De ongehuwde staat kan lonend zijn
„Er zijn eunuchen die zichzelf tot eunuch hebben gemaakt ter wille van het koninkrijk der hemelen. Wie er plaats voor kan maken, make er plaats voor.” — Matth. 19:12.
1. Hoe bezagen Jehovah’s dienstknechten in de oudheid het huwelijk en ouderschap in vergelijking met de ongehuwde staat?
DE MEESTE mensen kunnen zich maar moeilijk voorstellen hoe de ongehuwde staat een begerenswaardige levenswijze zou kunnen zijn. Sinds Jehovah God de eerste man en vrouw, Adam en Eva, in het huwelijk verenigde, heeft de meerderheid van het mensdom er te zijner tijd de voorkeur aan gegeven te huwen in plaats van ongehuwd te blijven. Ook behoorde het onder Gods dienstknechten in de oudheid tot de uitzonderingen wanneer iemand ongehuwd bleef. Toen Jefta’s dochter, als een vervulling van de eed van haar vader, het recht om te trouwen moest opgeven, leidde dit aanvankelijk tot droefheid. Met toestemming van haar vader gingen zij en haar metgezellinnen gedurende twee maanden naar het gebergte om daar ’haar maagdelijkheid te bewenen’ (Recht. 11:38). Ja, niet de ongehuwde staat, maar de gehuwde staat en het ouderschap werden als superieure zegeningen beschouwd. — Ruth 4:13-17; Ps. 127:3-5; Spr. 5:18; 18:22; 31:10; Pred. 9:9.
2. Welke veranderingen in de zienswijze met betrekking tot de bindende aard van het huwelijk had Jezus’ komst naar de aarde tot gevolg?
2 Pas ongeveer 4000 jaar na het eerste huwelijk werd te kennen gegeven dat de ongehuwde staat voor sommige mannen en vrouwen beter was. Er was destijds een nieuw tijdperk, het christelijke tijdperk, ingegaan. De veranderingen die hierdoor werden teweeggebracht, oefenden ook invloed uit op de kijk die de Israëlieten gedurende lange tijd onder de regeling van het oude Wetsverbond op de ongehuwde en de gehuwde staat hadden gehad. Toen de stichter van het christendom, Jezus, een vraag over echtscheiding beantwoordde, maakte hij duidelijk dat Gods oorspronkelijke maatstaf voor het huwelijk onder zijn discipelen hersteld zou worden. Polygamie en echtscheiding op andere gronden dan echtelijke ontrouw zouden tot het verleden behoren. — Matth. 19:4-9.
3. (a) Hoe reageerden Jezus’ discipelen op zijn verklaring over de bindende aard van de huwelijksband? (b) Was de conclusie die de discipelen met betrekking tot de ongehuwde staat trokken, juist? (c) Wat zei Jezus over de reden waarom sommigen eunuchen zijn?
3 Hoe reageerden Jezus’ discipelen op zijn verklaring over de bindende aard van het huwelijk? „Indien het er voor een man met zijn vrouw zó voorstaat”, zeiden zij, „is het niet raadzaam te trouwen” (Matth. 19:10). Zij waren van mening dat men beter van het huwelijk kon afzien dan het risico te lopen een onwenselijke verhouding aan te gaan die men niet naar willekeur kon verbreken. Vrees voor een onwenselijke huwelijkssituatie of onwilligheid zich ten behoeve van een partner op te offeren, vormen echter geen goede redenen waarom iemand ten koste van alles ongehuwd zou trachten te blijven. Dit blijkt uit wat de Zoon van God vervolgens tot zijn discipelen zei: „Niet allen maken plaats voor dit woord [ten aanzien van het ongehuwd blijven], maar alleen zij die de gave hebben. Want er zijn eunuchen die zo uit hun moeders schoot zijn geboren, en er zijn eunuchen die door de mensen tot eunuchen zijn gemaakt, en er zijn eunuchen die zichzelf tot eunuch hebben gemaakt ter wille van het koninkrijk der hemelen. Wie er plaats voor kan maken, make er plaats voor.” — Matth. 19:11, 12.
