Wandelt u in Gods naam?
„Alle volken, van hun kant, zullen elk in de naam van hun god wandelen; maar wij, van onze kant, zullen wandelen in de naam van Jehovah, onze God, tot onbepaalde tijd, ja voor eeuwig.” — Micha 4:5.
1. In wiens naam wandelt iedere met verstand begiftigde persoon? Licht dit toe.
IEDERE met verstand begiftigde persoon wandelt in de naam van de een of andere god. Ja, of natiën of individuele personen dit nu al dan niet beseffen, zij dienen de een of andere god. ’Hoe is dat nu mogelijk?’ zult u wellicht vragen. Welnu, niet iedereen dient thans een specifieke met name genoemde god, zoals in de oudheid het geval was. Maar sommigen verafgoden acteurs, politici, sportlieden of ook wel zichzelf. Ja, zij kunnen zelfs hun buik tot hun god hebben gemaakt! (Fil. 3:18, 19) Sommigen aanbidden Satan de Duivel rechtstreeks, terwijl anderen hem onwetend dienen, want „de gehele wereld ligt in de macht van de goddeloze” (1 Joh. 5:19). Hoe waar zijn de woorden die in de achtste eeuw vóór de gewone tijdrekening onder goddelijke inspiratie door de Hebreeuwse profeet Micha werden opgetekend! Hij verklaarde: „Alle volken, van hun kant, zullen elk in de naam van hun god wandelen.” — Micha 4:5.
2, 3. (a) In wiens naam wandelen waren christenen, en wanneer in het bijzonder? (b) Welke houding leggen zij aan de dag? (Kol. 3:23, 24)
2 Vlak voordat die woorden werden geuit, was er melding gemaakt van wat er „in het laatst der dagen” zou geschieden. Dan zou de berg van het huis van Jehovah God stevig bevestigd worden boven alle andere bergen (ter aanduiding van de verheven positie van de ware aanbidding). Er zouden drommen mensen naartoe stromen. Zij zouden ’hun zwaarden tot ploegscharen slaan en hun speren tot snoeimessen, en zij zouden de oorlog niet meer leren’. — Micha 4:1-4.
3 Degenen die naar Jehovah’s huis stromen, beseffen dat „er geen God is dan één” (1 Kor. 8:4). Hoewel ’elk volk in de naam van zijn god wandelt’, wordt de houding van deze ware christenen derhalve goed tot uitdrukking gebracht in de verdere woorden van Micha: „Maar wij, van onze kant, zullen wandelen in de naam van Jehovah, onze God, tot onbepaalde tijd, ja voor eeuwig” (Micha 4:5). Wat betekenen die woorden voor u? Wandelt u in Gods naam?
WAT HET WIL ZEGGEN IN EEN NAAM TE WANDELEN
4. Wat is een naam? Licht dit toe.
4 Een naam is een aanduiding voor een persoon of zaak. Het woord „god” is een algemene naam. Een eigennaam daarentegen onderscheidt een persoon van alle andere personen. „Jehovah” is een eigennaam. De term „naam” betekent echter ook reputatie of faam. De ’naam van onze God’ duidt dus op de eigennaam of persoonlijke naam waaronder hij bekendstaat, terwijl er tevens een bepaalde reputatie aan verbonden is.
5, 6. (a) Wat werd in de oudheid met de naam van een god geassocieerd? (b) Wat betekent het ’in de naam van een god te wandelen’?
5 In de oudheid waren de mensen gewoon hun godheden kenmerkende namen te geven. Zo had men bijvoorbeeld Tammuz, Artemis, Zeus, Baäl en Mardoek. Ten slotte verwierven de diverse goden en godinnen door hun vermeende daden een reputatie; zij werden befaamd. Zulk een reputatie en faam werden met de naam van elke godheid geassocieerd. Mardoek bijvoorbeeld stond bekend als de stichter van Babylon.
6 ’Wandelen in de naam’ van een bepaalde god betekent dat men datgene doet wat door die god wordt goedgekeurd of gedaan. Het betekent dat men in overeenstemming met de reputatie van die god handelt en ook de autoriteit van die godheid erkent. ’In de naam van een god wandelen’ betekent in werkelijkheid dat men zich aan die god heeft opgedragen, dat de naam van die god over de desbetreffende persoon is uitgeroepen en hij die god op aarde vertegenwoordigt. Het betekent dat men in overeenstemming met de eigenschappen van die god leeft.
IN JEHOVAH’S NAAM WANDELEN
7, 8. Wat houdt het wandelen in Jehovah’s naam niet slechts in?
