„Laat af van toorn”
HET is niet gemakkelijk om toorn in bedwang te houden wanneer er onrecht wordt bedreven of wanneer wetteloze mensen voorspoed genieten. Toch spoort de bijbel aan om onder dergelijke omstandigheden ’af te laten van toorn en de woede te laten varen; betoon u niet verhit enkel om kwaad te doen’. — Ps. 37:8.
Het getuigt van wijsheid wanneer men ’aflaat van toorn’. Toorn kan een buitengewoon schadelijke emotie zijn. Als iemand uiting geeft aan zijn toorn, gaat zijn bloeddruk omhoog en neemt de frequentie van zijn polsslag en ademhaling toe. Is de toorn voorbij, dan keert alles gewoonlijk weer tot het normale terug Herhaalde uitbarstingen van toorn vergen echter duidelijk veel van het lichaam. Aan de andere kant kan iemand geneigd zijn tot toorn maar zijn gevoelens ’opkroppen’. Uiterlijk ziet hij er misschien heel kalm uit, maar van binnen verkeert hij in grote opwinding. Wanneer dat het geval is, begint hij misschien last te krijgen van lichamelijke kwalen, terwijl hij toch ontkent dat emotionele spanningen aan zijn lichamelijke toestand ten grondslag liggen. Toorn kan aldus tot het ontstaan of de verergering van talloze ziekten bijdragen, met inbegrip van cardiovasculaire kwalen, ademhalingsmoeilijkheden, huidziekten, narigheid in verband met het gebit en de spijsvertering, en hoofdpijnen.
Behalve fysieke problemen, kan toorn ook veel geestelijke schade aanrichten door iemand ertoe te brengen Gods wet te overtreden. De bijbel vestigt de aandacht op dit gevaar door te zeggen: „Hij die haastig tot toorn is, zal dwaasheid begaan” (Spr. 14:17). „Als een opengebroken stad, zonder muur, is de man die zijn geest niet in bedwang heeft” (Spr. 25:28). In de oudheid was een stad met een bres in de muur niet te verdedigen en blootgesteld aan de invasie van vijandelijke strijdkrachten. Zo is ook de persoon die geneigd is tot toorn, kwetsbaar voor de invasie van onjuiste gedachten, welke tot dwaze daden leiden.
Hoe gevaarlijk toorn wel kan zijn, wordt geïllustreerd in het geval van Kaïn. Toen Kaïn zag dat Gods gunst ten aanzien van zijn broer werd betoond en niet ten aanzien van hemzelf, werd hij woedend. Hoewel hij een goddelijke waarschuwing ontving, gaf hij toe aan een verkeerde denkwijze en vermoordde zijn broer. — Gen. 4:4-8.
HOE TOORN IN BEDWANG GEHOUDEN KAN WORDEN
Beslist niemand van ons zou hetzij in houding of in handelwijze als Kaïn willen worden. Wij dienen er dus moeite voor te doen toorn in bedwang te houden. Dit betekent niet dat wij emoties slechts uiterlijk moeten beheersen. De kunst om toorn in bedwang te houden, begint met het vermogen op redelijke wijze te reageren — zonder al te grote uitwendige of inwendige stoornissen — wanneer men tegenover ongunstige situaties komt te staan.
Neem bijvoorbeeld het geval van iemand die terechtgewezen wordt wegens een nalatigheid van zijn zijde of omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een verkeerde daad. Als hij trots tussenbeide laat komen, kan hij hier erg kwaad over worden. Dat overkwam de Judese koning Asa. Toen hij door de profeet Hanani werd terechtgewezen omdat hij geen geloof aan de dag had gelegd, werd Asa woedend. Hij zette Hanani in „het huis van het blok” en begon ook anderen van zijn onderdanen te onderdrukken (2 Kron. 16:7-10). In plaats van kwaad te worden, had Asa de situatie redelijk moeten bezien. Hij had in gedachten moeten houden dat Hanani niet uit zichzelf sprak, maar als Jehovah’s boodschapper. Het was een tijd dat Asa zijn ongelijk had moeten erkennen en oprecht berouw tot uitdrukking had moeten brengen. Nederigheid zou Asa hebben geholpen toorn in bedwang te houden. Willen wij dus de bijbelse raad opvolgen om ’af te laten van toorn’, dan moeten ook wij nederigheid ontwikkelen.
Soms doen en zeggen mensen onvriendelijke dingen die ons onaangenaam treffen. Wij kunnen hier zelfs heel erg door van streek geraken. Wat kunnen wij doen? Wij doen er goed aan de beweegredenen te beschouwen van degenen die ons aldus van streek brengen.
