De goddelijke waarschuwing laten weerklinken
„Want er zal dan zulk een grote verdrukking zijn als er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, en ook niet meer zal voorkomen. Indien die dagen trouwens niet werden verkort, zou geen vlees worden gered; maar ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden verkort.” — Matth. 24:21, 22.
1, 2. (a) Hoe is de wereld één grote nabuurschap geworden? (b) Welke gevaarlijke gevolgen heeft het dat alle volken naaste buren zijn?
De gehele wereld is tegenwoordig één grote nabuurschap. Met onze snelste middelen van vervoer zouden wij bij de evenaar of over de beide polen in nog geen dag om de aarde kunnen vliegen. Via internationale telefoonlijnen of via radiotelefonie zouden wij in enkele minuten met een nabuur in bijna elk ander deel van de aarde kunnen spreken. Wij kunnen heel veel buitenlandse voedselsoorten eten, omdat bijna alles tegenwoordig uit verre streken der aarde wordt aangevoerd.
2 Omdat de gehele mensheid zo nauw met elkaar verweven is, delen allen dezelfde gevaren. Nog maar zo’n 66 jaar geleden, dat wil zeggen, binnen deze ene eeuw, werden mensen in alle hoeken van de aarde doordrongen van de realiteit van zo iets rampspoedigs als een wereldoorlog. Eenentwintig jaar nadat het ergste wereldconflict eindigde, begon er voor de wereld een nog veel ergere oorlogsnachtmerrie. En nu, 36 jaar nadat wij die wereldberoering achter de rug hebben, worden wij door iets nog veel afschuwelijkers bedreigd. Niemand kan werkelijk zeggen: ’O, wat daarginds, zo ver weg, gebeurt, kan mij hier niet treffen!’ Iemand die zo redeneert en spreekt, bedriegt zichzelf. Wij zijn nu allen naaste buren, maar doordat wij ons niet zo gedragen als het goede buren betaamt, ontstaat er een probleem, ja, dreigt er een wereldomvattend gevaar. Er gaan stemmen op die een ernstige waarschuwing laten horen.
3. (a) Waarom geloven opmerkzame mensen dat de wereld in doodsgevaar verkeert? (b) Hoe denken wereldwijze mensen over God?
3 Daar er zulke grote en omvangrijke dingen bij betrokken zijn, vragen sommige twijfelaars wellicht: Verkeert de gehele wereld werkelijk in doodsgevaar? Opmerkzame personen, die beslist geen onheilsprofeten zijn, beantwoorden deze vraag met Ja! Hun sombere antwoord is niet slechts gebaseerd op datgene wat de mensheid zichzelf kan aandoen. Wij moeten iets veel en veel ernstigers in aanmerking nemen. Is dat werkelijk mogelijk? Ja. Hoe dat zo? Omdat er Iemand is aan wie deze aarde en al het dierlijke en menselijke leven daarop toebehoren. Weliswaar zijn er thans maar zeer weinigen die zich iets aan hem gelegen laten liggen. Wereldwijze mensen van deze wetenschappelijk vergevorderde eeuw beschouwen zichzelf als te onafhankelijk in denken om in een Schepper te geloven of zich af te vragen: Wat is hij van zins? De Schepper daarentegen is niet zo hardvochtig dat hij zich niets aan ’s mensen lot gelegen laat liggen. Zij schuiven hem echter ter zijde alsof hij niet bestaat of alsof hij zo ver weg is dat hij er niet bij betrokken of zelfs niet in geïnteresseerd is.
4. (a) Welke belangstelling heeft Jehovah, als de eigenaar van de aarde, voor zijn bezit? (b) Wat moet er worden gedaan om de aarde tot een aangename woonplaats te maken?
4 Maar dient een grondbezitter niet geïnteresseerd te zijn in wat hem toebehoort? Het is alleen maar juist dat hij het zo goed mogelijk zal willen onderhouden. Vooral indien zijn bezit werkelijk waardevol is. Zo denkt onze Schepper erover. Wat de staat van onderhoud betreft, valt het niet te loochenen dat de aarde heden ten dage geruïneerd wordt en gevaar loopt zelfs in een afschuwelijke mate geruïneerd te worden. Het lijkt wel alsof hij er al te lang mee heeft gewacht de aarde te zuiveren van allen die verantwoordelijk zijn voor het ruïneren van zijn oorspronkelijk volmaakte bezit. De tijd waarop hij dit reinigingswerk ter hand zal nemen, moet nu wel nabij zijn. Hij heeft hier een boek over laten schrijven. Wat is hij volgens dat boek voornemens te doen?