7 De ware God heeft zichzelf een naam gegeven. Christenen zijn zich er terdege van bewust dat Jehovah ’de Allerhoogste over heel de aarde’ is (Ps. 83:18). Zij zijn dankbaar dat God hun zijn eigen persoonlijke naam heeft onthuld. Maar in de naam van Jehovah wandelen, houdt veel meer in dan in staat te zijn Gods naam uit te spreken of over die naam te spreken. Het betekent meer dan de goddelijke naam in bijbelhandschriften te herkennen.
8 In de naam van Jehovah wandelen, betekent niet slechts te zèggen dat hij onze God is. Ook houdt het meer in dan het bezoeken van christelijke vergaderingen in de plaatselijke Koninkrijkszaal van Jehovah’s Getuigen. En vanzelfsprekend omvat het wandelen in Jehovah’s naam meer dan louter de predikingsactiviteit.
9. Betekent het wandelen in Jehovah’s naam slechts wat wij over onszelf zeggen?
9 Alhoewel deze dingen belangrijk zijn, wordt daardoor alleen nog niet bewezen dat wij werkelijk in de „naam” van Jehovah wandelen. De beslissende factor is niet slechts wat wij over onszelf zeggen en beweren, maar wat wij werkelijk met heel ons hart, ons verstand, onze ziel en onze kracht doen (Luk. 10:27; Jak. 1:22-27). De christelijke apostel Paulus stelde deze tot nadenken stemmende vraag: „Weet gij niet dat wanneer gij u als slaven aan iemand blijft aanbieden om hem te gehoorzamen, gij slaven van hem zijt omdat gij hem gehoorzaamt, hetzij van de zonde met de dood in het vooruitzicht of van de gehoorzaamheid met rechtvaardigheid in het vooruitzicht?” (Rom. 6:16) Degenen die in Gods naam wandelen, hebben zich aan hem opgedragen en zij dienen Jehovah werkelijk „als slaven” door hem hun trouw en gehoorzaamheid te schenken (Rom. 12:11). Hebt u een vastberaden standpunt ingenomen en u onder de aanbidders van Jehovah geschaard? Wandelt u in Gods naam?
GODS PERSOONLIJKHEID EN DADEN
10. Hoe is onze waardering voor Jehovah toegenomen?
10 Het vervulde ons misschien met geestdrift toen wij voor het eerst te weten kwamen dat de Almachtige God een naam heeft. Waarschijnlijk waren wij verrukt toen wij voor het eerst zagen dat de goddelijke naam Jehovah in de bijbel stond. En wat een vreugde schonk het ons te weten dat Gods naam duizenden keren in de Schrift voorkomt! Maar in de naam van Jehovah wandelen, was heel iets anders. Dat ging niet van de ene dag op de andere. Onze waardering nam toe naarmate wij Degene die de naam Jehovah draagt, beter leerden kennen.
11. Wat werd Mozes omtrent Jehovah’s eigenschappen meegedeeld?
11 Met het verstrijken van de tijd leerden wij Jehovah’s eigenschappen, zijn persoonlijkheid, beter kennen. Dit inzicht kregen wij bijvoorbeeld door te mediteren over de beschrijving van God die in Exodus 34:6, 7 wordt aangetroffen:
„Nu ging Jehovah aan [Mozes’] aangezicht voorbij en riep: ’Jehovah, Jehovah, een God barmhartig en goedgunstig, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid en waarheid, die liefderijke goedheid bewaart voor duizenden, die dwaling en overtreding en zonde vergeeft, maar hij zal geenszins vrijstelling van straf geven.’”
12. Hoe beschreef Mozes Jehovah in een lied?
12 Jaren later componeerde Mozes onder goddelijke inspiratie een lied. Daarin zei hij:
„Ik zal de naam van Jehovah uitroepen. Schrijft grootheid toe aan onze God! De Rots, volmaakt is zijn activiteit, want al zijn wegen zijn gerechtigheid. Een God van getrouwheid, bij wie geen onrecht is; rechtvaardig en oprecht is hij.” — Deut. 32:3, 4.
13. Welke hoedanigheden, die wij in verband zijn gaan brengen met God, bewegen ons ertoe hem lief te hebben en te vertrouwen?
13 Degenen die in Jehovah’s naam wandelen, hebben ook geleerd dat liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid en zelfbeheersing vruchten van Gods heilige geest zijn (Gal. 5:22, 23). Dit zijn derhalve hoedanigheden die hun oorsprong vinden bij Jehovah. Nu brengen wij ze in verband met zijn heilige naam en ze bewegen ons ertoe de God in wiens naam wij wandelen, lief te hebben en te vertrouwen.
