes gaf er, ondanks het feit dat hij aan het Egyptische hof in een positie van gunst was opgevoed, blijk van dat hij zijn geloof op Jehovah, de God van Abraham, had gevestigd. „Door geloof heeft Mozes, toen hij opgegroeid was, geweigerd de zoon van de dochter van Farao genoemd te worden en verkoos hij liever met het volk van God slecht behandeld te worden dan de tijdelijke genieting der zonde te hebben.” Hij achtte de smaad die hem als een dienstknecht van God overkwam als grotere rijkdommen dan de schatten van Egypte (Hebr. 11:24-26). Welnu, hoe staat het met uw geloof? Gelooft u in het Woord van God? Schat u het hoog? Betekent het zoveel voor u dat u, ongeacht welke „beproevingen” u zouden kunnen overkomen omdat u eraan vasthoudt, geloof in God zult blijven stellen? Allen die als overlevenden „uit de grote verdrukking komen”, met het grootse vooruitzicht eeuwig in Gods nabije nieuwe ordening te leven, moeten van zulk een waardering blijk geven. — Openb. 7:14-17.
13. Aan welke activiteit nemen Jehovah’s getuigen op grond van hun geloof deel?
13 Zulk een geloof hebben Jehovah’s getuigen gedurende het afgelopen jaar over de gehele wereld ten toon gespreid. Zij hebben waardering voor de waarheid. Zij bestuderen deze ijverig. Maar zij houden de waarheid niet voor zichzelf. Zij verbreiden ze ijverig aan anderen, en dat ondanks alle tegenstand die zij hierbij ontmoeten. Zij hebben het leven lief en zien niets liever dan dat alle andere mensen eeuwig leven verwerven. U zult met belangstelling opmerken wat zij gedurende het afgelopen dienstjaar hebben gedaan om hun waardering voor de dingen van God ten toon te spreiden.
TWEE MILJOEN PREDIKERS VAN HET GOEDE NIEUWS!
14. Hoevelen hebben vorig jaar metterdaad aan de prediking van het goede nieuws deelgenomen, en wat waren de resultaten?
14 Gedurende het afgelopen dienstjaar (van 1 september 1973 tot en met 31 augustus 1974) hebben meer dan twee miljoen personen er een aandeel aan gehad het goede nieuws met Jehovah’s getuigen te prediken. Er waren 2.021.432 personen die een bericht inleverden bij de gemeenten waarmee zij zijn verbonden, waardoor zij te kennen gaven dat zij niet alleen een aandeel hadden gehad aan de prediking van de Koninkrijksboodschap, maar ook van plan waren dit te blijven doen. Wanneer twee miljoen mensen hetzelfde werk doen, dat wil zeggen, van huis tot huis gaan en elk andere juiste middel gebruiken om het goede nieuws van Gods koninkrijk te prediken, en werkelijk waardering hebben voor het voorrecht dit te doen, werpt dit resultaten af. Gedurende het dienstjaar 1974 hadden Jehovah’s getuigen dan ook de vreugde 297.872 personen in hun waardering voor de bijbelse waarheid te zien groeien totdat zij het punt bereikten dat zij als een symbool van hun opdracht aan Jehovah God gedoopt werden. Dit aantal sloot zich aan bij degenen die het goede nieuws reeds bekendmaakten en gaf te kennen Jehovah’s christelijke getuigen te zijn. Ook zij gaan nu met de bijbelse boodschap van huis tot huis, brengen nabezoeken bij degenen die belangstelling voor de waarheid aan de dag leggen en bestuderen Gods Woord bij hen thuis.
15. Tot in welke mate hebben Jehovah’s getuigen zich gedurende het afgelopen jaar in de velddienst ingespannen?
15 Het is moeilijk zich dit voor te stellen, maar deze meer dan twee miljoen personen (allen vrijwilligers, die niet voor financieel gewin maar uit liefde voor God en bezorgdheid voor hun medemensen dienst verrichten) hebben 371.132.570 uren aan dit evangelisatiewerk besteed. Zij brachten 151.171.555 nabezoeken bij degenen die belangstelling voor Gods Woord aan de dag legden en leidden gemiddeld 1.351.404 huisbijbelstudies. Deze activiteit werd over de gehele aarde in 207 landen en eilanden in de wereldzeeën ten uitvoer gebracht. Met zulk een waardering voor de dingen van God is het geen wonder dat Jehovah’s getuigen gedurende de afgelopen twaalf maanden zulke schitterende resultaten hebben gehad in het prediken van het goede nieuws!
