Waar kunnen mensen vrijheid vinden?
MENSEN verlangen van nature naar vrijheid. Zij willen graag onbelemmerd over hun geloof spreken — zonder dat hun de mond wordt gesnoerd of zonder vervolgd te worden — en God volgens hun geweten aanbidden. Zij willen graag dat het hun wordt toegestaan geluk na te jagen, met inbegrip van de vrijheid om de kost te verdienen. Indien zij in hun werkkring echter werk moeten verrichten dat zij niet prettig vinden of waarbij zij geen gebruik kunnen maken van hun talenten, zijn zij ook dan ongelukkig.
Slechts weinig mensen bezitten thans al deze vrijheden. Sommigen zijn ontmoedigd en zelfs verbitterd geworden en zijn de weg naar zelfbeschikking ingeslagen. Zij willen de absolute vrijheid bezitten om te doen waar zij zin in hebben. Zij willen zelfs dingen beoefenen die schadelijk zijn voor henzelf, zoals drugmisbruik, of zich op een wijze gedragen die nadelig is voor anderen. Zij zijn de mening toegedaan dat hun het recht toegekend moet worden om alles te doen wat zij maar willen. Sommigen willen zelfs de vrijheid hebben om niets te doen.
Is deze ommezwaai van een gevoel van onderdrukking onder de huidige maatschappelijke orde naar het andere uiterste — absolute onafhankelijkheid — echter de weg naar vrijheid? De mate van iemands eigen vrijheid moet logischerwijs verband houden met de vrijheid die anderen genieten. Als iedereen precies zou doen waar hij zelf zin in had, zou niemand enige vrijheid hebben. Er zou geen zekerheid zijn met betrekking tot eigendomsrechten, en ook geen persoonlijke veiligheid, aangezien iedereen vrij zou zijn om alles te nemen wat hij maar wilde hebben en om alles te doen waar hij zin in had. Het zou bijna onmogelijk zijn om goederen en diensten te verkrijgen. Neen, er moet orde zijn, waarbij iedereen zijn redelijke deel doet. En wil er orde bestaan, dan moet er wet zijn. Juiste wetten en voorschriften leiden tot geluk.
Neem als voorbeeld de natuurlijke wetten. Wij werken binnen het raamwerk van deze wetten en zijn blij dat ze bestaan. Indien de wet van de zwaartekracht zou worden weggenomen, zouden mensen niet op het oppervlak van de aarde kunnen blijven. En niemand kan de wet van de zwaartekracht straffeloos negeren.
MORELE WETTEN
Hetzelfde geldt voor de morele wetten die door God zijn ingesteld. Ze zijn net zo onverbiddelijk wat de tenuitvoerlegging ervan betreft als de natuurlijke wetten, hoewel ze niet altijd even snel worden uitgevoerd. Laten wij bijvoorbeeld aannemen dat een gehuwde man overspel pleegt. Hij is misschien de mening toegedaan dat buitenechtelijke seks een „geëmancipeerde” erotische uitlaat en een heilzaam experiment is. Hij heeft echter een morele wet overtreden en heeft hierdoor zowel zichzelf geschaad als de rechten van anderen met voeten getreden (1 Thess. 4:3-6). Bovendien loopt hij gevaar een walgelijke geslachtsziekte op te lopen. De verhouding waarin hij tot zijn vrouw staat, zal er beslist onder te lijden hebben, ook al is zij naar zijn mening nog zo „vooruitstrevend”, terwijl het heel goed mogelijk is dat hun huwelijk op een echtscheiding zal uitlopen. Als hij kinderen heeft, zijn ook zij hier hun leven lang de dupe van.
Sommigen zullen misschien zeggen dat dit een ouderwetse gedachtengang is. Merk echter op wat het tijdschrift Time in de uitgave van 25 november 1974 bericht over degenen die het principe van het zogenaamde „open huwelijk” — een overeenkomst waarbij men zijn partner buitenechtelijke verhoudingen toestaat (in werkelijkheid overspel) — huldigen:
„Veel raadgevers berichten ernstige en vaak onverwachte problemen op het gebied van jaloezie (’iets waarvan wij de kracht allemaal hebben onderschat’, zegt romanschrijver Robert Westbrook, wiens open huwelijk strandde).
. . . De pijn die het doet wanneer men van de verhoudingen van zijn partner op de hoogte is, doet een oude burgerlijke strategie herleven — huichelarij, waarbij officiële trouw en officieuze vrijheid worden gecombineerd.”