EEN GEESTELIJKE REDEN
4. Wat is de nobelste reden om ongehuwd te blijven, en waarom?
4 De nobelste reden om ongehuwd te blijven, is dus een geestelijke reden. Een man of vrouw zou in het leven geen grootser doel kunnen hebben dan zichzelf aan het Koninkrijkswerk te wijden en medemensen te helpen de wonderbare beloning van eeuwig leven te grijpen en stevig vast te houden. Vrij van de zorgen die met het hebben van een huwelijkspartner en kinderen gepaard gaan, kan een ongehuwde persoon God in een vollediger mate dienen. Hoe wenselijk en lonend kan dit de ongehuwde staat maken!
5. Kunnen alle mensen plaats maken voor de ongehuwde staat, en hoe blijkt dit uit de instructies met betrekking tot mannen die voor het ambt van dienaar in de bediening en ouderling in aanmerking komen?
5 Deze vrijwillig gekozen ongehuwde staat is echter alleen voor degenen die ’er plaats voor kunnen maken’. Van de eerste-eeuwse christenen was slechts een minderheid hiertoe in staat. Dit blijkt uit de instructies met betrekking tot mannen die voor het ambt van dienaar in de bediening en ouderling in aanmerking kwamen. De wijze waarop zij de leiding hadden over hun gezin moest in aanmerking genomen worden, waardoor wordt aangetoond dat de mannen die oud genoeg waren om aangesteld te worden, gewoonlijk gehuwde mannen met kinderen zouden zijn. — 1 Tim. 3:2, 12; Tit. 1:6.
6, 7. Hoe kan iemand er zeker van zijn dat hij plaats kan maken voor de ongehuwde staat?
6 Aangezien de meesten van Gods dienstknechten in de loop der eeuwen na verloop van tijd zijn getrouwd, zou de vraag gesteld kunnen worden: Hoe kan iemand er zeker van zijn dat hij tot de weinigen behoort die plaats kunnen maken voor de ongehuwde staat? De apostel Paulus verschaft een geïnspireerd antwoord: „Indien iemand vaststaat in zijn hart, geen noodzaak hebbend, maar autoriteit over zijn eigen wil heeft en in zijn hart de beslissing heeft genomen zijn maagdelijkheid te bewaren, hij zal goed doen.” — 1 Kor. 7:37.
7 Iemand die de „gave” heeft om ongehuwd te blijven, moet derhalve zelf kunnen inzien dat het in zijn geval wegens geestelijke redenen beter is ongehuwd te blijven. Het is niet een kwestie van louter een knagend verlangen naar het huwelijk en het gezinsleven te onderdrukken. Neen, iemand dient er in zijn hart volledig van overtuigd te zijn dat het voor hem goed is ongehuwd te blijven en hij dient bereid te zijn alle moeite te doen die noodzakelijk is om zijn ongehuwde staat in eerbaarheid te bewaren. Niets in zijn geestesgesteldheid of neiging dient overmatig verstoord te worden indien hij voorgoed ongehuwd zou blijven.
8. (a) Maakt de ongehuwde staat iemand superieur? (b) Wat is volgens Romeinen 12:3-8 een evenwichtige kijk op „gaven”, en hoe dienen ze gebruikt te worden?