EEN VROEGERE SITUATIE GELIJKEND OP DIE VAN THANS
5. Wanneer in het verleden bevonden de mensen zich in net zo’n situatie als thans?
5 Velen zullen er misschien van ophoren dat ook bij een vroegere gelegenheid de gehele destijds levende mensheid in een soortgelijke situatie heeft verkeerd als waarin de gehele bevolking van de aarde zich thans bevindt. Destijds gebeurde er iets op wereldomvattende schaal. Dit was in de dagen van een man van wie wij allen die thans leven, afstammen. Deze gemeenschappelijke voorvader van ons was de man genaamd Noach, de zoon van Lamech. Over Noachs dagen zegt het geïnspireerde boek van de Schepper: „Mettertijd werd Noach de vader van drie zonen: Sem, Cham en Jafeth. En de aarde werd verdorven in de ogen van de ware God en de aarde werd met geweldpleging vervuld. God zag de aarde dus en zie! ze was verdorven, want alle vlees had zijn weg op de aarde verdorven.” — Gen. 6:10-12.
6, 7. (a) Welke waarschuwing werd in Noachs dagen aan de wereld gegeven? (b) Hoe kwam het dat de aarde weer een vredige woonplaats werd?
6 Wat gebeurde er toen om deze aarde tot een vredige, veilige woonplaats te maken? Gingen die gewelddadige verdervers van de aarde op wereldomvattende schaal oorlog voeren en roeiden zij elkaar aldus uit? Kwam de waarschuwing die Noach toen moest geven erop neer dat er een enorme, door mensen aangerichte rampspoed zou komen die de mensheid onmogelijk zou kunnen overleven? Neen! In plaats daarvan liet hij een goddelijke waarschuwing weerklinken, een boodschap die hij op last van God aan de mensheid moest bekendmaken. Alle mensen werden gewaarschuwd met betrekking tot datgene wat God de Schepper op het punt stond te doen ter wille van een rustige, veilige aarde waarop fatsoenlijke mensen van het leven konden genieten. God gaf aan Noach te kennen dat de mensen niet naar hem zouden luisteren en dat Noach daarom een ark of drijvende kist voor zichzelf en zijn gezin, in totaal acht menselijke zielen, moest bouwen. Op de voorzegde dag van het jaar 2370 v.G.T. barstte de wereldomvattende vloed los. Het was een „daad van God”. De mensheid werd met de verdrinkingsdood gestraft.
7 Die „daad van God” uit de oudheid bracht iets goeds voor de gehele mensheid tot stand. Het mensengeslacht kreeg daardoor een nieuwe start. Een rechtvaardig, godvrezend gezin, dat het leven voortzette op een aarde die op dat ogenblik vredig en veilig was, vormde de basis voor een nieuwe mensenmaatschappij.
EEN OVEREENKOMSTIGE WERELDOMVATTENDE VERNIETIGING NABIJ
8. (a) Hoe trok Jezus Christus een vergelijking tussen de dagen van Noach en thans? (b) Welke gebeurtenis is zeer nabij, en wat moet in dit verband derhalve worden gedaan?
8 Dat was de enige gelegenheid vóór onze tijd dat de gehele mensheid voor de ondergang stond. Het was een afschaduwing van onze tijd, waarin een wereld die uit miljarden mensen bestaat, wordt bedreigd. Dit is niet onze pessimistische, menselijke beredenering van aangelegenheden, geen extremistisch idee. Deze zienswijze is niet overtrokken, evenmin als de zienswijze van een wereldberoemde figuur, een profeet groter dan Noach, namelijk Jezus Christus, overtrokken was. Vooruitwijzend naar onze tijd zei hij: „Want net zoals de dagen van Noach waren, zo zal de tegenwoordigheid van de Zoon des mensen zijn. Want zoals zij in die dagen vóór de vloed waren, zij aten en zij dronken, mannen huwden en vrouwen werden ten huwelijk gegeven, tot op de dag waarop Noach de ark binnenging, en zij sloegen er geen acht op totdat de vloed kwam en hen allen wegvaagde, zo zal de tegenwoordigheid van de Zoon des mensen zijn” (Matth. 24:37-39). Volgens Christus’ eigen profetie omtrent de wereldtoestanden die tijdens zijn onzichtbare tegenwoordigheid, op aarde zouden heersen, vertoont onze wereldsituatie sinds het jaar 1914 overeenkomst met die in Noachs dagen. Dienovereenkomstig moet er een soortgelijke „daad van God” ophanden zijn. Thans moet de door God gegeven waarschuwing aan de gehele in gevaar verkerende mensheid worden bekendgemaakt. De persoonlijke vraag is: Wie zullen als degenen zijn die met Noach in de ark gingen?