En hoe staat het met degenen die de „geëmancipeerde” houding ten aanzien van seksualiteit aannemen — dat alles mag, ook tussen huwelijkspartners? In Het Beste van april 1975 wordt het boek Divorced in America (Gescheiden in Amerika), door Joseph Epstein, aangehaald, waarin deze socioloog opmerkt dat de strijd van sommige vooraanstaande personen tegen de vroegere strenge code van het seksuele gedrag is „gewonnen” en vervolgens zegt: „Toch leidde de triomf niet tot grotere vrijheid maar tot niets anders dan grotere ongebondenheid, en dat is iets heel anders.” En met betrekking tot de nadruk op techniek in de seksualiteit wordt vervolgens in dit boek gezegd: „Bij dit proces wordt de innige tederheid losgekoppeld van de zinnelijkheid, in plaats van ermee ineen te vloeien; seksualiteit wordt doodeenvoudig ontucht en we worden nog meer slaaf van onze zinnen dan ooit tevoren.”
Door een morele wet te overtreden, kan een man (of vrouw) derhalve zijn gehele leven ruïneren. Hij brengt niet alleen zijn gezinsverhoudingen in gevaar, maar hij verliest het respect van anderen. Zo iemand denkt misschien dat hij een „geëmancipeerde” handelwijze volgt, maar naderhand kan hij niet ontkomen aan een verlies van zelfrespect en de innerlijke veroordeling van een slecht geweten.
GODS RECHTEN
Hoewel het duidelijk is dat het noodzakelijk is de rechten van anderen te erkennen, is God degene wiens rechten wij in de allereerste plaats moeten erkennen. Wordt God er minder van als wij inbreuk maken op zijn rechten? Neen, behalve dat ’het hem in zijn hart krenkt’, aangezien hij weet dat wij een handelwijze volgen waardoor wij onze beste belangen schaden (Gen. 6:6). Wij kunnen God niets schenken of ontnemen. De bijbel zegt: „Wie heeft hem eerst iets gegeven, zodat het hem [de gever] vergolden moet worden?” (Rom. 11:35) Wij kunnen echter wel inbreuk maken op zijn rechten, waardoor wij zowel onszelf als anderen schaden.
Wat zijn de rechten van de Schepper? Ze hebben ten doel de dingen die hij heeft geschapen te leiden, opdat ze het voornemen dienen waarvoor ze werden gemaakt. Op het ogenblik zijn alle mensen onvolmaakt en zijn ze afgeweken van de handelwijze die zij zouden moeten volgen. Daarom moet er meer dan gewone aandacht geschonken worden aan wat God zegt, opdat wij weer in een juiste positie voor zijn aangezicht teruggebracht kunnen worden.
SLAVERNIJ AAN ZONDE EN DE DOOD
Bijna alle mensen praten nu reeds eeuwen achtereen over het bewerkstelligen van vrijheid. Waarom? Omdat zij deze niet bezitten. Allen zijn slaven, niet noodzakelijkerwijs van mensen, maar van zonde en de dood. Dit betekent dat iemand die werkelijk vrij wil zijn, verlost moet worden van zonde, hetgeen bevrijding betekent van ziekte en de dood, welke door de zonde worden voortgebracht (Rom. 6:23). Toen Jezus Christus op aarde was, zei hij tot de joden: „Al wie zonde doet, is een slaaf van de zonde.” Hij vertelde hun hoe zij vrij konden zijn van deze dodelijke plaag door te zeggen: „Indien gij in mijn woord blijft, zijt gij werkelijk mijn discipelen, en gij zult de waarheid kennen en de waarheid zal u vrijmaken. . . . Indien de Zoon u daarom vrijmaakt, zult gij werkelijk vrij zijn.” — Joh. 8:31-36.
KAN EEN REGERING DOOR GOD VRIJHEID BRENGEN?
Zouden mensen onder Gods wetten kunnen leven en toch volledige vrijheid kunnen genieten? Laten wij eens enkele van de wetten beschouwen die van kracht waren toen God een vertegenwoordigende regering op aarde had.
Onder Gods bestuur over Israël had elke man zijn eigen erfelijke landbezit. Hij en zijn gezin konden hier goed van leven. Elk zevende jaar was echter een sabbatjaar, waarin niet gezaaid of geoogst mocht worden (Lev. 25:1-7). Hierdoor had het gezin veel tijd om samen te zijn. Zij konden Gods wetten en handelingen bespreken, waardoor zij hem beter leerden kennen. Als iemand bepaalde talenten had, kon hij deze ontwikkelen en najagen. Velen werden bedreven in allerlei ambachten en beroepen. Zij (en hiertoe behoorden ook de vrouwen) konden daardoor tot het welzijn van de gemeenschap bijdragen.
Elk vijftigste jaar was er vervolgens een „jubeljaar”, een tijd van grote vrijheid. Indien een man, wegens financiële tegenslagen, zijn erfdeel, of een deel ervan, had „verkocht”, werd dit nu aan hem teruggegeven. Alle schulden werden geannuleerd. Indien de man of leden van zijn gezin slaven waren geworden om een bepaalde schuld te vereffenen, waren zij vrij om naar hun erfdeel terug te gaan. („Slavernij” was niet zoals deze thans gewoonlijk wordt afgebeeld. Onder Israëls wet werd een Hebreeuwse „slaaf” in werkelijkheid als een loonarbeider behandeld.) Hoe zou een volk nog meer vrijheid kunnen verkrijgen? — Lev. 25:8-22, 39, 40.