14. (a) Hoe kunnen degenen die in Jehovah’s naam wandelen, er zeker van zijn dat God bij machte is zijn voornemen te verwezenlijken en zijn naam te rechtvaardigen? (b) Beschrijf hoe Jehovah’s superioriteit ten opzichte van de goden van Egypte zeer goed onder de natiën bekend werd, zoals in Jozua 2:10, 11 en 1 Samuël 4:8 wordt verhaald.
14 Bovendien zijn ware christenen te weten gekomen dat het Jehovah’s voornemen is zijn universele soevereiniteit hoog te houden en zijn naam te rechtvaardigen door middel van het hemelse koninkrijk in handen van Jezus Christus (Luk. 11:2; Openb. 11:16-18). Tevens beseffen godvruchtige personen dat Jehovah bij machte is zijn voornemen te verwezenlijken en zijn heilige naam te rechtvaardigen. Waarom? Omdat Jehovah een bericht heeft opgebouwd van machtige daden. Hij is niet zoals de waardeloze goden van de natiën, die niets goeds kunnen doen voor degenen die in hun naam wandelen (Ps. 115:1-8). Merk op hoe Jehovah in een lied werd beschreven nadat hij het volk Israël op wonderbaarlijke wijze bij de Rode Zee had bevrijd:
„Wie onder de goden is als gij, o Jehovah? Wie is als gij, die u machtig betoont in heiligheid? Die gevreesd moet worden met lofliederen, Die wonderen doet. Gij hebt uw rechterhand uitgestrekt, waarop de aarde hen heeft verzwolgen. Toen Farao’s paarden met zijn strijdwagens en zijn ruiters de zee introkken, liet Jehovah voorts de wateren van de zee over hen terugkeren, terwijl de zonen van Israël over droog land midden door de zee liepen.” — Ex. 15:11, 12, 19.
15. Hoe komt het dat degenen die in Jehovah’s naam wandelen, hem als de God van betrouwbare profetieën kennen?
15 Degenen die in Jehovah’s naam wandelen, erkennen hem ook als de God van betrouwbare profetieën. Jehovah’s voorspellingen van toekomstige gebeurtenissen zijn opgetekend in zijn eigen naam. Het is alsof hij ze van zijn handtekening heeft voorzien als een waarborg voor hun authenticiteit. Wij kunnen ons op deze profetieën verlaten. Zo deed Jehovah bijvoorbeeld de profetische belofte dat hij de Israëlieten uit Egyptische dienstbaarheid zou bevrijden en hun een bepaald land zou geven. Dat gebeurde ook (Ex. 3:6-17; 14:19-31). Vele jaren later kon Salomo, de koning van Israël, zeggen: „Gezegend zij Jehovah, die zijn volk Israël een rustplaats heeft gegeven overeenkomstig alles wat hij beloofd heeft. Niet één woord van heel zijn goede belofte die hij door bemiddeling van zijn knecht Mozes heeft gedaan, is onvervuld gebleven.” — 1 Kon. 8:56; zie ook Jozua 21:45.
16. Wat zijn degenen die in Jehovah’s naam wandelen te weten gekomen omtrent Gods liefde jegens de mensheid?
16 Bovendien zijn degenen die in Jehovah’s naam wandelen, te weten gekomen dat het Gods voornemen is het gehele mensengeslacht van zonde te reinigen door middel van de verzoenende kracht van het offer van zijn geliefde Zoon, Jezus Christus, opdat er aan de gerechtigheid wordt voldaan. Zij zijn blij te zien dat Gods naam verband houdt met gerechtigheid, alsook met liefde jegens de mensheid. „God heeft de wereld zozeer liefgehad”, zei Jezus, „dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben.” — Joh. 3:16; 1 Kor. 15:22; 1 Joh. 4:10.