8 Iemand die ter wille van het Koninkrijk ongehuwd kan blijven, dient natuurlijk niet op gehuwde christenen neer te zien. Van Gods standpunt uit bezien, is hij vanwege zijn ongehuwde staat niet superieur aan anderen. Hij dient te beseffen dat hij door Jehovah’s onverdiende goedheid is wat hij is. In Romeinen 12:3-8 zet de apostel Paulus uiteen welke evenwichtige kijk christenen dienen te hebben met betrekking tot eventuele ’gaven’ die zij wellicht persoonlijk hebben:
„Ik [zeg] tot een ieder onder u, niet meer van zichzelf te denken dan nodig is, maar met een gezond verstand te denken, een ieder naar de mate van geloof die God hem heeft toebedeeld. Want evenals wij in één lichaam vele leden hebben, maar de leden niet alle dezelfde functie hebben, zo zijn wij, hoewel velen, één lichaam in eendracht met Christus, maar leden die ieder afzonderlijk bij elkaar behoren. Daar wij derhalve gaven hebben, die verschillen overeenkomstig de onverdiende goedheid die ons is gegeven, hetzij profetie, laten wij profeteren overeenkomstig het geloof dat ons is toegemeten; of een bediening, laten wij ons toeleggen op die bediening; of hij die onderwijst, laat hij zich toeleggen op zijn onderwijs; of hij die vermaant, laat hij zich toeleggen op zijn vermaning; hij die uitdeelt, doe het met mildheid; hij die de leiding heeft, doe het in alle ernst; hij die barmhartigheid betoont, doe het met blijmoedigheid.”
Gaven dienen derhalve niet gebruikt te worden om onszelf te verheffen, maar om de gemeente tot voordeel te strekken en de leden ervan op te bouwen.
DEGENEN DIE DE „GAVE” NIET HEBBEN
9. Waarom kan het in het geval van volwassenen die geen plaats kunnen maken voor de ongehuwde staat, nuttig zijn enkele jaren te wachten voordat zij trouwen?
9 Hoe staat het met een christen die werkelijk graag wil trouwen? Hoewel hij de gave van de ongehuwde staat wellicht niet heeft, wil dit nog niet zeggen dat hij zich in het huwelijk moet storten. Vooral als iemand nog in de twintig is, valt er veel over het leven te leren en kan er ervaring worden opgedaan op het gebied van menselijke betrekkingen door om te gaan met ongehuwde personen, echtparen en kinderen van alle leeftijden. Door een aantal jaren als een ongehuwde volwassene te leven, kan men de ervaring en het inzicht opdoen die nodig zijn om bij het kiezen van een partner voor het leven een goed onderscheidingsvermogen te gebruiken en zich goed van de huwelijksverantwoordelijkheden te kwijten.
10. Hoe tonen teksten als Deuteronomium 7:3, 4 en 1 Korinthiërs 7:39 aan dat Jehovah belangstelling heeft voor het huwelijk van zijn dienstknechten?
10 Een christen dient nooit te vergeten dat de Allerhoogste belangstelling heeft voor het huwelijk van zijn getrouwe dienstknechten. Jehovah weet heel goed hoe rampspoedig een slecht huwelijk in geestelijk opzicht kan zijn en hij heeft de Israëlieten derhalve geboden geen huwelijksverbond met aanbidders van andere goden aan te gaan (Deut. 7:3, 4). Evenzo gaf de apostel Paulus te kennen dat een christelijke weduwe „vrij [is] te trouwen met wie zij wil, alleen in de Heer” (1 Kor. 7:39). Indien Jehovah God ziet dat een van zijn dienstknechten werkelijk een partner nodig heeft, is het dan niet redelijk de conclusie te trekken dat hij de gebeden waarin die persoon vraagt of hij een goede huwelijkspartner mag vinden, zal verhoren? Zeer beslist, als deze noodzaak werkelijk bestaat!
11. (a) Wat moeten christenen doen die werkelijk graag willen trouwen maar die nog geen passende partner hebben gevonden? Waarom? (b) Welke bijbelse voorbeelden tonen aan dat Jehovah zelfs een huwelijkspartner kan verschaffen voor degenen die hier werkelijk behoefte aan hebben?