Welnu, binnenkort zullen degenen die onder Gods Messiaanse koninkrijk leven, welk koninkrijk duizend jaar lang vanuit de hemelen zal regeren, in alle opzichten een grotere vrijheid genieten. Jezus Christus zal als de Koning van dit koninkrijk Gods soevereine macht vertegenwoordigen. Onder het Koninkrijk zal volledige vrijheid worden teweeggebracht van de grootste verslavende kracht, zonde, te zamen met de dood die het gevolg is van zonde (1 Kor. 15:26; Openb. 21:3, 4). Door middel van het bestuur van Christus als Koning en Hogepriester zullen mensen, met inbegrip van velen die uit de doden worden opgewekt, tot absolute volmaaktheid van geest en lichaam worden opgeheven. — Openb. 20:11-13; Hebr. 11:39, 40.
Wanneer de duizend jaar eindigen, zal Christus de tot volmaaktheid gekomen mensheid vervolgens aan Jehovah God zelf overdragen (1 Kor. 15:24). Allen die er dan blijk van geven Gods soevereiniteit lief te hebben en die niet het verlangen hebben de verderfelijke loopbaan van zelfbeschikking te volgen, zullen ’zonen van God’ genoemd worden. Toen de apostel Paulus naar dit voornemen van God verwees, zei hij: „De schepping zelf [zal] vrijgemaakt . . . worden van de slavernij des verderfs en de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods . . . hebben.” — Rom. 8:21.
Kinderen van God! Mannen en vrouwen zullen deel uitmaken van Gods eigen gezin en zijn eigen zonen en dochters zijn — rein, volmaakt en heilig, evenals hij dit is. Wat zullen zij, onder zijn Vaderlijke liefde voor hen, een vrijheid bezitten! Zij zullen een volmaakte gezondheid genieten, vrij van alle vernietigende natuurlijke rampspoeden (Jes. 25:6-8). Er zullen geen door mensen opgerichte regeringen meer zijn, geen dictators en geen bazen (Luk. 22:25, 26). De mensen zullen de beoefening van immorele dingen niet als „vrijheid” beschouwen. Zij zullen zich in het belang van de ordelijke gang van zaken, aan wetten onderwerpen, maar zij zullen geen wetten nodig hebben tegen immoraliteit, diefstal, moord en de ontaarde dingen waaraan de mens thans onderworpen is. De apostel Paulus schreef hierover:
„Nu weten wij dat de [Mozaïsche] Wet voortreffelijk is, mits men haar op wettige wijze hanteert, in de wetenschap dat de wet niet voor een rechtvaardig mens wordt afgekondigd, maar voor wettelozen en weerspannigen, goddelozen en zondaars, voor hen die liefderijke goedheid missen en voor bespotters van al wat heilig is, voor . . . doodslagers, hoereerders, . . . leugenaars.” — 1 Tim. 1:8-10.
Toen Jezus Christus als een volmaakte man van vlees en bloed op aarde was, bezat hij niet de neiging deze ontaarde dingen te doen. Het was voor hem iets natuurlijks de Wet te houden. Hij bewees dat zonde niet iets noodzakelijks of inherents is voor vleselijke personen, zoals de apostel Paulus uitlegt: „Door zijn eigen Zoon te zenden in de gelijkenis van het zondige vlees en betreffende zonde [hij kwam om zich als een zoenoffer te offeren ten einde zonde weg te doen], [heeft God] de zonde in het vlees veroordeeld.” — Rom. 8:3.
CHRISTELIJKE VRIJHEID IN DEZE TIJD
Degenen die tot een kennis van Jehovah God en zijn voornemen komen, kunnen, ook al zijn zij nog niet volmaakt, zelfs thans God behagen en een grote vrijheid genieten, zoals de apostel vervolgens zegt: „Opdat het rechtvaardige vereiste van de Wet vervuld zou worden in ons, die niet in overeenstemming met het vlees wandelen, maar in overeenstemming met de geest [van God]” (Rom. 8:4). Zij volgen „de volmaakte wet, die tot de vrijheid behoort”. — Jak. 1:25.
Ware christenen vertellen anderen derhalve met een grote vrijmoedigheid van spreken over de vrijheid die de mensheid door Gods regeling kan verkrijgen (Fil. 1:18-20). Zij volgen echter de raad van de apostel Petrus op: „Weest als vrije mensen, en gebruikt toch uw vrijheid niet als een voorwendsel voor zedelijke verdorvenheid maar als slaven van God” (1 Petr. 2:16). Zij ervaren zelfs in deze aan zonde verslaafde wereld veel troost, vrede en zekerheid en zij hebben ten aanzien van zichzelf de waarheid van Jezus, woorden bewezen: „Gij zult verkwikking vinden.” — Matth. 11:29.