RESPECT VOOR GODS NAAM
17. Hoe heeft Jehovah getoond dat hij zichzelf respecteert?
17 De naam van zo’n liefdevolle God verdient onze belangstelling en ons respect. Jehovah zelf is uitermate geïnteresseerd in zijn naam, maar niet op een zelfzuchtige wijze. Hij respecteert zichzelf en heeft nog nooit iets gedaan waardoor zijn heilige naam werd omlaaggehaald of te schande werd gemaakt. Zijn daden zijn altijd zodanig dat zijn naam erdoor met waarheid, gerechtigheid en rechtvaardigheid in verband wordt gebracht. Gods daden hebben zijn naam met eer, heerlijkheid, pracht en waardigheid bekleed. Terecht kon de bejaarde David Jehovah derhalve zegenen en zeggen: „Van u, o Jehovah, is de grootheid en de macht en de luister en de voortreffelijkheid en de waardigheid” (1 Kron. 29:11). Hoe uitermate belangrijk is het daarom dat degenen die zich thans aan Jehovah hebben opgedragen, het juiste respect voor Gods naam tonen!
18. Hoe kunnen wij met het oog op Jehovah’s wetten, morele maatstaven en voorzieningen voor redding tonen dat wij in zijn naam wandelen?
18 Degenen die in Jehovah’s naam wandelen, erkennen hem als hun Wetgever, Rechter en Koning (Jes. 33:22). Aangezien Jehovah God de Universele Soeverein is, heeft hij stellig het recht om wetten uit te vaardigen en ten uitvoer te leggen, morele maatstaven vast te stellen en voorzieningen voor het eeuwige welzijn van al zijn met verstand begiftigde schepselen te treffen. En beschouw het volgende eens: Door Jehovah’s wetten te respecteren, Gods morele maatstaven in aanmerking te nemen en waardering te tonen voor de voorzieningen die hij heeft getroffen met het oog op ons welzijn en onze eeuwige redding — door dit alles geven wij er blijk van dat wij in Jehovah’s naam wandelen.
19. (a) Wat heeft Jehovah beloofd te zullen doen, en waarom? (b) Naar de vervulling van welk gebed zien wij derhalve uit?
19 Degenen die werkelijk in Jehovah’s naam wandelen, zien beslist vol verwachting uit naar de tijd dat God handelend zal optreden in het beste belang van allen die rechtvaardigheid liefhebben en in actie zal komen tegen degenen die zijn naam ontheiligen (Ezech. 20:9; 39:7). Ja, degenen die Jehovah liefhebben, zien uit naar de vervulling van het Modelgebed, dat Jezus Christus ons leerde: „Onze Vader in de hemelen, uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde” (Matth. 6:9, 10). Verder zien degenen die in Jehovah’s naam wandelen, ook uit naar de dag dat al wat leeft, Gods allerheiligste naam zal respecteren.
EEN UNIEK VOORRECHT
20. Hoe ’wandelt’ Jehovah’s volk, in tegenstelling tot de religieaanhangers van de christenheid, ’in zijn naam’?
20 Er rust een zware verantwoordelijkheid op degenen die in Jehovah’s naam wandelen. Om in zijn naam te wandelen, moeten wij ons onvoorwaardelijk aan hem hebben opgedragen. Het vereist van ons dat wij in overeenstemming met Gods naam leven, dat wij door ons gedrag een gunstig licht werpen op alles wat met Jehovah’s naam in verband wordt gebracht. Ja, het betekent dat wij Gods naam voor de gehele wereld op een juiste wijze vertegenwoordigen. Het ligt voor de hand dat wij, als wij in Jehovah’s naam wandelen, die naam niet kunnen verachten, er niet tegen kunnen strijden, hem niet uit bijbelvertalingen kunnen verwijderen en niet kunnen trachten die naam te verbergen, zoals de religieaanhangers van de christenheid gedaan hebben of gepoogd hebben te doen. Integendeel, in de naam van onze God wandelen, betekent de naam Jehovah te eren, er in geestelijk opzicht voor te strijden, die goddelijke naam zijn juiste plaats in de Heilige Schrift te geven en die heilige naam vrijmoedig bekend te maken. — Ps. 9:1, 2.
21, 22. Wie alleen vertegenwoordigen thans Gods naam, en wat is hun unieke voorrecht voor het oog van de mensheid?
21 Jehovah God had in de eerste eeuw van de gewone tijdrekening een volk voor zijn naam. Die gezalfde discipelen van Jezus Christus hielden de naam en soevereiniteit van Jehovah hoog. Op het concilie dat omstreeks het jaar 49 G.T. door de apostelen en ouderlingen in Jeruzalem werd gehouden, verklaarde de discipel Jakobus terecht: „[Mannen] broeders, hoort mij. Simeon [de apostel Petrus] heeft nauwgezet verteld hoe God voor de eerste maal zijn aandacht op de natiën heeft gericht om uit hen een volk voor zijn naam te nemen” (Hand. 15:13, 14). Evenzo heeft Jehovah in deze tijd een volk waarop zijn naam rust. Zij behoren niet tot de religies van de christenheid, maar vormen een overblijfsel van Jezus’ gezalfde volgelingen. Een „grote schare”, die de hoop bezit eeuwig leven op aarde te ontvangen, heeft zich met dit overblijfsel verbonden (Joh. 10:14-16; Openb. 7:4-9). Onder alle religieuze groeperingen die thans op aarde worden aangetroffen, vertegenwoordigen alleen deze getuigen van Jehovah de goddelijke naam.