9. (a) Waarom hebben wij reden te geloven dat de voorzegde „grote verdrukking” nabij is? (b) Waarom moet de belangrijkste vervulling van Jezus’ profetie over de „grote verdrukking” nog in de toekomst liggen, ook al kwam er in 70 G.T. een „grote verdrukking” over Jeruzalem?
9 Zelfs afgezien van datgene wat het geïnspireerde Boek van de Schepper, de bijbel, te zeggen heeft, hebben wij reden te geloven dat dit samenstel van dingen zich in zijn „tijd van het einde” bevindt. De laatste dagen van dit samenstel zijn bijna afgelopen. Er kan verwacht worden dat het volledige einde ervan gepaard zal gaan met een tijd van moeilijkheden, een „grote verdrukking”, die opzienbarender en verwoestender zal zijn dan de vloed in Noachs dagen. Die verwijzing van Jezus naar Noachs dagen maakte deel uit van zijn laatste profetie die hij in het jaar 33 G.T. uitte. Zijn voorzeggingen hadden niet alleen betrekking op de vernietiging van Jeruzalem door de Romeinen in het jaar 70 G.T., maar strekten zich zelfs helemaal tot in onze tijd uit. De vernietiging van die heilige stad vormde het hoogtepunt van een „grote verdrukking” die over de joden in de Romeinse provincie Judéa in het Midden-Oosten kwam. Kennelijk moet Jezus echter meer in gedachten hebben gehad dan de vernietiging van Jeruzalem destijds, toen hij zei: „Want er zal dan zulk een grote verdrukking zijn als er sedert het begin der wereld tot nu toe [het jaar 33 G.T.] niet is voorgekomen, en ook niet meer zal voorkomen. Indien die dagen trouwens niet werden verkort, zou geen vlees worden gered; maar ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden verkort.” — Matth. 24:21, 22; Mark. 13:19, 20.
10, 11. (a) Hoe beschreef de apostel Petrus een ophanden zijnde wereldomvattende vernietiging? (b) Wat is de algemene houding in deze tijd ten aanzien van zo’n wereldomvattende vernietiging door God?
10 Een van Jezus’ discipelen, de apostel Petrus, verbond het einde van de wereld in Noachs dagen profetisch met het einde van het huidige samenstel van dingen op het hoogtepunt van deze „tijd van het einde” (Dan. 12:4). In tegenstelling tot het neerstorten van water in de dagen van Noach, voorzei Petrus een „vuur” dat niet alleen de symbolische aarde, maar ook de symbolische hemel zou verteren (2 Petr. 3:5-12). In zijn vergelijking bracht Petrus niet de vernietiging van Jeruzalem door de Romeinen in het beeld, hetgeen kort na zijn dood als martelaar plaatsvond.
11 Destijds in Petrus’ dagen geloofden de christenen in wat algemeen „het einde van de wereld” wordt genoemd (Matth. 24:3, Het Nieuwe Testament in de omgangstaal). Maar wat is thans, negentien eeuwen later, de situatie, vooral onder degenen die beweren christenen te zijn of die lidmaat van de kerken der christenheid zijn? Geloven zij in zo iets? Nauwelijks! Wij hoeven alleen maar te kijken naar de wijze waarop zij de materiële dingen van deze ten ondergang gedoemde wereld najagen.
12. (a) Welke wereldcatastrofe vrezen personen in verantwoordelijke posities thans? (b) Hoe hopen mensen een wereldomvattende slachting te voorkomen?
12 Niettemin zijn er thans personen in verantwoordelijke posities die hun voorzeggingen geenszins op de bijbel baseren, maar die iets voorspellen wat op het „einde van de wereld” neerkomt. Zij waarschuwen ons voor de waarschijnlijkheid ervan en doen dit in feite reeds sinds de explosie van twee atoombommen aan het einde van de Tweede Wereldoorlog in 1945. Thans beschikken zogenoemde „kernmogendheden” over zo’n enorme hoeveelheid kernbommen dat ze het potentieel bezitten al het menselijk en dierlijk leven op aarde meermalen te vernietigen, als dat mogelijk zou zijn. Er is zelfs al voorzichtig sprake van radiologische bommen. Hierdoor zouden alle mensen gedood worden, maar zouden hun levenloze, stoffelijke eigendommen blijven bestaan. Maar wat voor doel hebben gebouwen die zijn blijven bestaan als er geen levende mensen zijn om erin te wonen? Ze zouden slechts een „spookstad” of een „spookwereld” vormen. En wie wil graag aan zo iets denken? Het gevaar is zeer reëel. Men verwacht van de Verenigde Naties, die thans 153 leden tellen, dat ze zo’n wereldomvattende afslachting zullen afwenden. Maar de Verenigde Naties, waarvan alle kernmogendheden deel uitmaken, kunnen niet beletten dat het mensengeslacht zichzelf vernietigt en vormen wat dit betreft een ijdele hoop.