16. Hoeveel lectuur werd er verspreid, en waarom?
16 Ten einde rechtgeaarde personen te helpen tot een nauwkeurige kennis van Gods liefderijke voornemen voor de mensheid te komen, stellen Jehovah’s getuigen hun graag bijbels en bijbelse studiehulpmiddelen ter beschikking. Gedurende het afgelopen jaar verspreidden zij 27.581.852 boeken, 12.409.287 brochures en 273.238.018 tijdschriften bij geïnteresseerde personen ten einde zulk een bijbels onderricht te bevorderen. Bovendien sloten zij 2.387.904 abonnementen af op de tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt!
17. Welke andere activiteit vergde veel van hun tijd, en waarom?
17 Jehovah’s getuigen hebben echter niet al hun tijd besteed om bezoeken af te leggen bij de huizen van andere mensen ten einde hun bijbelse publikaties aan te bieden en de bijbel met hen te bestuderen. Zij hebben ook tijd opzij gezet om Gods Woord in hun eigen gezinnen en op hun gemeentevergaderingen te bespreken. En gedurende het afgelopen jaar hebben zij vele nieuwe Koninkrijkszalen gebouwd, waar zij elke week geregeld bijeenkomen om geestelijk opgebouwd te worden. Zij weten dat zulke vergaderingen van het grootste belang zijn in het leven van een christen. Jezus heeft hier zelf over gezegd: „Er staat geschreven: ’De mens moet niet van brood alleen leven, doch van elke uitspraak die uit Jehovah’s mond voortkomt.’” — Matth. 4:4.
18. Hoeveel gemeenten zijn er nu, en waarop zijn hun vergaderingen gebaseerd?
18 Er zijn nu 34.576 gemeenten van Jehovah’s getuigen die over de gehele wereld in hun Koninkrijkszalen bijeenkomen. In al deze gemeenten is de bijbel de belangrijkste publikatie waarop de aandacht wordt gevestigd en waarop de besprekingen zijn gebaseerd. De zorg voor elke gemeente wordt behartigd door de ouderlingen in haar midden, die bekwame onderwijzers van Gods Woord zijn. Dezen onderhouden het contact met de bijkantoren van het Wachttorengenootschap — er zijn zesennegentig van zulke bijkantoren — en via deze bijkantoren ontvangen zij een overvloed aan opbouwend studiemateriaal voor de gemeenten. Het staat u altijd vrij de vergaderingen van Jehovah’s getuigen in hun Koninkrijkszalen bij te wonen. Mocht u niet weten waar de dichtstbijzijnde Koninkrijkszaal zich bevindt, voel u dan vrij naar de uitgevers van dit tijdschrift te schrijven ten einde hiernaar te informeren. Wij zullen u die inlichtingen graag verschaffen. In de Koninkrijkszaal zult u vele fijne mensen aantreffen, interessante mensen, die zich werkelijk aan Jehovah God hebben opgedragen en oprecht trachten zijn wil te doen. Met een waar geloof bidden zij: „Onze Vader in de hemelen, uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde.” — Matth. 6:9, 10.
19. Hoeveel personen bezochten vorig jaar de Gedachtenisviering, en hoe toont de Schrift de belangrijkheid van geregeld vergaderingbezoek aan?
19 Jehovah’s getuigen hebben één keer maar liefst 4.550.457 personen in hun Koninkrijkszalen over de gehele aarde gehad. Dat was op 7 april 1974, tijdens de Gedachtenisviering ter herdenking van Christus’ dood. Behoorde u ook tot de aanwezigen? — Hebr. 10:24, 25.
20. (a) Welke landen hebben, zoals op de diensttabel staat aangegeven, vorig jaar een in het oog springende toename in het aantal verkondigers gehad? (b) In welke verhouding staat het aantal pioniers tot het aantal verkondigers op Hawaii, en in Indonesië, Japan en Korea? (c) In welke landen merkt u op dat er meer dan één bijbelstudie per verkondiger is?