22 Zij hebben een uniek voorrecht en een unieke positie voor het oog van de gehele mensenwereld. In de achtste eeuw v.G.T. daagde Jehovah God bij monde van de profeet Jesaja alle goden van de natiën uit hun getuigen voort te brengen, opdat zij betreffende de godheid van die goden konden getuigen. Al die valse goden konden echter geen getuigen voortbrengen. Maar merk nu eens op wat de ware God tot zijn naamvolk zei: „’Gij zijt mijn getuigen’, is de uitspraak van Jehovah, ’ja, mijn knecht die ik verkozen heb’” (Jes. 43:8-10). Jehovah’s Getuigen dragen thans met vreugde de goddelijke naam. Zij beschouwen het als een groot voorrecht de Universele Soeverein te vertegenwoordigen en de mensheid met hem bekend te maken door getuigenis omtrent deze ware God en zijn voornemen af te leggen. Vergeleken met dit schitterende voorrecht verzinkt de belangrijkheid van al het andere in het niet.
VRIJMOEDIG GETUIGENIS AFLEGGEN
23. Hoe wandelde Henoch met God, en welke zegen ontving hij?
23 Het vereist dikwijls grote moed om in Jehovah’s naam te wandelen door als Zijn getuige op te treden, maar het werpt rijke zegeningen af. Henoch bijvoorbeeld „bleef met de ware God wandelen” door moedig een krachtige boodschap bekend te maken (Gen. 5:24). „Zie!” zei Henoch, „Jehovah is met zijn heilige myriaden gekomen om aan allen het oordeel te voltrekken en om alle goddelozen schuldig te verklaren betreffende al hun goddeloze daden die zij op goddeloze wijze bedreven hebben, en betreffende alle ergerlijke dingen die goddeloze zondaars tegen hem hebben gesproken” (Jud. 14, 15). Jehovah aanvaardde dat moedige getuigenis en door zijn leven te bekorten, verhinderde God dat hij door zijn tegenstanders werd gedood. Hij werd „overgebracht” zodat hij klaarblijkelijk niet de smarten van de dood heeft gekend. — Hebr. 11:5; vergelijk Johannes 3:13.
24. Hoe en waarom werd Noachs getrouwheid beloond?
24 Ook Noach „wandelde met de ware God”. Deze getrouwe man legde getuigenis af omtrent Gods voornemen de goddelozen in een wereldomvattende vloed te verdelgen. Noachs getrouwheid werd inderdaad beloond, want hij en zeven anderen werden veilig door de wereldomvattende vloed heengebracht. — Gen. 6:9; 7:6, 7; 8:16; 2 Petr. 2:5.
25. Wat voor boodschap maken Jehovah’s Getuigen bekend?
25 Deze mannen behoorden tot de vroege getuigen van Jehovah (Hebr. 11:4-7; 12:1). Zij waren niet bevreesd de goddelijke naam te eren en die naam wijd en zijd bekend te maken. Jehovah’s christelijke getuigen van thans leggen dezelfde houding aan de dag. Onbevreesd maken zij Gods oordeelsboodschap bekend. Maar zij prediken ook het „goede nieuws” dat er een rechtvaardige nieuwe ordening voor de deur staat. Zij verlangen vurig naar de volledige vervulling van Jehovah’s belofte dat hij „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde” zal brengen, waarin rechtvaardigheid zal wonen (2 Petr. 3:8-13). Wat een vreugde zal er dan alom heersen! Dan zal niemand meer in de naam van de een of andere God wandelen, maar zal de gehele met verstand begiftigde schepping voor eeuwig in de naam van Jehovah God wandelen.
„Want dit heeft de Hoge en Verhevene, die voor eeuwig verblijf houdt en wiens naam heilig is, gezegd: ’In den hoge en in de heilige plaats houd ik verblijf, alsook bij de verbrijzelde en ootmoedige van geest, om de geest der ootmoedigen te doen opleven en om het hart der verbrijzelden te doen opleven.’” — Jes. 57:15.