13. (a) Welke vraag die leven en dood behelst, moet worden beantwoord? (b) Waarom hebben niet-religieuze mensen geen bevredigend antwoord, en is er zo’n antwoord?
13 Wie kan de mensheid werkelijk van zelfvernietiging, zelfmoord, redden? Mensen die volstrekt niet religieus zijn, moeten thans ernstig aandacht aan die vraag schenken. Omdat zij niet in de bijbel geloven, kunnen zij hier geen voldoening schenkend antwoord op geven. Zij kunnen ons op geen enkele redder wijzen. Maar betekent dit dat er geen redder is? Gelukkig niet!
DE ENIGE BRON VAN WARE HOOP
14. Waarom is het redelijk te geloven dat de Schepper een voornemen heeft ten aanzien van de aarde?
14 Geleerden kunnen niet bewijzen dat onze aarde en de zich daarop bevindende mensheid zichzelf hebben gemaakt. Er moet een Schepper zijn geweest. Wat valt er dus over hem te zeggen? Reeds in de zestiende eeuw vóór onze gewone tijdrekening zorgde hij ervoor dat een zekere Job, een rechtschapen man, onder inspiratie de wetenschappelijke waarheid vermeldde dat Hij onze aarde in de ruimte aan niets heeft opgehangen. Heeft hij de aarde daar dan voor niets gehangen? (Job 26:7) Is het bij toeval dat wij ons er thans met miljarden op bevinden? Was dit een vergissing of had hij er van zijn zijde geen enkel doel mee? Hij heeft toegelaten dat het tegenwoordig op aarde letterlijk wemelt van levende schepselen. Was het zijn bedoeling dat alle miljarden menselijke schepselen die thans leven, zichzelf zouden afslachten en onze aarde als een dode planeet in de ruimte zouden laten rondzweven? Met het oog op datgene wat hij ons vertelt, kunnen wij een dergelijke dwaasheid niet aan hem toeschrijven.
15. (a) Wat is Gods voornemen met betrekking tot de aarde? (b) Wat zal God dus ongetwijfeld binnenkort doen?
15 Hij inspireerde de wijze man Salomo, de zoon van koning David, ertoe het volgende in de bijbel op te tekenen: „Een geslacht [van mensen] gaat, en een geslacht komt; maar de aarde staat zelfs tot onbepaalde tijd” (Pred. 1:4). Hij inspireerde ook Jesaja ertoe te schrijven: „Dit heeft Jehovah gezegd, . . . de Formeerder van de aarde en de Maker ervan, . . . die haar niet louter voor niets heeft geschapen, die haar ter bewoning geformeerd heeft: ’Ik ben Jehovah, en er is geen ander’” (Jes. 45:18). Hij belooft derhalve dat de aarde nooit zonder menselijke bewoners gelaten zal worden. Wat hij derhalve volledig van de aardoppervlakte zal verwijderen, is het huidige, door gewelddadige mensen opgebouwde samenstel van dingen op deze aarde, die Gods eigendom is. Dit wordt ons verzekerd door de woorden van dankzegging die in het laatste boek van de bijbel staan opgetekend: „Wij danken u, Jehovah God, de Almachtige, . . . dat gij uw grote kracht hebt opgenomen en als koning zijt gaan regeren. Doch de natiën ontstaken in gramschap, en úw gramschap kwam, en de bestemde tijd . . . om te verderven die de aarde verderven.” — Openb. 11:17, 18.
16. (a) Welke vergevorderde plannen hebben de natiën thans, en welke waarschuwingen worden in dit verband geuit? (b) Op welke waarschuwing zullen wij allen evenwel wijselijk acht slaan?
16 Ter wille van het militaire voordeel hebben de natiën reeds vergevorderde plannen om „de aarde” in de grootste mate en op de ergst denkbare wijze te „verderven”. Bacteriën, chemicaliën, alsook verschrikkelijke explosieven worden gereedgehouden om ogenblikkelijk op de meest strategische wijze tegen elke vijand gebruikt te worden. Dit wordt niet geheimgehouden. Hier en daar hoort men zwakke waarschuwingen dat het menselijke bestaan wordt bedreigd. Hoewel deze waarschuwingen tijdig en gerechtvaardigd zijn, worden ze niet door de Schepper van de aarde, Jehovah God, ondersteund. De waarschuwing die hij in de bijbel heeft laten optekenen, heeft betrekking op zijn eigen optreden om degenen te „verderven die de aarde [zijn eigen schepping] verderven”. Hij zal doelgericht optreden. Er zullen goedgekeurde overlevenden zijn. Degenen die het leven liefhebben, vooral eeuwig leven in een Paradijs, willen graag tot die overlevenden behoren.