11 Dit wil niet zeggen dat huwelijken in de hemel worden gesloten en dat er voor elke christen slechts één ideale partner onder de vele volwassen dienstknechten van Jehovah is. Neen, het betekent eenvoudig dat Jehovah erop kan toezien dat zijn toegewijde dienstknechten bezitten wat zij nodig hebben, met inbegrip van een huwelijkspartner als het voor hen erg moeilijk mocht worden in de ongehuwde staat hun eerbaarheid te bewaren (Spr. 19:14). De Allerhoogste heeft een uitstekende vrouw voor Isaäk en een goede man voor Ruth verschaft. Doordat de betrokken personen zich in de eerste plaats op het doen van Jehovah’s wil hadden geconcentreerd, had dit in beide gevallen rijke zegeningen tot gevolg (Gen. 24:2-4, 12-27, 50, 51, 67; Ruth 1:16, 17; 3:10; 4:13-17). Christenen die graag willen trouwen, moeten dit derhalve tot een zaak van gebed maken en vervolgens geduldig op Jehovah wachten, in het vertrouwen dat hij belangstelling heeft voor hun geluk en welzijn.
BESCHOUW GOEDE VOORBEELDEN OP HET GEBIED VAN DE ONGEHUWDE STAAT
12. Waarom kunnen wij met veel profijt het voorbeeld beschouwen van degenen die de ongehuwde staat tot een succes hebben gemaakt?
12 Of een ongehuwde volwassene nu wel of niet de gave van de ongehuwde staat heeft, hij kan met veel profijt de bijbelse voorbeelden beschouwen van personen die de ongehuwde staat tot een succes hebben gemaakt. Zijn eigen leven als ongehuwde kan hier zinvoller en lonender door worden. Zelfs gehuwde personen kunnen er voordeel van trekken, aangezien men als gevolg van tijd en toeval van zijn partner kan worden beroofd, waardoor men voor de beslissing komt te staan of men al dan niet zal hertrouwen.
13. Waardoor liet Jezus Christus zich als ongehuwde man volledig in beslag nemen, en welke houding nam hij ten aanzien van zijn dienst aan?
13 Jezus Christus is als ongehuwde man beslist het schitterendste voorbeeld. Hij werd totaal in beslag genomen door het doen van de wil van zijn Vader. „Mijn voedsel is”, zo zei hij, „dat ik de wil doe van hem die mij heeft gezonden en zijn werk voleindig” (Joh. 4:34). De Zoon van God stond ’s ochtends vroeg op en verrichtte tot ’s avonds laat dienst, waarbij hij de mensen onderwees, de zieken genas en degenen die onder invloed van de demonen stonden, bevrijdde (Mark. 1:32; Luk. 21:37, 38). Hij verrichtte zijn dienst bereidwillig. Dit wordt geïllustreerd door zijn antwoord aan de melaatse die zei: „Heer, als u het alleen maar wilt, kunt u mij rein maken.” De bijbel bericht: „Toen strekte hij zijn hand uit, raakte hem aan en zei: ’Ik wil het. Word rein.’” — Luk. 5:12, 13.
14. Waaruit blijkt dat Jezus van de omgang met mannen, vrouwen en kinderen genoot?
14 Ook is het opmerkenswaardig dat Jezus Christus zich in het gezelschap van iedereen — mannen, vrouwen en kinderen — op zijn gemak voelde. Hij aanvaardde uitnodigingen voor maaltijden en zelfs feestmalen, terwijl hij de gelegenheden die zich daar voordeden, gebruikte om uiterst belangrijk geestelijk onderricht te geven (Luk. 5:29-32; 14:1-24). Gehuwde mannen behoorden tot zijn intiemste metgezellen (1 Kor. 9:5). Hij koesterde een speciale genegenheid voor Lazarus en diens zusters Maria en Martha, in wier huis te Bethanië hij waarschijnlijk vaak te gast geweest is (Luk. 10:38-42; Joh. 11:1, 5). Jezus genoot ook van kinderen. De discipelen trachtten ouders eens te ontmoedigen hun kleintjes naar hem toe te brengen opdat hij hen zou kunnen aanraken en voor hen zou bidden. „Toen Jezus dit zag”, zo zegt de Schrift, „werd hij verontwaardigd en zei tot [de discipelen]: ’Laat de jonge kinderen tot mij komen; tracht niet hen tegen te houden, . . .’ Daarop nam hij de kinderen in zijn armen en zegende hen, terwijl hij zijn handen op hen legde.” — Mark. 10:13-16.