Proberen zij ons met opzet boos te maken? Indien dit zo is, zouden wij hen alleen maar in de kaart spelen als wij ons tot een woedeuitbarsting zouden laten verleiden. Het zou veel beter zijn wanneer wij grievende opmerkingen of daden die ten doel hebben ons te ergeren, zouden negeren. De raad van Jezus Christus is dan van toepassing: „Slaat iemand u op uw rechterwang, keer hem dan ook de andere toe” (Matth. 5:39). Een klap op de wang wordt niet gegeven om iemand fysiek te verwonden, maar om iemand te beledigen of tot een gevecht uit te lokken. Door met gelijke munt te betalen, zou men de situatie derhalve alleen maar verergeren.
Hoe staat het er echter mee indien de dingen die ons van streek brengen niet werden gezegd of gedaan met de bedoeling ons kwaad te maken? In dat geval zouden wij met onszelf kunnen redeneren. Blazen wij kleinigheden misschien tot iets groots op? Zou het niet liefdevoller zijn wanneer wij de kleine overtreding gewoon bedekken?
Het is daarentegen ook mogelijk dat wij terecht gebelgd zijn. Dient liefde ons er echter niet toe te bewegen de betrokken persoon te willen helpen in de toekomst geen aanstoot meer te geven? Aan christenen wordt de raad gegeven: „Wordt toornig en zondigt toch niet; laat de zon niet ondergaan terwijl gij in een geërgerde stemming verkeert, en staat ook de Duivel geen plaats toe” (Ef. 4:26, 27). Indien ons belangrijkste doel is de persoon die ons onrecht heeft aangedaan te helpen zijn zwakheid te overwinnen, zullen wij geen toorn jegens hem koesteren en niet de begrenzingen van juiste verontwaardiging te buiten gaan. Wij zullen niet toelaten dat de Duivel voordeel trekt van onze geërgerde toestand en ons ertoe brengt revanche te nemen.
Natuurlijk zijn er dingen waaraan wij erg weinig kunnen doen. Er gebeuren in dit onvolmaakte samenstel vele onrechtvaardige dingen. Niemand is ermee gebaat wanneer wij hierdoor van streek geraken, misschien zelfs wel in die mate dat wij hierdoor onze gezondheid schaden. Wij kunnen veeleer troost putten uit de op de bijbel gebaseerde verzekering dat Jehovah God, door middel van zijn koninkrijk, een eind zal maken aan alle onrecht en onderdrukking (Dan. 2:44). Ondertussen kunnen wij erop vertrouwen dat hij ons zal ondersteunen zodat wij onder elke beproeving waarvoor wij mogelijk komen te staan, kunnen volharden. — Jak. 1:2-5.
Behalve dat wij een evenwichtige zienswijze moeten hebben met betrekking tot dingen die aanleiding kunnen geven tot toorn, zullen wij ook worden geholpen onze zelfbeheersing te bewaren wanneer wij het gezelschap mijden van degenen die gemakkelijk toornig worden. De bijbel geeft de raad: „Heb geen omgang met iemand die snel toornig is; en bij een man die woedeuitbarstingen heeft, moogt gij niet binnengaan, opdat gij niet vertrouwd raakt met zijn paden en stellig een strik in ontvangst neemt voor uw ziel.” — Spr. 22:24, 25.
Omgang met personen met een rustig en gelijkmatig humeur zal daarentegen beslist een heilzame uitwerking op ons hebben. Zulke personen prikkelen anderen niet tot toorn door scherpe opmerkingen te maken. Hun zachtaardigheid oefent een geweldige kracht uit om een eind te maken aan bittere onenigheid en hevige tegenstand. In hun geval blijken de bijbelse woorden waar te zijn: „Een zacht antwoord keert woede af” (Spr. 15:1). „Wie langzaam tot toorn is, brengt ruzie tot bedaren” (Spr. 15:18). „Een zachte tong — die kan het gebeente breken.” — Spr. 25:15.
Er bestaan beslist gezonde redenen voor om ’af te laten van toorn’. Wij varen er zowel fysiek als geestelijk wel bij. Laten wij er derhalve naar streven anderen niet tot toorn te prikkelen, en laten wij zelf op onze omgang letten, nederigheid aankweken en ervoor blijven zorgen dat wij een redelijke, evenwichtige zienswijze bewaren ten aanzien van hetgeen medemensen misschien zeggen of doen.