20 Ten einde u details te verschaffen over het werk van Jehovah’s getuigen over de gehele wereld drukken wij in deze uitgave van De Wachttoren, op de bladzijden 212 tot en met 215, een tabel af waarop de velddienst van Jehovah’s getuigen staat aangegeven. Hierop komen alle landen voor waar zij gedurende het afgelopen jaar hebben gepredikt, terwijl wordt vermeld hoeveel afzonderlijke verkondigers of bekendmakers van het goede nieuws aan dit werk een aandeel hebben gehad. Ook wordt er getoond hoeveel „pionier”-verkondigers er zijn, dat wil zeggen, personen die er op zijn minst 100 uur per maand mee bezig zijn de bijbelse boodschap tot personen te prediken en aan mensen te onderwijzen die nog geen Getuigen zijn. U zult op de tabel ook het aantal dopelingen van het afgelopen jaar aantreffen, de tijd die aan het evangelisatiewerk is besteed, het aantal nabezoeken dat is gebracht en het gemiddelde aantal zesmaandse bijbelstudies die zijn geleid. Al dit werk wordt vrijwillig gedaan; degenen die eraan deelnemen, hebben waardering voor het voorrecht dit te mogen doen en zij verheugen zich in dit voorrecht.
21. (a) Wiens voorbeeld volgen wij na in de wijze waarop wij prediken? (b) Hoe kunnen mensen voordeel trekken van de boodschap die wij hun brengen?
21 Wanneer Jehovah’s getuigen bij u aan de deur komen, luister dan alstublieft naar wat zij hebben te zeggen. Zij brengen u de belangrijkste boodschap van de wereld — Gods boodschap voor de mensheid in deze tijd. Houd in gedachten dat Jezus in zijn predikingsactiviteit rechtstreeks naar de mensen toe ging, waardoor hij zijn volgelingen een voorbeeld gaf, het voorbeeld dat Jehovah’s getuigen in deze tijd navolgen. De christelijke discipel Lukas zei over Jezus: „Hij [trok] van stad tot stad en van dorp tot dorp, terwijl hij het goede nieuws van het koninkrijk Gods predikte en bekendmaakte. En de twaalf waren met hem” (Luk. 8:1). Jehovah’s christelijke getuigen treden in de voetstappen van Jezus Christus. Nu op zijn minst 2.021.432 personen aan dit werk deelnemen, zullen er dit jaar veel meer steden en dorpen bereikt worden, terwijl waarschijnlijk veel meer personen deze zelfde christelijke activiteit ter hand zullen nemen. Luister toch alstublieft naar hen wanneer zij bij u aan de deur komen, omdat u hierdoor geholpen zult worden ’het werkelijke leven stevig vast te grijpen’. — 1 Tim. 6:19.
22. Met welk doel hebben wij bijbelse besprekingen met mensen die bereid zijn te luisteren?
22 In deze buitengewoon benarde tijd is het belangrijk zich tot Gods Woord te wenden en het te bestuderen. Indien u zegt de dingen van God te waarderen, geef dan van deze waardering blijk door de bijbel te lezen en te bestuderen. Jehovah’s getuigen zullen er graag rustig voor gaan zitten om met u te praten en u de antwoorden te laten zien die de bijbel geeft op de problemen die u individueel en de mensheid in haar geheel bestormen. Dan kunt u voor uzelf beslissen, gebaseerd op wat u in uw eigen exemplaar van de bijbel hebt gezien, of de boodschap die zij bekendmaken de waarheid is. Indien u inziet dat deze werkelijk in overeenstemming is met Gods Woord, stel er dan geloof in en betoon u een ware volgeling van Gods Zoon, Jezus Christus. Wij hopen dat na verloop van tijd ook u met een innige waardering tot Jehovah zult zeggen: „Gij zijt mijn toevlucht en mijn vesting, mijn God, op wie ik wil vertrouwen.” — Ps. 91:2.
[Tabel op blz. 212-215]
BERICHT OVER HET DIENSTJAAR 1974 VAN JEHOVAH’S GETUIGEN OVER DE HELE WERELD
(Zie ingebonden jaargang)