15. Wat kunnen wij uit het voorbeeld van Jezus Christus leren over wat tot een gelukkig, tevreden leven als een ongehuwd persoon bijdraagt?
15 Het voorbeeld van Jezus Christus onthult dat degenen die van hun ongehuwde staat willen genieten, er geheel en al in op moeten gaan hun tijd, energie en bekwaamheden te gebruiken ten einde hun medemensen te helpen. Zij moeten een oprechte belangstelling voor mensen hebben en het prettig vinden in het gezelschap van mannen, vrouwen en kinderen te verkeren. Zij moeten ook op een gezonde wijze van het leven kunnen genieten, en dit zonder op een extreme wijze aan zelfverloochening te doen, hetgeen „geen waarde [heeft] ter bestrijding van de bevrediging van het vlees”. — Kol. 2:23.
16. (a) Waaruit blijkt dat Paulus’ ongehuwde staat een werkelijke zegen voor anderen vormde? (b) Zou de apostel met het oog op zijn woorden in 2 Korinthiërs 11:23-28, datgene wat hij deed hebben kunnen doen als hij gehuwd was geweest?
16 Als een navolger van Jezus Christus, putte de ongehuwde apostel Paulus werkelijke voldoening uit zijn heilige dienst. Door Jehovah’s onverdiende goedheid kon hij meer werk verzetten dan alle andere apostelen, waarbij hij duizenden kilometers te water en te land aflegde en veel gemeenten in Europa en Klein-Azië oprichtte (1 Kor. 15:9, 10). Het is duidelijk dat hij met een vrouw en kinderen nooit zulk een uitgebreid evangelisatiewerk had kunnen verrichten waardoor hij, als gevolg van de toen bestaande omstandigheden, herhaaldelijk in gevaarlijke situaties kwam te verkeren. Omstreeks het jaar 55 G.T. kon hij over zichzelf zeggen dat hij „in moeizame arbeid overvloediger [was geweest], in gevangenissen overvloediger, in slagen uitermate, dikwijls de dood nabij” (2 Kor. 11:23). Als gevolg van zijn onzelfzuchtige, van ganser harte geschonken dienst, ervoer Paulus het allergrootste geluk dat uit geven voortspruit. Ook hierdoor maakte hij zich bij zijn medegelovigen geliefd. — Hand. 20:24-27, 31-38.
17. Wat voor soort van leven moet men leiden wanneer men ter wille van het Koninkrijk ongehuwd is?
17 Het is duidelijk dat toen Paulus onder inspiratie de ongehuwde staat aanbeval, hij geen aanmoediging gaf tot het leiden van een leven waarin eigenbelang, gemak of genotzucht de boventoon voerden. Neen, hij beval een levenswijze aan die erop neerkwam dat men „voortdurende dienst voor de Heer [verrichtte], zonder te worden afgeleid”. Vrij van de verantwoordelijkheid voor een huwelijkspartner en kinderen te moeten zorgen, kan een ongehuwde volwassene zich volledig ter beschikking stellen van de Heer Jezus Christus en als zodanig ten behoeve van anderen dienst verrichten (1 Kor. 7:32-35). Gebaseerd op zijn eigen ervaring, was Paulus ervan overtuigd dat volharding in de ongehuwde staat voor degenen die de gave hadden, een gelukkiger leven zou betekenen als men zijn leven gebruikte om te geven (1 Kor. 7:40). Hij schreef: „Ik wilde wel dat alle mensen waren zoals ikzelf. Niettemin heeft een ieder van God zijn eigen gave, de een op deze, de ander op die wijze.” — 1 Kor. 7:7.
18. (a) Hoe hebben Anna en Dorkas hun tijd goed gebruikt? (b) Hoe kunnen vrouwen, wanneer wij denken aan wat in Matthéüs 28:19, 20; 1 Timotheüs 5:10 en Titus 2:3-5 staat, hun ongehuwde staat tot zegen van anderen gebruiken?
18 Ook vrouwen heeft het veel vreugde geschonken ongehuwd te blijven. Anna vormde hier een schitterend voorbeeld van. Na slechts zeven jaar gehuwd geweest te zijn, stierf haar man, en zij is voor de rest van haar leven ongehuwd gebleven. Hoe vulde zij haar dagen? Geestelijke dingen kwamen op de eerste plaats. Wij lezen dat zij zelfs op de leeftijd van vierentachtig jaar „nimmer ontbrak in de tempel, terwijl zij nacht en dag heilige dienst verrichtte met vasten en smekingen” (Luk. 2:36, 37). Later waren er in de christelijke gemeente ongehuwde vrouwen die een werkelijke zegen voor anderen bleken te zijn. Dorkasa moet tot hen hebben behoord. „Zij was overvloedig in goede daden en gaven van barmhartigheid.” Zij maakte onder- en bovenklederen voor behoeftige weduwen in de gemeente (Hand. 9:36, 39). Tot haar goede daden moet ook hebben behoord dat zij christelijke vreemdelingen gastvrij in haar huis ontving en troost en hulp gaf aan degenen die op enigerlei wijze in nood verkeerden. (Vergelijk 1 Timótheüs 5:10.) Als een discipelin van Jezus Christus was zij er ongetwijfeld verlangend naar anderen over het Koninkrijk te vertellen. — Matth. 28:19, 20.
19. Waarom moet er waardering bestaan voor christenen die plaats hebben gemaakt voor de ongehuwde staat?
19 Evenals in de eerste eeuw G.T. zijn er ook thans ongehuwde mannen en vrouwen die een aanwinst voor de christelijke gemeente blijken te zijn. Het schenkt hun de grootste vreugde zich volledig voor anderen — zowel binnen als buiten de gemeente — in te zetten. Hun ongehuwde staat is lonend, omdat zij niet hun eigen belangen dienen maar die van de Meester, de Heer Jezus Christus. En dienen alle anderen in de gemeente hun gave niet te waarderen, wegens de voortreffelijke dienst die velen van hen als gevolg hiervan hebben kunnen verrichten?
20. Waarom putten toegewijde, ongehuwde christenen voldoening uit hun leven, en welke aanmoediging kunnen zij putten uit Jesaja 56:5?
20 Doordat zij van het huwelijk en het ouderschap hebben afgezien, hebben zij hun leven beslist niet verspild maar blijft het zinvol en schenkt het veel voldoening. Hoewel zij geen eigen gezin hebben, hebben zij in de christelijke gemeente personen gevonden die hen even intens liefhebben als natuurlijke moeders en vaders, broers en zusters, ja, en als zoons en dochters (Mark. 10:30). Zij zijn verrukt over Jehovah’s verzekering: „Ik wil hun zelfs in mijn huis en binnen mijn muren een monument en een naam geven, iets wat beter is dan zonen en dochters. Een naam tot onbepaalde tijd zal ik hun geven, een die niet afgesneden zal worden.” — Jes. 56:5.
[Voetnoten]
a Er wordt in verband met de dood van Dorkas niet vermeld dat een echtgenoot rouw over haar bedreef. Dit schijnt erop te duiden dat zij destijds ongehuwd was.
[Illustratie op blz. 459]
Jezus Christus, die zich in het gezelschap van alle mensen — mannen, vrouwen en kinderen — op zijn gemak voelde, is een in het oog springend voorbeeld van iemand die de ongehuwde staat tot een succes maakte
[Illustratie op blz. 461]
De apostel Paulus, die de ongehuwde staat aanbeval voor degenen die de gave hadden, gaf een voortreffelijk voorbeeld waardoor hij een beroep deed op het geweten van anderen